Ons Erfdeel. Jaargang 45
(2002)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 398]
| |||||||||||||||||
Immigrantenvrouwen in het centrum van Brussel - Foto Tim Dirven.
| |||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||
Multicultureel burgerschap
| |||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||
dacht wegens het grote aantal asielaanvragen. Het erkenningspercentage ligt echter vrij laag, meestal rond de 10%, de anderen worden geacht het land te verlaten. Ook de arbeidsmigratie is niet volledig uitgebannen, hoewel deze nu op kleinere schaal en onder striktere voorwaarden plaatsvindt. Verschillende landen hebben regelingen om hooggeschoolden toe te laten of hanteren quota voor seizoenarbeiders. Tot slot is er ook nog de illegale migratie. Naar schatting komt jaarlijks een half miljoen mensen Europa illegaal binnen, meestal met behulp van mensensmokkelaars die zich hiervoor goed laten betalen. Mensen zonder verblijfsstatuut nemen zowel economisch als juridisch een kwetsbare positie in; bovendien vormen ze een bedreiging voor het functioneren van de verzorgingsstaat. Deze factoren zijn de drijfveren van de ‘regularisatiecampagnes’ die verschillende landen hebben doorgevoerd. Sinds de jaren zeventig is in Europa het verblijf van al meer dan 1,8 miljoen mensen op die manier gelegaliseerd. Naast de migratie van buiten de Europese Unie is er ook nog de migratie binnen de Unie. Eén vierde van de vreemdelingen binnen de Unie is onderdaan van een andere lidstaat van de EU. Voor België ligt dit aantal om verschillende redenen dubbel zo hoog. | |||||||||||||||||
Heldere theoretische conceptenAls antwoord op het migratiebeleid hebben de Europese landen een migrantenbeleid moeten uitwerken. Doordat men lang in het gastarbeidersmodel is blijven geloven is men echter relatief laat begonnen met de uitbouw van een coherent migrantenbeleid. In het migrantenbeleid nam de notie ‘integratie’ een belangrijke en centrale plaats in. In België spreekt men zelfs van een ‘integratiebeleid’. Wie echter wat persberichten en het maatschappelijk en politiek discours over het migrantenbeleid volgt, botst al snel op heel wat andere termen die gebruikt worden in het debat: assimilatie, segregatie, acculturatie, inburgering, minorisering, emancipatie, participatie, multi- (of inter)cultureel burgerschap. Nieuwkomers verwerven via een adaptatieproces een eigen plaats in de samenleving. Bij adaptatie spelen twee factoren een belangrijke rol: a) de gehechtheid aan de eigen culturele identiteit en b) de mate van contact met de cultuur van de gastsamenleving. Aan de hand van deze twee variabelen kan men vier adaptatievormen op het spoor komen.Ga naar eind(1)
| |||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||
Segregatie betekent dat een groep migranten op één of meer gebieden apart staat van de rest van de samenleving. Iemand kan gemakkelijk zijn of haar eigen cultuur behouden want er is geen uitwisseling met de gastsamenleving. Dit proces resulteert in een multiculturele samenleving waarin verschillende culturen naast elkaar leven. Deze strategie is in het verleden dikwijls beproefd, maar ook nu zijn er nog voorbeelden, zoals de aanwezigheid van grote groepen migranten in bepaalde delen van de (voor)stad, of de manier waarop bepaalde groepen orthodoxe chassidische joden zich in de Europese samenleving profileren. Het gebruik van de segregatiestrategie zegt op zich niets over de sociaal-economische positie. Assimilatie betekent dat de minderheid de sociale en culturele kenmerken van de meerderheid overneemt om ten slotte volledig in de dominante cultuur op te gaan. Het resultaat is een homogene, monoculturele samenleving. De assimilatiegedachte lag aan de basis van de populaire Amerikaanse melting-pot opvatting. De assimilatie-ideologie berust op de vooronderstelling dat een multicultureel beleid leidt tot desintegratie en balkanisering van de samenleving. De assimilatiegedachte is ook de onderliggende ideologie van extreem-rechts. Het standpunt van de rechts-extremisten vatten ze zelf samen in de slogan: ‘aanpassen of terugkeren’.Ga naar eind(2) Marginalisering betekent dat een groep zich niet meer herkent in de eigen cultuur, noch in die van het gastland. Deze ontwortelde mensen hebben geen enkel houvast meer; ze zijn op zoek naar een identiteit van waaruit ze hun leven opnieuw vorm kunnen geven. De meeste EU-landen hebben in hun beleid officieel gekozen voor integratie. Men spreekt over ‘het inpassen van nieuwe bevolkingsgroepen in een samenleving zonder dat ze hun culturele kenmerken moeten opgeven of worden geïsoleerd van de meerderheid’. Integratie is participatie aan de samenleving zonder als gemeenschap apart te worden behandeld (segregatie) en zonder verplichte vergaande conformering aan de socio-culturele kenmerken van de meerderheid (assimilatie). Culturele verschillen zouden geen belemmering mogen vormen voor participatie aan de verschillende aspecten van de samenleving. Integratie is bij wijze van spreken de ‘third way’, die zowel de Scylla van de assimilatie als de Charybdis van de segregatie wil vermijden. De bedoeling is dat men niet enkel naar een multiculturele samenleving evolueert waarin verschillende groepen mensen naast elkaar leven, maar waarin verschillende groepen mensen samen met elkaar leven. Men streeft naar een samenleving waarin verschillen worden erkend en waarin mensen daarmee leren omgaan door zich open te stellen voor de ander en via interactie van die ander te leren. Of zoals het met een boutade wordt uitgedrukt: Multicultuur no, intercultuur si!Ga naar eind(3) | |||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||
Complexe en genuanceerde praktijkDe diverse landen hebben het begrip integratie in de praktijk uiteenlopend ingevuld. Er bestaan grote verschillen in de concrete aanpak van minderheden, de houding t.a.v. religieuze en culturele verschillen, de mogelijkheden tot politieke participatie en de nationaliteitswetgeving. Er worden, heel in het algemeen, twee richtingen onderscheiden: het Britse en Nederlandse model van de multiculturele samenleving enerzijds, en het assimilatie- en inpassingsbeleid zoals we dat o.a. in Frankrijk aantreffen anderzijds. Maar deze tweedeling tussen British/Dutch multiculturalism en French etatist acculturation strategy is te generaliserend. Veel landen hebben een beleid dat zowel elementen van het ene als van het andere in zich draagt. Bovendien is men het lang niet altijd eens over de typering van een beleid. Het Belgische integratiebeleid bijvoorbeeld wordt door de overheid en de verdedigers ervan zo voorgesteld alsof het aanleunt bij een multicultureel integratiebeleid dat veel ruimte laat voor diversiteit en pluralisme.Ga naar eind(4) Critici beweren echter - en ze kunnen dit op een aantal terreinen ook duidelijk aantonen - dat de Belgische gedragslijn een assimilatiebeleid is.Ga naar eind(5) Volgens deze laatsten wordt het integratieconcept misbruikt als dekmantel voor gedwongen en eenzijdige aanpassing van minderheden aan de dominante cultuur. Er zou ook een verschil bestaan tussen het Waals en het Vlaams integratiebeleid. (De bevoegdheid voor het onthaal en de integratie is immers geen federale materie). Vlaanderen zou meer de klemtoon leggen op elementen die overgenomen zijn uit het Angelsaksische multiculturele model, terwijl Wallonië meer kenmerken vertoont van het Franse inpassingsbeleid: dit stelt zich terughoudender op tegenover publieke erkenning van minderheidsculturen.Ga naar eind(6) Het is opvallend dat de factoren cultuur, eigenheid en identiteit bijna overal een zeer belangrijke rol spelen. De migrantenproblematiek wordt dikwijls tot culturele verschillen teruggebracht. Het overbeklemtonen van het culturele verschil is er echter debet aan dat de voornaamste breuklijnen van sociaal-economische en politieke ongelijkheid, van diverse gradaties van macht en machteloosheid, mondigheid en onmondigheid worden verwaarloosd. De houding tegenover de culturele eigenheid is ook bepalend voor andere aspecten van het beleid. Zo gaat de inpassingsgedachte in België en Frankrijk hand in hand met een naturalisatiebeleid. Het is ook niet toevallig dat landen die het multiculturele model hanteren al (lokaal) stemrecht voor migranten van buiten de EU hebben kunnen invoeren (de Scandinavische landen, Nederland en Groot-Brittannië). De houding t.a.v. culturele integratie wordt ook weerspiegeld in de organisatie van het onderwijs, het ondersteunen van het verenigingsleven en de relaties met de islam. | |||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||
Zoals steeds is de sociale werkelijkheid complexer en genuanceerder dan het theoretische model. Zo kan segregatie verschillende vormen aannemen, gaande van religieuze, over economische, naar sociale, educatieve en ruimtelijke segregatie. De scheiding tussen de vier voorgestelde adaptatievormen is bovendien niet zo strikt als de figuur suggereert. De sociale werkelijkheid bestaat immers uit tal van domeinen waarop men telkens een verschillende vorm van adaptatie kan toepassen. Zo kan men zich integreren wat de taal betreft maar kiezen voor segregatie inzake religieuze beleving. Men kan kiezen voor assimilatie wat betreft kleding, integratie in het onderwijs, maar voor segregatie wat betreft de zwemlessen. Meestal is men het er in de westerse, liberaal-democratische staten wel over eens dat men in de privé-sfeer zijn levenswandel vrij kan kiezen; ook kan men zijn persoonlijk identiteit invullen met culturele en religieuze elementen. Het is juist kenmerkend dat de liberale overheid zich neutraal opstelt ten aanzien van diverse individuele levensprojecten. Met een minimalistisch integratiebeleid, waar het behoud van de eigen cultuur ophoudt en de integratie begint bij de voordeur, heeft men dus geen probleem, zolang men maar niet belemmert dat anderen ook in vrijheid hun leven kunnen uitstippelen. De discussie begint echter zodra men de privé-sfeer verlaat. Wat kan behoud van cultuur nog betekenen in de publieke sfeer, bijvoorbeeld inzake het recht, de politiek of het onderwijs? De strikt theoretische scheiding tussen de privé-sfeer en de publieke sfeer blijkt in de praktijk onhoudbaar. Het is onmogelijk religie volledig naar de privé-sfeer te verwijzen, terwijl voor de gelovigen het beleven van de godsdienst bij uitstek een gemeenschapsgebeuren is dat ook repercussies heeft op het publieke leven. De discussie hierover is nog lang niet afgesloten. Bovendien werkt men dikwijls met twee maten en nog veel meer gewichten. Tot voor kort prijkten nog tal van kruisbeelden in de Belgische rechtszalen, terwijl een sluier op school al jaren voor controverse zorgt. Ook uit survey-onderzoekGa naar eind(7) blijkt dat de praktijk genuanceerder is dan de theorie. Uit de resultaten blijkt dat verschillende etnische groepen een eigen integratiegeschiedenis hebben die bovendien nog niet ten einde is. Dat Nederland en België een eigen officieel integratie-opvatting hebben, sluit niet uit dat verschillende groepen migranten zich op uiteenlopende wijze verhouden tot dit discours. Bovendien is het niet zo dat individuen op elk maatschappelijk domein vrij kunnen kiezen welke adaptatievorm ze willen hanteren. Zo kan het zijn dat iemand wel zegt dat hij het contact met de gastsamenleving belangrijk vindt, maar dat daar in de praktijk weinig van te merken is, bijvoorbeeld omdat er een taalbarrière bestaat, men geen plaats vindt op de arbeidsmarkt, of in de buurt enkel met migranten in contact komt. Belangrijk is ook de | |||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||
invloed van de omgeving en de gastsamenleving. De segregatie, assimilatie of integratie hoeft niet per se spontaan te gebeuren, ze kan ook gestuurd en zelfs opgelegd zijn. Naast de adaptation side (de wijze waarop migranten zich (willen) inpassen in de ontvangende samenleving) is er ook een treatment side (de wijze waarop de ontvangende samenleving reageert op de aanwezigheid van migranten).Ga naar eind(8) In een samenleving waar discriminatie van een bepaalde groep migranten schering en inslag is, zal die groep segregeren in plaats van integreren, omdat men doodeenvoudig geen kansen krijgt. Als men bv. het stemrecht niet openstelt voor vreemdelingen van buiten de EU, kan men moeilijk maatschappelijk-politieke assimilatie of integratie verlangen. Hierbij komen ook andere vragen naar voren. Bijvoorbeeld, met welke middelen moet integratie worden afgedwongen, als men het überhaupt al kan of mag afdwingen? Is integratie een voorwaarde voor het toekennen van bepaalde rechten, of moet de integratie juist bevorderd worden door bepaalde rechten sowieso toe te kennen? Concreet: is het aannemen van de nationaliteit van het gastland of het krijgen van stemrecht een gevolg van het feit dat men geïntegreerd is of is het een voorwaarde om zich verder te integreren. De discussie is vicieuze cirkel die dol draait. | |||||||||||||||||
Afscheid van ‘integratie’Het grote probleem schuilt in de vaagheid en de dubbelzinnigheid van de term ‘integratie’. Enerzijds insisteert hij op het behoud van de eigen cultuur, anderzijds vereist integratie ook een zekere mate van aanpassing. Voor de praktijk blijft het echter onduidelijk op welke terreinen men inpassing vraagt en op welke terreinen men de eigen identiteit kan accentueren. Bovendien kan men blijven discussiëren over de vraag wat die identiteit behelst. Wat is precies die culturele eigenheid van West-Europeanen, van Turken, van Afrikanen, van Marokkaanse Brusselaars? Deze onduidelijke betekeniscontext waarin het migrantenbeleid zich heeft ontwikkeld is politiek uitgebuit zowel door ‘progressieve’ als ‘conservatieve’ strekkingen. Terwijl de progressieven pleiten voor maximale diversiteit, zijn de behoudsgezinden voorstander van een monocultuur, maar beide denkrichtingen menen hun ideeën te kunnen lezen in het integratieconcept. Op die manier is de notie integratie altijd controversieel geweest, waardoor dit begrip nu moeilijk nog als een efficiënt politiek instrument kan worden gebruikt. Integratie is geen neutrale term meer: voor sommigen is hij een symbool voor een vergaande vorm van pluralisme, voor anderen daarentegen voor een vorm van assimilatie. Er wordt ondertussen ook gesproken over ‘het failliet van het integratiebeleid’.Ga naar eind(9) Geen enkel land is er immers in geslaagd de sociale, maatschappelijke en economische achterstand en achterstelling van bepaalde groepen migranten volledig weg te werken. Dit blijkt onder meer uit onderzoek naar | |||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||
stedelijke segregatie, naar de positie in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en de oververtegenwoordiging van migranten in de werkloosheidscijfers. De hoop dat het integratiebeleid vruchten zou afwerpen op het gebied van de sociaal-economische en maatschappelijke positie van de allochtonen is ijdel gebleken. Vanuit de integratiegedachte en de ideeën over de multiculturele samenleving wordt gesteld dat etnische afkomst, cultuur of religie geen invloed zouden mogen hebben op de prestaties in het onderwijs en de participatie aan de economie, maar bij een eerste evaluatie blijkt dat vooralsnog geen enkel model adequaat is geweest.Ga naar eind(10) De aandacht verschuift dan ook steeds meer van culturele naar sociaal-economische integratie met als voornaamste doel dat leden van etnische minderheden een gezonde plaats verwerven op de arbeidsmarkt.Ga naar eind(11) In Nederland is in dat opzicht de verschuiving van het debat in het begin van de jaren '90 opmerkelijk. Die verschuiving kwam er mede door de invloed van het WRR-rapport van 1989Ga naar eind(12) en enkele uitspraken van voormalig VVD-fractievoorzitter Bolkenstein.Ga naar eind(13) Het accent van het minderhedenbeleid moet minder op het behoud van de identiteit liggen en meer op integratie en maatschappelijke participatie. Doordat het beleid tekortschoot, heeft het (multi)culturalisme plaats moeten maken voor een structurele aanpak: meer dan voorheen werd de nadruk gelegd op de relatie tussen de migrant en, de arbeidsmarkt, het onderwijs, taalkennis, enz... Cultuurbeleving werd primair als een privéaangelegenheid beschouwd, en de sociaal-economische integratie won aan belang. Het ‘culturele minderhedenmodel’, het multiculturele aspect van het beleid, werd vervangen door een integratiemodel, dat op inburgering gericht is. In 1994 werd op regeringsniveau het minderhedenbeleid voor het eerst vervangen door een integratiebeleid, omdat de aandacht niet eenzijdig op de minderheden moet worden gevestigd, maar op de samenleving in haar geheel.Ga naar eind(14) Bovendien gaat men ook steeds meer de aandacht vragen op de mogelijke werkzaamheid van discriminatiemechanismen bij de autochtone instanties, de bevolking, werkgevers, onderwijssystemen, politiediensten, enz. Ook vanuit deze invalshoek haalt de integratieaanpak geen hoge score. Vandaar dat men sinds het midden van de jaren '90 in verschillende landen meer en meer voor de uitbouw van ‘een anti-discriminatie- en gelijke kansenbeleid’ is opgekomen. | |||||||||||||||||
Een nieuw burgerschapAl deze moeilijkheden maken de integratiediscussie overbodig. Ik wil dan ook een lans breken voor een nieuw discours dat niet alleen een nieuwe terminologie voorstelt maar ook een fundamenteel andere benadering. Het beleid moet de vage en ambigue notie ‘integratie’ achter zich laten en zich | |||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||
concentreren op de uitbouw van een actief, pluralistisch en open burgerschap. Dat moet gestalte krijgen door alle inwoners, zowel allochtonen als autochtonen. Het debat over integratie, assimilatie en inpassing is achterhaald en zit muurvast. Telkens werd op een dualistische wijze gediscussieerd en nagedacht: de allochtonen versus de autochtonen, wij versus zij, meerderheid versus minderheid.Ga naar eind(15) De burgerschapsidee overstijgt deze tegenstelling. Het leven van zowel allochtonen als autochtonen speelt zich af binnen één en dezelfde sociale ruimte. Verschillen in cultuur, religie, afkomst en taal creëren niet telkens een nieuwe afzonderlijke samenleving, het gaat om verschillen binnen één en dezelfde samenleving. Allochtonen en autochtonen zijn compagnons de route en moeten samen op basis van evenwaardig partnerschap de samenleving opbouwen. We zitten allemaal in hetzelfde schuitje en als het regent worden we allemaal nat.Ga naar eind(16) Met de notie burgerschap kan ook de genoemde discussie over rechten als oorzaak of als gevolg van integratie worden vermeden. Burgerschap impliceert rechten en plichten die voor iedereen op gelijke wijze van toepassing zijn. Het recht op politieke participatie bijvoorbeeld is een burgerrecht, dus moet er stemrecht worden toegekend aan iedere burger, los van elke discussie over de integratie(wil) van de betrokkenen. Dit geldt ook voor geloofsuitingen, het recht op organisatie enz. In de loop van de jaren negentig heeft de notie burgerschap op verschillende domeinen een vaste plaats verworven. In Vlaanderen verschenen in het begin van de jaren negentig de Burgermanifesten die als basis dienden voor de oprichting van de Partij van de Burger (VLD) door Guy Verhofstadt. In het Verdrag van Maastricht (1992) kreeg het ‘Europees burgerschap’ gestalte en onlangs is in verschillende landen een debat op gang gekomen over de ‘nieuwgeboren mondige burger’ en de kloof tussen ‘de burger’ en de politiek. Het perspectief van het burgerschap biedt ook een interessante invalshoek voor het minderhedenbeleid. In Nederland is het ‘actieve burgerschap’ het kernbegrip van het integratiebeleid van minister van Grote Steden- en Integratiebeleid, H. van Boxtel (1999). In het kielzog van Nederland duiken ook in het Vlaamse minderhedendebat naast termen als onthaalbeleid en inpassing ook de noties inburgering en burgerschap op.Ga naar eind(17) De opname van de burger in de samenleving en zijn deelname aan haar instellingen, met de daaraan verbonden rechten en plichten, komen centraal te staan. Dit burgerschap moet losstaan van nationaliteit, huidskleur en culturele en religieuze achtergrond. Het feit dat men ergens werkt, woont en leeft, moet voldoende zijn om het burgerschap toe te kennen. In Frankrijk heeft men het over la reconnaissance d'une citoyenneté de résidence. De rechten en plichten die aan het burgerschap verbonden zijn, wijzen op een verantwoordelijkheid van de burger in de samenleving, én omgekeerd. De | |||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||
term burgerschap verwijst naar de manier waarop individuen invulling geven aan hun relatie met de overheid en naar de manier waarop de overheid haar inwoners wil behandelen. De mogelijkheden die inwoners hebben om hun rechten en plichten te vervullen hangt vanzelfsprekend mede af van de ruimte die de overheid hiervoor creëert. Het is pas in deze ruimte dat inwoners zich als burgers kunnen manifesteren. De overheid moet dus de voorwaarden voor de individuele emancipatie en participatie garanderen. De politieke overheid is ervoor verantwoordelijk dat haar burgers voldoende toegerust zijn en over voldoende capabilities beschikken om hun rechten en plichten uit te oefenen.Ga naar eind(18) In een liberale rechtsstaat is het garanderen van die basisaccommodatie niet strijdig met cultureel pluralisme. Speciale minderheidsrechten ter ondersteuning van de ontwikkeling van een eigen identiteit hoeven zelfs niet noodzakelijk strijdig te zijn met het egalitair-liberale perspectief.Ga naar eind(19) Een volwaardig burgerschap betekent op gelijke wijze toegang krijgen tot deelname aan de samenleving: via arbeid, in allerlei vrijwillige sociale verbanden, in de voorzieningen van de verzorgingsstaat zoals onderwijs en gezondheidszorg en in het politieke beleid. Een burger maakt deel uit van de civil society en moet alle kansen krijgen tot maatschappelijke participatie. Elke emancipatiebeweging - denk maar aan de vrouwen-, de arbeiders- en de Vlaamse beweging - moet gepaard gaan met een ontsluiting van een maatschappelijke en politieke ruimte, een ruimte die veel breder is dan partijpolitiek alleen. Vanuit de basis moeten woordvoerders naar voren kunnen worden geschoven die moeten de nodige maatschappelijke bewegingsruimte en slagkracht krijgen.Ga naar eind(20) De overheid moet daarom streven naar gelijke kansen voor elk van haar burgers, zonder onderscheid. Een actief gelijke kansenbeleid moet meer zijn dan het multiculturalisme dat gekoppeld is aan een vrijblijvend welzijnsbeleidGa naar eind(21) en passieve tolerantie. Zo'n beleid is immers in grote mate verantwoordelijk voor wat in navolging van Scheffer het ‘multiculturele drama’ wordt genoemd.Ga naar eind(22) Gelijke kansen impliceren een engagement van de overheid en extra inspanningen voor bepaalde doelgroepen, gelijke basisrechten, herverdeling van de basisgoederen in het voordeel van de sociaal-economisch zwakkere, gelijke toegang tot het openbaar ambt, sluitende en effectieve antiracisme wetgeving, stevige ondersteuning van het verenigingsleven, meer middelen voor het verbeteren van de positie in het onderwijs en op de arbeidsmarkt en de mogelijkheid tot politieke participatie op verschillende niveaus en in allerlei hoedanigheden. Het minderhedenbeleid dient actief aangepakt te worden. Hierbij hoort zelfredzaamheid centraal te staan. Er moet nagedacht worden over de manier waarop mensen de nodige basisgoederen en competenties kunnen verkrijgen die hen in staat stellen optimaal aan de samenleving deel te nemen. | |||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||
Het burgerschap heeft in het verleden te weinig als uitgangspunt voor het migrantenbeleid gediend. In plaats van op te komen voor een volwaardig burgerschap heeft men gekozen voor een paternalistisch gastheer/gast-model waardoor elk constructief debat met de betrokkenen werd bemoeilijkt. Al te lang zijn de allochtonen benaderd als een groep ‘gasten’ over wie anderen beslissen. De allochtonen zijn slechts onderwerp van beleid, ze zijn geen gelijkwaardige partner in de discussie en worden niet gevraagd om het beleid mede gestalte te geven. Het moet echter de bedoeling zijn van een migrantenbeleid om het dualistische denken in termen van wij-zij en meerderheid-minderheid te overstijgen. Iedereen moet als burger actief participeren aan de samenleving. Het burgerschap is een dynamische werkelijkheid. Het burger-zijn van de autochtonen kan daarom niet op een statische en normatieve wijze worden opgelegd. Het gaat dus niet over de ‘reproductie van burgers’, de uitdaging voor de toekomst is een project dat de ‘productie van burgers’ een kans wil geven. Het betreft een plan waarbij de juiste wijze van burger-zijn steeds opnieuw gezocht moet worden en waarin de nieuwkomers en allochtonen zoveel mogelijk als gelijkwaardigen aan de zoektocht moet kunnen deelnemen. Nieuwkomers moeten het aanbod krijgen mede op zoek te gaan naar een goede wijze van burgerschap dat op pluralistische wijze ingevuld kan worden. Nieuwkomers toelaten impliceert dat de samenleving zich openstelt voor wijziging op basis van respectvolle interactie en dialoog. Voor zover we nog over integratie willen spreken moet dat project dan ook worden beschouwd als een wederkerig concept. Integratie gaat niet alleen over allochtonen maar is ook gericht op autochtonen, voor zover zij met minderheden en andere culturen moeten leren leven, omgaan en communiceren. In die zin is het beter om over een ‘integratiebevorderend beleid’ te spreken. Dé integratie kan niet van bovenaf worden opgelegd. Er kunnen enkel integratie-bevorderende maatregelen getroffen worden, in die zin dat ze het integratieproces, als onderhandeling tussen allochtonen en autochtonen, ondersteunen en versterken. Multicultureel samenleven is een interactief proces en impliceert interculturele onderhandelingen. Een dergelijke communicatieve visie veronderstelt een niet-essentialistische en niet-relativistische visie op cultuur en identiteit, waarbij een dialoog tussen mensen met verschillende culturele achtergronden mogelijk en zinvol is. Vanuit het burgerschapsperspectief is het belangrijk dat men duidelijkheid schept in de basisrechten en -beginselen waar de onderhandelingssituatie vanuit moet gaan: recht op eigenheid, recht op het gebruik van een andere taal, stemrecht, gelijk recht op (zelf)organisatie, godsdienstvrijheid. Het moet ook duidelijk zijn dat dit concept ook plichten impliceert: leerplicht, de aanvaarding van de verhouding kerk-staat (maar deze ook consequent toepassen voor alle reli- | |||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||
gies)Ga naar eind(23), respect voor de gelijkwaardigheid van mensen, het betalen van belastingen, inspanningen om de gemeenschapstaal te gebruiken in publieke aangelegenheden, enz. Grosso modo komt de verplichting neer op respect voor de rechtsstaat. Zo kan men de wetten van het gastland niet systematisch of zeer fundamenteel met voeten treden en problemen moet men willen oplossen door met elkaar in overleg te gaan vanuit een ethiek van gelijkheid en wederzijds respect.Ga naar eind(24) Dit is een minimale, maar de enige legitiem afdwingbare vereiste die men alle burgers, zowel allochtonen als autochtonen, kan opleggen. Voor de rest kan de overheid alleen maar de mensen stimuleren dit smalle concept van burgerschap te aanvaarden. De nadruk op participatie en de mogelijkheid van een open debat, waaraan iedereen die dat wenst op een gelijkwaardige manier kan deelnemen, is niet vrijblijvend. Er moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan opdat iedereen op gelijke wijze wordt aangemoedigd zich maatschappelijk te engageren: op de werkvloer, in de politiek, in het verenigingsleven, op het vlak van het geloof, in de buurt. Een effectief afdwingbare antiracismewet en een consequente ondersteuning van allerlei initiatieven in het maatschappelijk middenveld zijn hierbij onontbeerlijk. | |||||||||||||||||
Meer dan een kaartenhuisDe allochtonen zijn hier en zullen hier blijven. Bovendien zullen er zich steeds nieuwkomers blijven aandienen. Een van de grote uitdagingen voor de komende tijd is de rechtvaardige vormgeving van een pluriforme samenleving. In een dergelijke samenleving wordt korte metten gemaakt met racisme en discriminatie en wordt in onderwijs en vorming gewerkt aan de ontwikkeling van ‘interculturele competentie’.Ga naar eind(25) Het leren omgaan met diversiteit vraagt meer dan een oppervlakkige kennismaking en een vrijblijvende houding van openheid. De homo multiculturalis moet zich onderscheiden van de bourgeois bohémien die steeds opduikt tijdens multiculturele buurtwandelingen en couscousavonden.Ga naar eind(26) De multiculturele samenleving moet actiever en op een meer betrokken wijze gestalte krijgen. Dit is een politieke en maatschappelijke taak van autochtonen en allochtonen samen. Het maatschappijmodel waarin we met elkaar samenleven zal ongetwijfeld meer inspanning vragen dan het model waarin men in hokjes naast elkaar leeft, maar het is een inspanning waard. Zowel autochtonen als allochtonen moeten actief meedenken hoe een dergelijke pluralistische samenleving gestalte kan krijgen. Er zal voldoende creativiteit en geduld nodig zijn en de discussie zal opengetrokken moeten worden en over veel meer moeten gaan dan over allochtonen alleen. Centraal is de vraag: welke samenleving willen we en welke opvatting van burgerschap willen we realiseren. We pleiten voor wederkerigheid in de relaties tussen minderheden en | |||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||
meerderheden. We moeten samen bouwen aan een multicultureel burgerschap waarbij communicatie, intercultureel denken, interactie, gelijke kansen, emancipatie en participatie centraal moeten staan. En laat ons hopen dat er over een ‘meer omvattend concept’ van burgerschap kan worden nagedacht dan enkel de gehoorzaamheid aan de wet. De pluralistische, laatmoderne maatschappij moet haar fundamenten vinden in een visie op multicultureel burgerschap. Het gastarbeidersmodel en het klassieke integratiedenken zijn voorbijgestreefd en moeten vervangen worden door een model van gelijkwaardig en actief burgerschap. Alleen op die manier kan de multiculturele samenleving meer zijn dan een ‘kaartenhuis’Ga naar eind(27) en werkelijk een thuis betekenen voor iedereen. |
|