Simone Weill. Heel de problematiek van de tegengestelde beweging, zwaarte tegenover lichtheid, vliegen versus vallen, is erin vervat. ‘Er moet een verwachting zijn in mijn stukken’, zegt Vanluchene over zijn manier van werken. ‘Iets dat de mensen doet hopen. Het soort illusie dat we tegen onze bittere Geworfenheit kunnen uitspelen.’ De Rafaëls, een stuk uit 1994, moet één van zijn laatste in relatief klassieke stijl zijn, met een welomschreven tijd-ruimtelijk kader (oorlogstijd in het West-Vlaamse Emelgem) en per repliek een duidelijke identificatie van de spreker. Een jaar later zou zich een radicalisering voltrekken waarbij al deze toneelzekerheden opgeblazen zijn, te beginnen met Montagnes Russes.
Die klassiekere schrifturen kunnen we herlezen; theatergezelschap De Korre bundelde de drie teksten die Vanluchene tussen 1990 en 1994 schreef. Zopas bracht uitgeverij Van Halewyck twee recente toneelstukken uit in één band, te weten De Naamlozen (1999) en Risquons-tout (2000), die beide sporen vertonen van het experimentele terrein waar Vanluchene ondertussen vaste voet kreeg. Tussen die twee publicaties in gaapt er een gat en dat is jammer. Het loont de moeite om die interessante tussenperiode te overschouwen waarin Vanluchene zijn eigen opbouw en vertelperspectief heeft geëxploreerd. Het is trouwens voor die experimenten dat hij in 1997 de Driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Toneelletterkunde kreeg.
Filip Vanluchene is 52. Hij volgde de acteursopleiding aan het Conservatorium van Gent en belandde, geheel volgens de geest van de tijd, in de geëngageerde collectieven van het politiek theater. In de jaren zeventig trok hij naar Italië om er toe te treden tot de theatergemeenschap van de latere Nobelprijswinnaar Dario Fo. Hij was er bij toen de Internationale Nieuwe Scène het legendarische Mistero Buffo op de planken bracht. Toen in 1981 zijn vader overleed, voelde hij zich genoodzaakt om het familiebedrijf in textieldistributie voort te zetten. Met theater zou hij vanaf dat tijdstip meer van op afstand bezig zijn. Het was het begin van een indrukwekkende reeks vertalingen uit het Frans, Italiaans, Duits en Engels. Vanaf 1990, met Casanova, kwam daar nog eens zijn eigen werk bij.
Zijn toneelwerk valt grosso modo uit elkaar in drie bestanddelen. Verteerd door het heilige vuur ontplooit hij zich in zijn beginnersjaren als de handelsreiziger van Dario Fo. Vanluchene zal mede de leer verspreiden en zich ten dienste stellen van het politieke ideaal. Tot pakweg 1990 vertaalt hij bijna uitsluitend stukken van Fo, eerst voor het NTG, daarna vooral voor de Internationale Nieuwe Scène, van Wij betalen niet (1984) tot Johan Padan (1992). In de jaren die volgen, valt de productie een beetje stil, maar in 2001 staat Vanluchene er toch weer voor de monoloog Franciscus, heilige jongleur van Assisi, gespeeld door Charles Cornette.
De twee andere onderdelen vallen telkens samen met de theaters waarmee hij een artistieke alliantie uitbouwde. In 1993 duikt hij op bij De Korre in Brugge, voor wie hij Madame Jaïre vertaalt van Michel de Ghelderode. Wat zijn eigen geschriften betreft, hij zal er de meer volkse vertellingen aanbieden, conform de interesse van artistiek leider Bob de Moor voor de kleine man. Vanluchenes taalkleur, preoccupatie door getallen, de aanwezigheid van mysterie, de hallucinante ontsporingen zitten allemaal in Hotel Terminus (1992), De Rafaëls (1994), Prinsenhof (1998) of De Naamlozen (1999).
Het gezelschap waardoor Vanluchene het meest geprikkeld werd om zijn schrijftechniek op de spits te drijven, was echter De Tijd. Artistiek leider en regisseur Lucas Vandervost heeft een buitengewone voorliefde voor literaire teksten en heeft met zijn frontale spreekrichting naar het publiek een manier ontwikkeld om de fantasie samen met het woord op te roepen. In deze gedepouilleerde speelstijl kan men zonder decorwisselingen of wat voor theatertekens dan ook, binnen de seconde overgangen maken in tijd en ruimte. Wat men benoemt, is. In 1995 leek het wel alsof Vanluchene met Montagnes Russes drie stappen ineens zette: eenheid van handelen, tijd en ruimte heeft hij achter zich gelaten. Hij betreedt een andere orde, die van de mentale toestand. Dat terrein ontgint hij verder, ook in bewerkingen, zoals Terwijl ik stierf van Faulkner, die hij in 1998 voor de KVS maakte toen Vandervost er een gastregie deed.
Lezend in de pas verschenen bundel valt steeds meer op hoe verwant Risquons-tout wel is met Montagnes Russes. Het is er de herkansing op, de perfectionering van. Vijf jaar geleden moest het theater nog de vereiste vormen