volgt hij zijn leraar Otto Puchstein naar Berlijn en wordt na een zogenaamde ‘Umhabilitierung’ eveneens privaatdocent kunstgeschiedenis. In 1914 laat Jolles zich tot Duitser naturaliseren en vecht als oorlogsvrijwilliger van 1914 tot 1916 aan het front in Frankrijk.
Nadat de Gentse universiteit in 1916 in het kader van de Duitse ‘Flamenpolitik’ vernederlandst was, werd Jolles aan deze ‘Vlaamsche Hogeschool’ benoemd tot ‘gewoon hoogleraar in de oudheidkunde en beschavingswetenschap’. In Gent leerde hij o.a. de Duitse uitgever Anton Kippenberg kennen, die vanaf 1916 in zijn Insel Verlag te Leipzig een ambitieuze reeks met vertalingen van Vlaamse auteurs uitgaf. Aan het initiatief van Kippenberg is het vooral te danken dat er aan de Universität Leipzig een leerstoel neerlandistiek werd ingericht, waar o.a. de toekomstige Duitse ambtenaren voor Vlaanderen moesten worden opgeleid. Na enige vertraging werd Jolles daar met ingang van het zomersemester van 1919 benoemd tot ‘Professor der flämischen und nordniederländischen Sprache und Literatur’. Later werd zijn leerbevoegdheid verruimd met het vak vergelijkende literatuurwetenschap. Verschillende pogingen van o.a. Huizinga om Jolles aan een leerstoel in Nederland te helpen, mislukten. In 1933 werd Jolles lid van de nationaal-socialistische partij NSDAP, wat leidde tot een breuk met veel familieleden en vrienden. Ook na zijn emeritaat in 1939 werd hij met de verdere waarneming van zijn leerstoel belast en gaf hij tot in het zomersemester van 1945 college. Op 22 februari 1946 is Jolles in Leipzig op 71-jarige leeftijd overleden. Volgens zijn dochter Barbara heeft hij zelfmoord gepleegd.
Tot zover een kort overzicht van de belangrijkste biografische gegevens van deze ‘gebildeter vagant’, zoals hij zichzelf in een van zijn laatste brieven noemde. Walter Thys heeft dit citaat als titel gekozen voor zijn indrukwekkende editie van brieven en documenten van, aan en over André Jolles. Het boekdeel verzamelt meer dan 1300 brieven en brieffragmenten, waarvan ongeveer twee derde (875) in het Duits gesteld is en een derde (441) in het Nederlands. Daarnaast bevat deze verzameling enkele omvangrijke, niet eerder gepubliceerde teksten en documenten van Jolles, een zo volledig mogelijke bibliografie van en over hem, een lijst van alle door Jolles aan de universiteiten van Freiburg, Berlijn, Gent en Leipzig gehouden colleges, seminaries en oefeningen en ook nog een groot aantal illustraties en reproducties van documenten. Al met al een nauwelijks te overziene hoeveelheid gegevens die naar de intentie van de editeur de basis moet vormen voor een diepergaande ‘Jolles-Forschung’.
De interessantste vragen die men in een dergelijk Jollesonderzoek kan stellen, lijken mij twee aspecten te betreffen: het sociaal-historische en het wetenschapshistorische. Sociaal-historisch zouden we kunnen spreken van een buitengewoon leven van een groot geleerde, waarin wetenschappelijke prestaties en succes gepaard gaan met mislukking en tragiek. Dit laatste wordt misschien het duidelijkst zichtbaar in het verbreken van sommige persoonlijke relaties en vriendschappen, waarbij in de eerste plaats moet worden gedacht aan zijn oudste dochter Jeltje en aan Johan Huizinga.
De 477 brieven die Jolles tussen 1911 en 1938 aan zijn dochter teltje schreef, vormende kern van de verzameling. Thys ziet in deze brieven een ‘meer dan twintig jaar durend privatissimum’ waarin veel van ‘wat vervluchtigd is in gesprekken en verloren in dictaatcahiers’, bewaard en beschikbaar ligt. Ondanks de intense band tussen vader en dochter leidt Jolles' lidmaatschap van de NSDAP (1 mei 1933), zijn verdediging van deantisemitische politiek in Duitsland en zijn moeilijk te begrijpen enthousiasme en praktisch engagement voor het nationaal-socialisme al begin 1934 tot een breuk met Jeltje, wier man Hellmuth Goldschmidt in het jargon van de nazi's ‘Halbjude’ was.
Ook Jolles' vriendschap met Huizinga ging na meer dan drie decennia in 1933 teloor ten gevolge van zijn actief nationaal-socialistisch optreden. Terwijl van de brieven van Huizinga aan Jolles zo goed als niets is teruggevonden, zijn er 193 brieven van Jolles aan Huizinga bewaard. Helaas zijn er hiervan maar 41 in Thys' boek opgenomen, omdat hij de 152 Jollesbrieven uit de tussen 1989 en 1991 verschenen Briefwisseling van Huizinga niet nog eens wil publiceren. Thys stelt er zich tevreden mee op de chronologische plaats van deze brieven verwijzingen naar de Briefwisseling in te lassen.
Ook wetenschapshistorisch zijn er in de toegankelijk gemaakte bronnen enkele interessante aspecten die nader onderzoek verdienen.