Robuuste kitsch
In zijn derde bundel, De zwijgende man is niet bitter, bouwt Piet Gerbrandy voort op het procédé dat hij in zijn eerdere bundels gebruikte. Een wat afgemeten, dwarse taalvoering, korte zinnen, sober op het nurkse af, vol inversies, tangconstructies en ellipsen: ‘Toen de tijd van de jagende man/ bijna om en zijn slinger al sleets/ greep hij werk dat nog stond te gebeuren.’ Kenmerkend is ook de woordkeuze: taal die men graag aan de toog bezigt, beetje cool, beetje stoer met woorden als: jajem, maagdvlees, zuipkot, tevengebroed, pens. Of neem dit portret van Dolly Parton:
Eenvoud in smuk twee aangenaaide
tieten, in halve eeuw tot haar tanden
bewapende stem van hooimijt kennende
De dichter doet nergens verheven of duister. Ook de onderwerpskeuze is op zichzelf eenvoudig en divers: een gedicht over het tekenen van een contract, over slapeloosheid, het leven van een slager, zorgen om een dochter, dronkenschap, veel dronkenschap, dagdromen over seks en dichterschap. Verschillende gedichten gaan over een ziekte:
Van gal die hij liefhad, van dierbare meting
verschaffende stenen deed morrend
Er lijkt zelfs een zekere ontwikkeling in de bundel aanwezig: in de laatste cyclus lijkt de dichter zich meer uit te spreken voor een wat rustiger en afstandelijker manier van leven:
hij, de makende man die nooit
rust. Hij is kalm in zijn ademloos werken.
Door de stijl en de weinig ingevulde personages, houden de gedichten echter een zekere abstractie, het mag ondanks de simpele thematiek absoluut geen parlando worden of bekentenislyriek. Abstractie en gewrochte zinsbouw maken het een enkele keer wel erg moeilijk om te achterhalen waarover een gedicht gaat:
Er schettert scherm dat hagelt maar
de blik van de rukkende gast is gericht
op wrichtloze poten, op zitting die
smoezelig, krukken, op schroot.
Maar uiteindelijk lijkt het onderwerp er in deze poëzie helemaal niet toe te doen, het gaat Gerbrandy voor alles om de taal, om de manier van schrijven, de wellust die hij met zijn wijze van schrijven opwekt en volgt. ‘Gaan zinnen uit vrijen,’ schrijft hij:
voor veilige seks. Tijgen woorden uit
Tijgen woorden uit slempen. Gerbrandy's poëzie zoekt graag het liederlijke, avontuurlijke. Niet zelden doet de aankleding enigszins Middeleeuws aan:
Gauw sierde haar lijfgoed je
harnas, je kling, de band van je draailier,
als was je gemoed verstoken van kalende