en familienaam vormden haar artiestennaam, een naam die gemakkelijk te onthouden zou zijn, vlot op de tong lag en bovendien duidelijk naar haar eigen afkomst verwees. ‘Zo konden de antisemieten meteen thuisblijven’, was haar commentaar, opgetekend door Els Brouwers, die de zeventigjarige danseres, choreografe, cineaste en auteur interviewde. Het boek Lydia Chagoll, 25 jaar ballet behandelt echter slechts haar eerste creatieve periode, die van de danskunst.
In ieder geval krijgen we uit die bladzijden wel een goed beeld van het door dans bezeten Nederlandstalige meisje uit Brussel. Toen de oorlog kwam, verliet het joodse gezin Brussel om uiteindelijk in Batavia in Nederlands-Indië te belanden en gedurende meer dan drie jaar in een Japans kamp opgesloten te worden. Haar ervaringen heeft Chagoll rond haar vijftigste neergeschreven in Buigen in Jappenkampen.
Maar in een van die kampen kreeg ze de kans de biografieën van Marie Curie en Isadora Duncan te lezen. Van de eerste bewonderde ze het doorzettingsvermogen en de wilskracht, van de tweede haar hele persoonlijkheid, haar dansen en haar streven naar vrijheid. Terug in Europa begint Lydia Chagoll intensief aan haar dansopleiding want ze heeft maar één doel: beroepsdanseres worden. Daarvoor zal ze dan ook alles overhebben. Ze volgt lessen bij verschillende leraren, studeert ondertussen ook ‘Germaanse letteren’ aan de universiteit van Brussel, werkt op kantoor en spaart om een eigen dansrecital te organiseren. Dat gebeurt in februari 1952. De recensies zijn positief en Lydia Chagoll ziet een droom in vervulling gaan.
De werkelijkheid is echter anders. Ze danst één seizoen in het balletkorps van de Gentse opera, moet daar ook als figurant optreden, verdient weinig en voelt er zich niet thuis. Ze keerde terug naar Brussel voor creatieve opdrachten als choreografe in de KVS en het Alhambra Theater. Expo '58 brengt een fantastisch
Lydia Chagoll (o1931) - Foto David Samyn.
dansaanbod en in 1959 publiceert Lydia Chagoll haar
Plaidoyer pour le Ballet Belge waarin ze pleit voor de opwaardering van de danskunst als volwaardige, autonome kunst en het oprichten van een nationale balletschool voor meisjes en jongens van 8 tot 18 jaar. Er komen positieve reacties o.m. van Jeanne Brabants die in Vlaanderen dezelfde strijd voert - met uiteindelijk meer succes - maar niet van de overheid. Er is nog altijd de ‘dominance française’ die tegenwerkt.
Chagolls ergernis over het feit dat zoveel onbevoegden balletles mogen geven en daardoor kinderen verkeerde technieken aanleren, leidt tot een tweede publicatie: Précis d'enseignement de la danse classique. Daarvoor heeft Lydia Chagoll eerst zelf in Parijs aan de Ecole Supérieure des Etudes Choréographiques het diploma van danspedagoge gehaald. Ze draagt haar boek op aan Assaf Messerer en zijn vrouw Irina Ihikominorva, twee uitstekende Russische danspedagogen die door Maurice Béjart naar Brussel werden gehaald om les te geven aan de dansers van het ‘Ballet van de XXste eeuw’ en die verbonden waren aan de Muntschouwburg. Tegelijkertijd moest Messerer nagaan in hoeverre hij in België een dansschool zou kunnen oprich-