| |
| |
| |
De markt der ideeën
Ontwikkelingen binnen de Vlaamse opinieweekbladen
Marc Hooghe
werd geboren te Vichte in 1964. Is politicoloog en historicus. Hij is onderzoeker bij het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen aan de VUB en deeltijds docent aan de UIA. Hij publiceerde vooral over participatie, sociaal kapitaal en de rol van de media en recenseert geregeld voor het dagblad ‘De Standaard’. Samen met Dietlind Stolle stelde hij onlangs de bundel ‘Generating Social Capital’ samen.
Adres: Breendonkstraat 24, B-9000 Gent
In april 2002 verscheen het negende en laatste nummer van het Vlaamse weekblad Punt, dat twee maanden eerder met veel feestgedruis was gelanceerd. Het blad haalde in de laatste week van zijn bestaan niet eens meer een verkoop van 4.000 exemplaren, en de uitgever besloot dan ook vroegtijdig het hele project te beëindigen. Men had voor dit weekblad gerekend op een oplage van zo'n 20.000 exemplaren, een cijfer dat bij lange na niet werd gehaald.
Het nieuwe weekblad kende overigens een opvallende start: bij het verschijnen van het eerste nummer in februari 2002 kreeg het initiatief uitvoerig aandacht in alle andere media. Zelfs kranten die het duidelijk niet eens waren met de politieke strekking van Punt, bekeken het blad met enige welwillendheid. Nadat het aanbod binnen de Vlaamse opiniepers de afgelopen decennia stelselmatig schraler was geworden door faillissementen, overnames en een steeds verder gaande concentratietendens, leek er zich nu een ommekeer in te zetten: het aanbod in de krantenwinkel werd eindelijk opnieuw uitgebreid. Het verschil was wel dat terwijl er in de jaren zeventig en tachtig vooral aan de linkerzijde van het politieke spectrum allerlei nieuwe bladen werden opgericht, die meestal na een korte tijd een roemloos einde tegemoet gingen, er de afgelopen jaren vooral aan de rechterzijde een opvallende redactionele activiteit valt waar te nemen. Punt werd hier en daar zelfs voorgesteld als de voorbode van een nieuw conservatief reveil in Vlaanderen. Na een lange periode van afwezigheid zou er eindelijk opnieuw een conservatief-Vlaamsgezinde stem te horen zijn binnen de opiniepers. Het blad kreeg bovendien de nodige financiële ondersteuning. Er werden tien journalisten aangetrokken en de uitgever investeerde zo'n 1.250.000 euro in het blad. Nadat in 2001 het nieuwe weekblad Bonanza, dat duidelijk bedoeld was als rechtstreekse concurrent voor Humo, na korte tijd
| |
| |
ten onder was gegaan, leek er opnieuw beweging te komen in de Vlaamse weekblad-markt, die nu al drie decennia wordt beheerst door slechts twee titels: Knack en Humo.
Ook Punt heeft het dus niet lang volgehouden, onder meer ook ten gevolge van onenigheid tussen uitgever en redactie. Over het algemeen waren de reacties op het blad echter nogal lauw te noemen, voornamelijk door een duidelijk gebrek aan journalistieke flair. Niet alleen was de lay-out van het blad aan de saaie kant; ook de inhoud blonk niet uit door spitse formuleringen. Het blad kreeg dan ook de kritiek te horen dat het duidelijk niet gemaakt was door ervaren journalisten. Zelfs de hoofdredacteur, Peter de Roover, de voormalige voorzitter van de Vlaamse Volksbeweging, had geen journalistieke ervaring.
| |
Een christelijke stem
Het vroegtijdig einde van Punt betekent echter niet dat er in Vlaanderen geen markt meer zou bestaan voor een opinieweekblad met een vrij conservatieve strekking. Terwijl Punt uitpakte met een dure vierkleurendruk en echte krantenadvertenties, timmert het christelijk geïnspireerde Tertio intussen ijverig verder aan de weg en duidelijk met meer succes. Het blad bestaat nu al ruim twee jaar en heeft zo'n 7.100 abonnees. Tertio (de naam verwijst naar het derde millennium dat we hebben ingezet) verscheen voor het eerst in 2000, onder impuls van hoofdredacteur Bert Claerhout, die toen nog verbonden was aan de krant De Standaard, waar hij verantwoordelijk was voor de religieuze berichtgeving. Die rubriek ‘kerkelijk leven’ werd in de krant echter steeds meer gemarginaliseerd. De nieuwe hoofdredacteur van De Standaard, Peter Vandermeersch, koos immers radicaal voor een nieuwe koers waarmee hij de krant wilde afhelpen van haar ietwat oubollig, christelijk-conservatief imago. Volgens Claerhout maakt deze ‘perestrojka’-operatie deel uit van een ruimere maatschappelijke trend, waarbij de betekenis van het levensbeschouwelijke domein, en dan nog specifiek van het institutioneel-kerkelijke aspect ervan, stelselmatig wordt teruggedrongen. Tertio gaat inderdaad lijnrecht in tegen deze seculariseringstrend. Er gaat relatief veel ruimte naar allerlei religieuze thema's, waarbij echter zowel het officiële kerkelijke standpunt als de mening van kerkhervormers aan bod komen.
Voor veel waarnemers komt het als een contradictie over dat, net op het ogenblik dat de katholieke godsdienst het steeds moeilijker heeft om nog nieuwe leden te bereiken, er een nieuw christelijk weekblad ontstaat, dat ook nog een zeker succes kent. Voor sommigen was het verschijnen van Tertio zelfs aanleiding om te spreken over een nieuwe religieuze ‘revival’. In werkelijkheid is natuurlijk net het omgekeerde verschijnsel aan de hand. Tot voor kort hadden gelovige christenen helemaal geen behoefte aan een eigen
| |
| |
weekblad: de evoluties binnen de katholieke kerk kwamen uitvoerig aan bod in de gewone kranten en weekbladen. Die vanzelfsprekendheid is de afgelopen jaren sterk verminderd. In de kranten is de aandacht voor het levensbeschouwelijke sterk verminderd, ook in vroegere traditioneel-christelijke dagbladen als De Standaard of Het Belang van Limburg. Bovendien is de berichtgeving een stuk kritischer geworden en weerspiegelt ze duidelijk niet langer het officiële kerkstandpunt. Een krant als De Standaard wil ter gelegenheid van kerkelijke feestdagen heus nog wel eens een religieus stuk plaatsen, maar daarbij zal de aandacht veeleer gaan naar de dissidenten binnen de kerk, zoals bisschop Guyot, dan naar de officiële gezagsdragers van het instituut. Datgene wat zich beweegt in de marges van de kerk, krijgt in de gewone media veel meer aandacht dan het geïnstitutionaliseerde kerkverband. Dat geeft een verklaring voor het feit dat er nu blijkbaar wél behoefte is aan een christelijk opinieweekblad, terwijl dat een decennium geleden nog niet het geval was. Hoofdredacteur Bert Claerhout schreef bij de oprichting van het blad: ‘Belangrijk is dat Tertio geen project is tegen iets of iemand, maar een poging om de gelovige stem opnieuw een kans te geven in het maatschappelijk debat. Het is bekend dat de media vaak enkel spottend over geloof en zingeving schrijven, zonder een poging te doen zich in de diepere zijns- en wezensproblematiek in te leven.’
| |
Sober duurt het langst
Er zijn diverse redenen aan te geven waarom Tertio het relatief goed stelt, terwijl Punt reeds na twee maanden uit de rekken verdween. Ten eerste wordt Tertio gemaakt door ervaren journalisten, wat duidelijk niet het geval was bij Punt. Ook de verstandhouding tussen uitgever(s) en redactie lijkt beter te zijn bij Tertio dan bij Punt. Tertio hanteert ook een wat minder ambitieuze kostenstructuur: het blad wordt relatief sober gedrukt, en wordt gemaakt door een redactie van 5,5 journalisten. Het belangrijkste verschil lijkt echter de positionering op de markt: Punt presenteerde zich duidelijk als een nieuws- en opiniemagazine en trad op die manier rechtstreeks in concurrentie met Knack. Die concurrentieslag heeft het echter glansrijk verloren: niet alleen kan Knack rekenen op veel meer ervaring en een uitgebreide redactie, bovendien wordt dit blad ook ondersteund door de promotiemachine van het West-Vlaamse uitgeversconcern Roularta. Tertio, daarentegen, profileert zich veel duidelijker als louter een opiniemagazine en het blad heeft daarom veel minder last van commerciële concurrenten. Er is ten slotte ook een duidelijk verschil qua inkomstenstructuur: terwijl Punt vooral aan de man en de vrouw gebracht werd door middel van losse verkoop, heeft Tertio bijna uitsluitend abonnees, wat commercieel gezien natuurlijk veel interessanter is.
| |
| |
Dit alles betekent echter nog niet dat het voortbestaan van Tertio op langere termijn verzekerd is: bij de lancering van het blad werd gesteld dat men mikt op een oplage van ongeveer 10.000 exemplaren. Op dit ogenblik schommelt de oplage echter rond de 7.000, zodat het niet helemaal zeker is of het break-even-point van 10.000 op korte termijn zal worden bereikt.
Toch mag men op basis van deze - nogal beperkte - experimenten geen al te grote conclusies trekken omtrent de evolutie van de Vlaamse marketplace of ideas. In feite geldt hier dezelfde redenering als in verband met het levensbeschouwelijke domein. Het feit dat er nu een aantal meer conservatieve initiatieven opduiken, impliceert niet dat deze stroming opeens meer aanhang zou hebben, integendeel. Men kan er immers vanuit gaan dat meer behoudsgezinde kringen juist meer behoefte voelen aan het creëren van hun eigen persorganen, omdat ze in mindere mate aan bod komen, zowel in de algemene pers als in het politieke leven. Wat dat betreft wijzen opinieonderzoeken er duidelijk op dat het gedachtegoed, dat gecultiveerd wordt in publicaties als Punt of Tertio, voornamelijk gehuldigd wordt door een ietwat oudere generatie en dat het nauwelijks nog aanhang vindt bij de jongere leeftijdsgroepen. Over enkele decennia zal dit conservatief-gelovig standpunt wellicht volledig gemarginaliseerd worden.
| |
‘Linkse’ waarden?
Toch is het niet eenvoudig om een adequate term te bedenken om dit proces aan te duiden. Het gaat - in de traditionele betekenis van het woord - zeker niet om een ‘verlinksing’. Wat dat betreft zien we juist dat aan de linkerzijde alle traditionele ideologische bastions worden verlaten en dat ook socialistische partijen en organisaties de rol van het privé-initiatief erkennen. Voor wat de traditionele economische tegenstellingen betreft, kunnen we dus stellen dat we te maken hebben met een maatschappelijke verrechtsing, die voorlopig nog enigszins gecamoufleerd wordt door het huldigen van een Derde weg-centrumdiscours. Op het culturele vlak hebben we echter te maken met net de omgekeerde beweging. De traditioneel conservatieve geloofspunten - aandacht voor religie, arbeidsethos, respect voor autoriteit - worden stelselmatig ingeruild voor een meer postmodern waardepatroon. Daarin ligt de nadruk veel meer op zelfontplooiing, non-discriminatie, anti-institutionalisme en hedonisme. Uit internationaal vergelijkend onderzoek van de Amerikaanse politicoloog Ronald Inglehart blijkt dat België in de jaren tachtig en negentig nog enigszins achterop liep in deze tendens naar ‘postmodernisering’. Dat had ten eerste te maken met het gebrek aan een echte grootstedelijke cultuur in Vlaanderen, maar ook met de dominantie van de christelijke zuil binnen de politieke, onderwijs- en welzijnswereld. Daardoor waren veel zaken automatisch onbespreekbaar.
| |
| |
Sinds 1999, toen de eerste niet-confessionele regering sinds 1958 tot stand kwam, is er in België echter veel veranderd en het zou niet overdreven zijn te spreken van een waar inhaalmanoeuvre. Er is niet alleen de legalisering van euthanasie, het gedoogbeleid ten aanzien van softdrugs, het streven naar een meer multiculturele samenleving en de maatregelen tegen discriminatie van bijvoorbeeld homoseksuele paren, ook in het algemeen geldt dat de ethisch-conservatieve onderstroom nauwelijks nog aan bod komt binnen het politieke gebeuren. Ongeveer alle partijen lijken nu gewonnen voor een versterken van het individuele zelfbeschikkingsrecht van de burger en er gaan nauwelijks nog stemmen op voor een herwaardering van traditie en gemeenschapsgevoel. Zelfs de christen-democraten voelen duidelijk aan dat dit soort thema's niet langer de publieke opinie beroert en ze maken er dan ook in elk geval geen strijdpunt van. De groep burgers en intellectuelen die zweert bij de rol van traditie, gezag en gemeenschap, is daardoor politiek dakloos geworden en ook binnen de belangrijkste media-organen komt ze nauwelijks nog aan haar trekken. Vandaar dat deze groep wel haar toevlucht moet nemen tot het oprichten van eigen tijdschriften.
Het opduiken van een aantal nieuwe, conservatieve bladen mag daarom niet gezien worden als een aanwijzing dat er een algemene verrechtsing zou optreden binnen de Vlaamse publieke opinie, eerder gaat het om een soort achterhoedegevecht. Peter de Roover, korte tijd de hoofdredacteur van Punt, lijkt dit ook te beseffen als hij in een interview stelt: ‘Vandaag wordt in de Vlaamse pers te exclusief aandacht besteed aan een dominante libertaire stroming.’ Uit opinieonderzoek blijkt inderdaad dat dit postmodern waardepatroon stelselmatig terrein wint in Vlaanderen: het aantal mensen dat gelijke rechten wil toekennen aan bijvoorbeeld homoseksuele paren stijgt duidelijk, terwijl er zeker bij de jongere generaties ook massaal steun bestaat voor een legalisering van de euthanasiewetgeving. Het benadrukken - of zo men wil, het verheerlijken - van het individuele zelfbeschikkingsrecht, is dan misschien nog niet de hoofdstroom geworden binnen het Vlaamse ideologische landschap, alles wijst er op dat dit binnenkort wel het geval zal zijn en het ziet er niet naar uit dat de 7.000 abonnees van Tertio die structurele verschuiving zullen kunnen tegenhouden.
| |
Op zoek naar doelgroepen
Het is tegenwoordig gemeengoed om de structurele verschuivingen in onze westerse samenleving aan te duiden als een ‘individualiseringsproces’. Daarmee laat men uitschijnen dat mensen vaker op individuele basis hun eigen morele beslissingen nemen. De Duitse socioloog Ulrich Beck schrijft in dit verband dat elk individu nu zijn eigen planbureau is geworden. Het
| |
| |
is inderdaad correct dat de grote instellingen die tot voor enkele decennia een flink stuk van het publieke leven beheersten - vakbonden, kerken, zuilen, partijen - heel wat van hun pluimen hebben verloren. Ook gelovigen laten zich niet meer via de kansel overhalen om op een bepaalde partij te stemmen, laat staan dat ze nog inmenging van de kerk zouden dulden in verband met seksualiteit of anticonceptie. Toch stelt men het al te vaak voor alsof deze erosie van de instellingen geleid heeft tot een algemene Freisetzung, waarbij elke persoon nu op puur individuele basis haar/zijn eigen keuzes maakt. Een dergelijke opvatting is buitengewoon naïef te noemen: mensen functioneren nooit op louter individuele basis. Hun denken en doen wordt nog steeds bepaald door de normen die gehuldigd worden binnen zekere maatschappelijke groepen. Groepen die ze eventueel zelf hebben gekozen, waarvan ze deel uitmaken of zich juist tegen afzetten. Het verdwijnen van de instellingen betekent dus niet dat de samenleving nu opeens uit louter losse individuen zou bestaan; het betekent enkel dat de collectieve identiteitsvorming tegenwoordig op basis van andere criteria verloopt dan geloof of partijideologie.
Toegepast op de pers betekent dit dat de vroegere politiek/journalistieke conglomeraten verdwenen zijn. De Standaard is al lang niet meer de spreekbuis van een gedeelte van de CD&V, terwijl de band tussen De Morgen en de SP.a ook al tot een ver verleden behoort. Toch fungeren beide kranten nog altijd even sterk als symbool voor, en markering van een welomschreven maatschappelijke groep. Zoals Patrick Loobuyck opmerkt in zijn recente studie over het intellectuele debat in Vlaanderen: je kunt moeilijk als progressief intellectueel door het leven gaan als je niet bij tijd en wijle een vrije tribune schrijft in De Morgen. Uit sociologisch onderzoek blijkt dat de verschillende kranten nog altijd een heel specifiek lezerspubliek aanboren: als we weten welk opleidingsniveau en welk gezinsinkomen iemand heeft, in welke provincie die persoon woont, in welke economische sector hij/zij werkt en of men gelovig is of niet, dan kan men bijna perfect voorspellen welke krant die persoon zal lezen. De ‘levensstijl’ bepaalt nu tot welk doelpubliek men behoort - niet langer de partijkeuze. Dit soort ‘levensstijl’-berichten hebben echter een even grote maatschappelijk-structurerende impact als de partijcommuniqués die vroeger via deze kranten verspreid werden. Ondanks alle individualiseringsprocessen zullen de lezers van deze kranten nog altijd beïnvloed worden door wat ze in hun lijfblad lezen, net zoals dat enkele decennia geleden het geval was. De duidelijke partijpolitieke scheidingslijnen zijn dan wel vervaagd, dat betekent niet dat de voorspelbaarheid van ons gedrag als consument of krantenlezer zou zijn verminderd. Foucault wist het al: macht functioneert nog altijd op de meest effectieve wijze als ze zichzelf vermomt als ‘individuele keuzevrijheid’.
| |
| |
| |
De behoefte aan ideeën
Intussen krijgt de argeloze lezer op de opiniepagina's van kranten en tijdschriften een stortvloed van meningen en opinies over zich heen. Dit over-aanbod zorgt echter niet voor een opwaardering van het publieke debat, zoals men het vaak laat uitschijnen. Meningen worden tegenwoordig aan de lopende band geproduceerd en ze verliezen daardoor elke impact of diepgang. Het is een al te gemakzuchtige formule: men belt een aantal bekende Vlamingen op, die altijd klaar staan met een instant-mening en het programma is weer gevuld. Het onderscheid tussen een zorgvuldig opgebouwde en op feiten gebaseerde analyse en een oprisping uit de losse pols vervaagt daardoor volledig, waardoor de kwaliteit van het publieke debat juist achteruitgaat. Men zou dit een verkeerd begrepen democratisering kunnen noemen. Democratie betekent echter niet dat alle meningen evenveel waard zijn, het betekent wel dat alleen de kwaliteit van de redenering doorslaggevend mag zijn, zonder dat we rekening houden met de maatschappelijke status van diegene die de redenering maakt. We hebben kortom meer behoefte aan ideeën dan aan meningen.
|
|