congressen, geheim onderduikadres in Zuid-Engeland waar ze op gezette tijden kon uithuilen om dan weer met frisse moed... nee, zo slecht was het allemaal niet verlopen met haar. En nu jij, Bo...
Ik hield het nog korter. Een opsomming van zes min of meer exotische landen, een lieve vrouw, twee kinderen, en nog steeds onrust.
‘Ik heb de meeste van je verhalen gelezen,’ zei ze, ‘zo kon ik je een beetje volgen natuurlijk.’
‘Allemaal gelogen...’ Zo kun je het beste verdere vragen naar die dingen afkappen.
‘Ben je met een nieuw boek bezig?’
‘Ach, de een spaart postzegels, de ander krabbelt in zijn vrije tijd in een schriftje.’ Zo wordt meestal verdere nieuwsgierigheid afdoende gesmoord.
‘Sorry dat ik ernaar vroeg, Bo.’ Godverdomme, dacht ik. Tegenover haar, zo vreemd en toch zo vertrouwd, zou ik nu juist heel openhartig kunnen zijn. Zij, juist zij, zou kunnen begrijpen hoe verdomd moeilijk het was om het eiland Bougainville op papier te krijgen. Ze legde haar vork en mes neer. ‘Kun je me nu vertellen hoe het is gebeurd? In Bangladesh?’
Een feitelijk relaas. Een proces-verbaal. Op die en die dag begaf T.V. zich naar Chittagong. Het toeval wilde dat een vrouwelijke Rode Kruisarts... De ware toedracht? Tja, nog vragen genoeg, maar van een misdrijf was geen sprake. Een ongeluk, daar houden we het maar op. Af en toe vragen van haar kant, hele concrete. Hoe laat gebeurde het? Hoe werd hij naar Dacca gebracht? Wie heeft zijn vrouw ingelicht?
Ze keek strak naar buiten, roerend in haar koffie. Glansden haar ogen meer dan tevoren? Huilde ze van binnen? Was ze mij vergeten?
De stilte werd pijnlijk.
‘Begrijp jij hoe het noodlot werkt, Madeleen?’ Ze liet niet merken dat ze me hoorde.
‘Je bevindt je samen uitgerekend in zo'n afgelegen pestland en dan gebeurt zoiets. Ik weet dat hij vaak aan mij dacht, en ik heb hem vaak in mijn verhaaltjes gebruikt, zijn uiterlijk, dingen die hij vroeger zei, een paar gemeenschappelijke avonturen... Als ik was meegegaan naar Cox's Bazaar die dag, had ik hem misschien kunnen redden. Weet je, Madeleen, dat ik deze gedachte nog nooit tegenover iemand heb uitgesproken...’
Nu keek ze me aan. Ik pakte haar hand en zo zaten we heel lang en ze huilde geluidloos.
‘Je hoeft je zelf niets te verwijten, Bo.’ Een glimlach door tranen heen. Ik keek naar haar vingers. Heel lichtroze gelakte nagels, geen ringen. Roerloos lagen ze in mijn hand.
‘Niemand weet,’ zei ze, ‘niemand weet dat ik hem nog gezien heb. In Amsterdam. Hij moest naar Wenen, maar eerst waren we nog samen. Vieren-