liefdevolle familiebrieven in een schril licht zet. Met de twee oudste, maatschappelijk succesvolle zonen gaat het goed, maar met de derde zoon, een schilder, en de dochter die schrijfster wordt, zijn er blijkbaar al jaren grote moeilijkheden. De zoon leeft samen met een veel oudere, gescheiden vrouw en verkeert in artistieke kringen die vader bandeloos acht, de dochter heeft ontdekt dat ze alleen met een vrouw door het leven kan gaan. Ook tussen Gerard en zijn katholiek gebleven vrouw zijn de spanningen groot.
Met de jaren nemen die spanningen af; als hij heel oud is, lijkt de huiselijke vrede geheel hersteld, en heeft hij bijvoorbeeld de tweede vriendin van zijn dochter als een eigen dochter geaccepteerd. Tot een breuk in de familie is het nooit gekomen. Toch blijft de lezer voortaan wantrouwig bij de hartelijke toon die Walschap in zijn brieven blijkbaar wel erg gemakkelijk aanslaat en die heel wat kan verbergen, ook tegenover anderen. Er gaat een man achter schuil die zich eenzaam voelt in zijn gelijk en zijn geharnaste plichtsbetrachting, waardoor hij soms kan uitschieten in felle drift en bot onbegrip. Camaraderie gaat hem beter af dan vriendschap.
Wie er eenmaal op gaat letten, merkt dat de brieven in dit opzicht veelzeggend zijn door wat er niet in staat. De correspondentie met andere schrijvers gaat zelden dieper dan oppervlakkige complimenten aan de geadresseerde en even oppervlakkige kritiek op anderen. Er doen zich komische momenten voor als iemand een kritische noot over een derde aan de betrokkene overbrieft: Walschap probeert het dan ijlings goed te maken. Met Marnix Gijsen, die hij al heel lang kent, wisselt hartelijkheid af met bliksemflitsen. Jan van den Weghe, een jongere schrijver met wie hij een tijd lang intensief correspondeert, stoot hij ten slotte ruw van zich af omdat hij het gewaagd heeft zich agnost te noemen. Boon, die steeds toenadering zoekt, houdt hij opzichtig op een afstand. Claus blijft lange tijd vooral een virtuoos met weinig inhoud, al prijst hij, ver in de tachtig, Het verdriet van België uitbundig. Met Nederlandse schrijvers van betekenis heeft hij na de oorlog vrijwel geen contact meer. Nederland lijkt hem ook nauwelijks te interesseren, zeker niet na de jaren zestig, als daar het verval der zeden om zich heen grijpt. Nee, als er al eens een serie brieven opduikt die dieper op voor Walschap wezenlijke zaken in-gaat, dan is de ontvanger steevast een eerwaarde pater, die bereid is nog eens de argumenten omtrent het bestaan van God met hem te wisselen. Het oude strijdtoneel opnieuw bezocht.
Wat moet een oude krijgsheld ook anders als hij zijn oorlog heeft overleefd? Het starre katholicisme waartegen Walschap ten strijde trok, in zichzelf en in Vlaanderen, begon na de oorlog te verdampen, katholieken en niet-katholieken gingen zich met andere vragen bezighouden dan die waarop Walschap zich met zijn hartenbloed een antwoord had bevochten. Hij kreeg nu van alle kanten zijn gelijk cadeau, met een onverschilligheid die stak. In allerlei literaire en maatschappelijke kwesties die door de jongeren besproken werden, kwam hij, de bevrijder, ineens aan de kant van het behoud terecht. Dat je Walschap in deze brieven soms in de kaart kunt kijken, maakt hem bepaald niet minder menselijk. Zijns ondanks ziet de lezer iets van zijn ijdelheid, zijn bangelijkheid, zijn opvliegendheid en zijn kleine streken, maar ook van zijn wezenlijke grootmoedigheid, zijn humor en zijn warmte. In zijn laatste jaren kreeg hij plotseling de gewoonte om naar het buitenverblijf van zijn zoon te wandelen, dertig kilometer van zijn woning in Antwerpen. De kinderen hielden hun hart vast, maar konden hem er niet van afbrengen. Zo loopt hij dit boek uit, alleen langs de snelweg: klein, koppig, dapper.
Het zijn de onderhuidse spanningen die ook deze delen de moeite waard maken, al komen ze pas tot hun recht in hun natuurlijke samenhang met het eerste deel. De drie delen samen, met hun voorbeeldige annotatie, vormen een literair-historische prestatie van formaat. Maar brieven, hoe interessant ook, ontlenen hun belang uiteindelijk aan het gepubliceerde werk van een auteur. Het verzameld werk van Walschap is niet meer leverbaar. Laten we hopen dat deze brievenpublicatie ertoe zal leiden dat ook de romans, verhalen, essays van deze bijzondere schrijver weer in hun geheel toegankelijk worden. Hij verdient het.
Aad Nuis
gerard walschap, Brieven 1951-1965, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam / Antwerpen, 2002, 1027 p.
gerard walschap, Brieven 1966-1989, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam / Antwerpen, 2002, 899 p.
In 1999 werd Walschaps roman Adelaïde heruitgegeven in de reeks ‘Vlaamse bibliotheek’. Dat boek is, in tegenstelling tot het verzameld werk, wel nog leverbaar: gerard walschap, Adelaïde, Houtekiet, Antwerpen / De Prom, Baarn, 1999 (1929), 127 p. (Vlaamse bibliotheek nr. 2)
Stichting Gerard Walschap vzw, Prinsstraat 13, B-2000 Antwerpen.