Culturele kroniek
Literatuur
Een checklist van de werkelijkheid.
Nieuwe gedichten van Arjen Duinker
Een figuur die Scarpa heet, een vrouw met oorbellen, een Indische zanger, een vrouw met sproeten. Vier personages. Vier stemmen. We horen ze een voor een in ‘De molentrap van Scarpa’, de eerste cyclus van Arjen Duinkers nieuwe dichtbundel Misschien vier vergelijkingen - de eerste cyclus van vier. Wat wil de dichter toch met dat getal, zou je je kunnen afvragen. Welke geheime boodschap wil hij ermee overbrengen?
Zodra je beter vertrouwd raakt met Duinkers werk, besef je al gauw dat het stellen van die vraag weinig relevant is. Het antwoord zou wellicht onthutsend prozaïsch klinken. Vier is zomaar een getal. Een reëel getal, in alle betekenissen van het woord. Voor hetzelfde geld was vijf of zes of zeven het centrale getal van Misschien vier vergelijkingen geweest. Maar als dichter, als kunstenaar, of gewoon als mens heb je nu eenmaal dingen nodig waarmee je de ontelbare veelheid van de werkelijkheid kunt structureren. En dit keer, zo heeft Duinker besloten, mag een getal, het getal vier, die taak op zich nemen. Arbitrair? Ja. Maar niet zonder reden:
Waarom het een gebeurt en het ander niet.
In de bus aan een medereiziger,
Omdat ik geloof hecht aan het toeval,
aan kapsters en masseurs, omdat ze behulpzaam zijn.
Dit zegt de tweede stem die aan de beurt komt in de titelcyclus van de bundel. Dit fragment geeft meteen aan waar het om gaat in Duinkers poëzie: de werkelijkheid is een zee van mogelijkheden. Er is ontzettend veel in de wereld rondom ons. Er zijn bussen, bevolkt door passagiers, er zijn kapsters, er zijn masseurs.
Arjen Duinker (o1956) - Foto Klaas Koppe.
Er is toeval. Voortdurend gebeuren er dingen in die wereld, overal tegelijk. En toch gebeuren er ook dingen niet.
De dingen bijvoorbeeld die Duinker beschrijft in zijn gedichten. Die gebeuren niet, of in elk geval maar half. Ze bestaan alleen in de wereld van woorden die Duinker geschapen heeft, maar die op zich wel weer deel uitmaakt van de ‘werkelijke’ wereld. De taal verwijst immers ook naar zaken buiten zichzelf. Op het woord ‘stoel’ kun je niet zitten, luidt het klassieke voorbeeld. Arjen Duinker is gebiologeerd door elke werkelijkheid - zowel door degene die je met taal kunt creëren als door de tastbare, concrete werkelijkheid. En nog het meest van al door de wisselwerking tussen beide.
Duinkers favoriete stijlfiguren, de opsomming en de variërende herhaling, zijn daar misschien nog het beste bewijs voor. Zijn vorige bundel, De geschiedenis van een opsomming, waarmee hij in 2001 de Jan Campertprijs won, stond helemaal in het teken van de eerstgenoemde stijlfiguur. Ook in Misschien vier vergelijkingen wordt er heel wat opgesomd: