de oorspronkelijke versie van het typoscript diep weg te bergen in een kluis. Daar zit nog eens een smakelijk vertoog in, laten we zeggen voor de afscheidsrede t.z.t. van de nu nog jonge hoogleraar Oostindie.
Een jaar na de aangekondigde verschijning verscheen dan in drie delen Knellende Konink-rijksbanden: het Nederlandse kolonisatiebeleid in de Caraïben, 1940-2000, en daarvan is ook een editie voor het grote publiek uitgebracht onder de titel Het Koninkrijk in de Caraïben. De omvang van die verkorte geschiedschrijving bedraagt ongeveer eenvijfde van de complete studie. Uitdrukkelijk zij daarbij vermeld dat het niet gaat om een geschiedschrijving van de politieke verhoudingen tussen aan de ene kant Nederland en aan de andere kant Suriname en de Nederlandse Antillen. Of preciezer: het gaat slechts om de helft van die geschiedenis, te weten die van het beleid van Nederlandse zijde. Behalve omwille van het feit dat het hier om een studie in rijksopdracht gaat, zal die keuze ook wel te maken hebben met de praktische omstandigheid dat een evenwichtige studie van de andere kant van de zaak op veel problemen stuit: Suriname is een onafhankelijke natie en inzage in de archieven overzee wordt niet gemakkelijk gegeven - voorzover die archieven al niet verloren zijn gegaan bij de grote branden van de jaren '90. Voor die kant van de geschiedenis moeten we te rade bij auteurs als Hugo Fernandes Mendes met zijn Onafhankelijkheid en parlementair stelsel in Suriname (1989), Alex Reinders met Politieke geschiedenis van de Nederlandse Antillen en Aruba (1993) en Peter Meel met Tussen autonomie en onafhankelijkheid (1999).
Oostindie en Klinkers beschrijven minutieus de bestuurlijke verhoudingen tussen Suriname/ de Antillen/ Aruba en Nederland, een geschiedenis waarbij de Nederlandse maagd met pumps aan paradeerde over het vulkanisch gesteente op het erf van haar minnaars overzee. Bij het aantreden van zowat elke minister van koloniën of koninkrijkszaken werden die verhoudingen iets anders geformuleerd en vastgelegd in andere documenten, maar de pumps bleven knellen, de hitte van de lava bleef door de zolen heen voelbaar. Het was koningin Wilhelmina die in de oorlogsjaren de eerste voorzetten gaf tot een radicale herschikking van de oude koloniale verhoudingen met een aantal radiovoordrachten voor Radio Oranje. Want in 1940 werden de Nederlandse bezittingen ver weg nog koloniaal bestuurd. Eerst met het Statuut van 1954 zouden Wilhelmina's fraaie woorden ook kracht van wet krijgen: de drie delen van het koninkrijk, Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen kregen een gelijkwaardige status en zouden elkaar ‘wederzijds bijstaan’ (haha); alleen op het gebied van buitenlandse zaken en defensie zou Nederland de zaken van de overzeese rijksdelen behartigen. Met een Welvaartsplan voor de economisch-sociale zaken en de Sticusa voor de culturele uitwisseling (lees: cultuurexport van Nederland, dus opnieuw haha) kreeg het Statuut handen en voeten. Niettemin werd er gemord: een Rondetafelconferentie in 1961 mislukte faliekant, de mei-revolte van 1969 op Curaçao met ingrijpen van Nederlandse mariniers maakte voor Nederland duidelijk dat de weg naar soevereiniteit van de Caraïbische gebiedsdelen snel moest worden ingeslagen. Eind 1974 verklaarde de Surinaamse premier Henck Arron dat Suriname ultimo 1975 onafhankelijk zou worden; met behulp van de Nederlandse duwboten Den Uyl en Pronk werd dat ook inderdaad gerealiseerd. Vervolgens kwam de Arubaanse duwboot Betico Croes in de vaart. Die stevende af op een aparte status van Aruba binnen het koninkrijk, want
vooral tussen Curaçao en Aruba had het nooit goed geboterd. Suriname leefde toen al zes jaar onder een militair regime, mensen waren standrechtelijk geëxecuteerd en een binnenlandse oorlog dreef het land verder naar de afgrond. De grote dekolonisator, premier Joop den Uyl had zijn droom in rook zien opgaan, en bekomen van die koude douche, hield hij zich als minister die ook de Antillen in zijn portefeuille had, gedeisd toen Aruba ook zijn onafhankelijkheid opeiste (liefst met een geldzak van vergelijkbare omvang als Suriname gehad had). Met het aantreden van minister Hirsch Bailin tekende zich rond 1990 echter een geheel ander beleid af: dat van het ‘deugdelijk bestuur’. Sint Maarten werd onder curatele gesteld, het moest afgelopen zijn met het rovershol (de term is van VVD-senator Bolkestein). De bevolking van Aruba keek richting Suriname, zag dat het niet goed was en sprak zich in een referendum eind 1993 massaal uit tegen onafhankelijkheid. Betico Croes af door de zijdeur.
In december 2001 was ik op de Nederlandse Antillen, ik was er vijftien jaar niet geweest.