Ons Erfdeel. Jaargang 45
(2002)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 623]
| |
PublicatiesJupiter en Clio in de Lage Landen.
| |
[pagina 624]
| |
vele van de verantwoordelijke Duitse ambtenaren intellectuelen waren die zich aangesproken voelden door de academische standaarden en door beroepsethiek, heeft hierbij een rol gespeeld. Universiteiten en academische instellingen werden niet gebruuskeerd en op haar beurt werd de voorzichtige Duitse beïnvloeding getolereerd. Mede daardoor sorteerde de politiek van de bezetter in België meer effect dan in Nederland op concreet terrein. Een gecommunautariseerd geschiedbeeld eiste zijn plaats op naast de ideé belge van Henri Pirenne. Maar vooral aan Vlaamse kant was de invloed van het anti-Belgisch Vlaams-nationalisme zo groot, dat de bezetter zich genoodzaakt zag af te remmen door lippendienst te bewijzen aan het officiële Belgische discours en dito geschiedbeeld waarin België werd voorgesteld als kruispunt tussen Germaanse en Latijnse cultuur. Terug naar af dus. Mislukte de beïnvloeding van de historische beeldvorming, de samenwerking tussen de bezetter en het professionele veld van geschiedbeoefenaars verliep heel wat vlotter waar het de conservering betrof van de sporen van het verleden. De bezetter voerde een actieve politiek, gericht op de bescherming van het culturele erfgoed als onderdeel van een antimoderne visie waarbij een ‘natuurlijk’ en harmonieus verleden model stond voor een maatschappelijke ordening. Daarnaast was er een evidente belangstelling voor de sporen van het Germaanse verleden. Beyen toont aan hoe de antimoderne aanwending van het verleden nauw aansloot bij de ideologie van heel wat geschiedbeoefenaars die daardoor weinig verkeerds zagen in het gevoerde beleid. Daar kwam nog bij dat vooral in Nederland heel wat instellingen, zoals het archiefwezen, monumentenzorg en het oudheidkundig bodemonderzoek nieuw leven ingeblazen werden. Hier gold als het ware het motto: more business as usual. Vele instellingen plukten dus in zekere zin de vruchten van de bezettingspolitiek. Het is een verrassend beeld dat tot dusver niet onderkend is en haaks staat op het bekende beeld van de grootschalige plundering van archieven, bibliotheken en musea. Dit laatste beeld beantwoordt zeker aan de werkelijkheid, maar Beyen voert aan dat het onjuist is roof te beschouwen als het enige kenmerk van de bezetting. Oorlog en verleden is een bijzonder rijk boek. Het is de vrucht van gedegen onderzoek en is gebaseerd op een breed palet aan empirisch materiaal. De lezer krijgt een inkijk in het functioneren van de geschiedenisfabriek. Het is tevens vernieuwend werk. De auteur normaliseert de bezettingsgeschiedenis door zich af te vragen op welke manier de ‘fabriek’ doorwerkte. Toch leidt dat niet tot een banalisering van het nationaal-socialistische bezettingsregime en van de verantwoordelijkheid van degenen die er hand- en spandiensten aan verleenden. Bruno de Wever marnix beyen, Oorlog & Verleden. Nationale geschiedenis in België en Nederland, 1938-1947, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2002, 606 p. |
|