Nooit te veel haring eten
Op 1 december 2001 hield Frank Martinus Arion aan de Universiteit van Aruba een causerie over zijn werk bij gelegenheid van het afscheid van docent dr. Wim Rutgers - ook medewerker aan dit tijdschrift. De auteur van vier romans betrok een opmerkelijke stelling: hoezeer het schrijven toch vooral een kwestie is van het beleven van plezier aan het zeggen van de dingen zoals je dat graag wilt; de lezer mag dan uitmaken of de schrijver in zijn intentie geslaagd is of niet. Ooit schreef Kees Fens, met veel meer venijn dan van een autonomistisch criticus verwacht kon worden, over Afscheid van de koningin: ‘Tante Nel in ontwikkelingshulp.’ Frank Martinus kon er tijdens zijn causerie met een glimlach aan refereren. Nu bleek de schrijver dus zijn pensioen te hebben gekregen van zijn politieke engagement (Martinus Arion werd op 17 december 2001 vijfenzestig).
Met de woorden van Frank Martinus Arion in gedachten leest zijn pas verschenen, eerste verhalenbundel, De eeuwige hond, een stuk relaxer. Dat wil zeggen: je ziet opeens dat elk verhaal zijn eigen minipoetica draagt, op een heel eigen moment tot stand is gekomen en ook qua thematiek nauwelijks iets met de andere van doen heeft. Een lezer zal normaal gesproken een eenheid in een collectie verhalen zoeken; dat levert bij De eeuwige hond weinig op. Dit betekent overigens allerminst dat er sprake is van twaalf geslaagde verhalen. Sommige zijn slaapverwekkend saai en andere komen nooit uit de startblokken. Maar er staan er ook in die nu al tot de mooiste Antilliaanse verhalen behoren die ooit geschreven zijn.
De bundel opent in ieder geval met een prachtige zin: ‘Ik was jong en boos omdat ik niet naar Europa kon.’ Vervolgens ontwikkelt zich een verhaal dat zich afspeelt op Curaçao, en dat, zoals zoveel Grote Verhalen, puur melodramatisch zou zijn, wanneer er niet een voortreffelijk schrijver de pen gehanteerd had. Een jongetje trotseert zijn strenge tante door in de oudjaarsnacht een grote tas vol lekkers niet te brengen naar de man van de tante, maar naar een Noorse zeeman die in de ziekenboeg van het Zeemanshuis ligt. Deze man representeert voor hem de grote wereld, de grote dromen, deze man doet hem het eiland ontstijgen. De slotzin: ‘En terwijl ik toekeek hoe Olaf gulzig genoot van de lekkere dingen, kreeg ik een overweldigend gevoel van macht, een gevoel zoals dat uitstraalt van die postkaarten uit Europa, met van die geweldig trotse ijsbergen erop.’
Het is vaker vastgesteld: als schrijver heeft Frank Martinus Arion altijd moeten opboksen tegen zijn ijzersterke debuutroman Dubbelspel. Alle latere teksten konden vergeleken bij dat, pas onlangs in het Engels vertaalde meesterwerk uit 1969, alleen maar bleekjes afsteken. Ook met De eeuwige hond kreeg de schrijver er bij sommige critici weer flink van langs, en er was er zelfs een die hem een luie schrijver noemde. Vooral zijn ouder werk blijft ver onder de maat, vonden sommigen. Dat is een merkwaardige vaststelling, want juist een van de oudste verhalen, ‘Eén ding is droevig’, behoort tot de beste uit de bundel. Het is een klassiek migrantenrelaas in een melancholische toon over een Antilliaan die net is gearriveerd in het koude Noordzeeland en zich tijdens een wandeling over een Schevenings strand afvraagt of, zoals men zegt, de bladeren aan de bomen en struiken wel zullen terugkeren in het voorjaar. Een gesprek met een visser maakt hem duidelijk dat er een eeuwige beweging in de dingen zit, schoonheid vergaat niet, maar keert terug. ‘Het is niet de wisseling van zijn en niet zijn waar het om gaat, maar de wisseling van zijn en anders zijn. Dat is wat je moet beseffen om je zo niet overal thuis, dan toch nergens geheel vreemdeling te voelen.’ Deze regels zijn een recente toevoeging aan een oud verhaal, vertelde hij aan Alle Lansu in Het Parool (9 november 2001): ‘Overal op aarde is het anders. Soms kun je mee, soms kun je niet mee. Maar je moet nooit vergeten dat de dingen die andere mensen anders doen hetzelfde voorstellen als de dingen die jij anders doet. Daar ben ik me nu veel bewuster van dan toen.’
Deze korte weergave van twee verhalen suggereert nog dat De eeuwige hond een bundel over de migratie is. Dat is hij hooguit op een metafysisch vlak: verhalen als verbeeldingen van het zoeken naar datgene wat de grenzen van tijd en ruimte overstijgt. In het meest hilarische verhaal, ‘Sambal en haring’, wordt een West-Indische student uitgedaagd vijf hele lepels sambal achter elkaar te verzwelgen, een ervaring die de ikfiguur later weer te binnen schiet wanneer hij na jarenlange afkeer van