| |
| |
| |
Peter Holvoet-Hanssen (o1960) - Foto Noëlla Elpers.
| |
| |
| |
Blijven bewegen
De poëzie van Peter Holvoet-Hanssen
Koen Vergeer
werd geboren in 1962 in Utrecht, is schrijver en criticus (o.a. voor ‘De Morgen’). Publiceerde o.a. de romans ‘Sagrada familia’(1996), ‘Dossier Delvaux’(1997) en ‘De Formule 1-fanaat’ (1999).
Adres: Abel Tasmanstraat 63, NL-3531 GT Utrecht
Eerst de moraal: uit verkrampende angst komen de kwalijkste dampen voort en als je schokken blijft verdringen, zal de veer ooit springen want bloed stroomt waar het niet aarden kan.
Deze moraal uit ‘De dochter van Erysichton’, is eigenlijk de moraal van het hele oeuvre van Peter Holvoet-Hanssen. Niet verkrampen, blijven bewegen. ‘“Kapitein, we zinken” “Blijf in werking, generatoren!”’ Angsten, trauma's en spookbeelden waren er rond onder de versregels van deze dichter. ‘En nu de poëzie,’ schrijft Holvoet-Hanssen in het gedicht ‘Nieuwjaarsdag’. ‘Voor wie niets heeft om op terug te blikken en geen vooruitzichten heeft. Voor wie bang is voor zijn eigen angsten. Voor de onbekende dichter en gindse boer, driest met een riek in een koe.’ Geen vrolijke wereld. ‘Kom naar beneden, flierefluiter - deugniet, zing een lied/ dat ondanks alles lustig klinkt en ringe-lingelingt’. Ondanks alles. In zijn poëzie schotelt Holvoet-Hanssen zijn lezers een grimmig-vrolijke kermisachtige wereld voor, een Ensoriaanse maskerade waarmee allerlei verschrikkingen moeten worden bezworen. Dynamiek is in die wereld van levensbelang. Stilstand lijkt fataal; elk woord, elk beeld, elk personage, elke bundel verwijst naar talloze andere beelden, personages, gedichten, naar de andere bundels en eindeloos veel verhalen, films, cd's en historische gebeurtenissen waarvan we in Holvoet-Hanssens aantekeningen vernemen. Kortom steeds is er een elders, een verder, een vlucht, beweging. Niet voor niets noemt deze dichter zichzelf ‘de gezant van het beweeglijk element’.
De drie poëziebundels die Holvoet-Hanssen tot op heden publiceerde vormen een hechte eenheid, vol beweging. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ingewikkelde ontstaans- en publicatiegeschiedenis. Holvoet-Hanssens debuut, Dwangbuis van Houdini (1998) is eigenlijk zijn tweede bundel, want Strombolicchio; Uit de smidse van Vulcanus (1999) ontstond in de jaren vóór Houdini.
| |
| |
Maar in de compositie lijkt Houdini toch de eersteling, want aan het slot van de derde bundel, Santander; Ontboezemingen in het vossenvel (2001) keert de dichter terug bij Houdini, al is het zijn geest. En daarna volgt als uitsmijter een fragment uit een Bretoense Zang, ‘Le Barzaz Freiz’, over de tovenaar Merlijn, en precies de ouverture van Houdini ging over de komst van de tovenaar. Compositie rond.
De nauwe samenhang tussen de bundels blijkt ook uit de terugkeer uit steeds dezelfde personages: de nar, de vos, de tovenaar, de soldaat, de piraten. Veel buitenstaanders, outcast, vrijbuiters. Maar ook letterlijke formuleringen keren terug. In Strombolicchio zegt Aphrodite aan het slot tegen Vulcanus: ‘Ik heb een scheet gelaten, wist je dat?’ Dezelfde zin spreekt de muze tegen de minstreel in Santander. Diezelfde muze zegt in Santander: ‘er zijn woorden die verhalen zijn’ en dezelfde woorden gaan als motto van Noëlla Elpers de bundel Strombolicchio vooraf. Met Noëlla Elpers, zo blijkt uit de aantekeningen bij de bundels, vormt Holvoet-Hanssen ‘Het Kapersnest’ en waarschijnlijk mag men daar ook Anna Roza Holvoet bij rekenen, dochter van de dichter wiens zelfverzonnen kinderliedjes ook in de poëzie van pappa opduiken. Het gezin, blijkt, speelt een belangrijke rol bij Holvoet-Hanssens schrijverij.
In de uitgebreide aantekeningen bij Santander geeft Holvoet-Hanssen zelf uitsluitsel over de opbouw van zijn drieluik: ‘Eerder verscheen de “bloemlezing” Strombolicchio - uit de smidse van Vulcanus (exploraties 1989-1998), de beweeglijke ondergrond en voedingsbodem van mijn verzen. Het is een stollende reis naar Dwangbuis van Houdini, “brokstukken van een tragi-komedie”. Houdini schakelt en verbindt de uitersten in het vagevuur des levens. Santander, slot van het drieluik, is een zoektocht naar de ultieme melodie waarin geluk en lijden zijn vervat.’
| |
Rimbaud tamboert
De samenhang tussen de bundels spreekt echter het meest uit de vorm. In elke bundel wordt de lezer als in een cakewalk meegesleurd door de vele registers die Holvoet-Hanssen opentrekt. Strakke versvormen, losse vormen, soms bijna proza, ritmische typografie (strofen die als wolken over de bladspiegel drijven), nummerreeksen, of een theatertekst, inclusief decoraanwijzingen. Binnen die uiterlijk verschillende tekstsoorten, die in Strombolicchio worden aangeduid als ‘Vliegende tapijten’, ‘Baldakijnen’ of ‘Drijvende doodskisten’, maakt de dichter doorlopend gebruik van de montagetechniek. Hij plakt de meest uiteenlopende beelden en interteksten aan elkaar: ‘samplen’ heet dat in postmodern jargon. Samples zijn er van kinderliedjes, van films als Mary Poppins, van dichters als Van Ostaijen of Annie M.G. Schmidt, van smartlappen van Will Tura, popmuziek (Iggy Pop, The Velvet
| |
| |
Underground) stripverhalen, theosofie en oude legendes. Om de enorme soms over zichzelf struikelende diversiteit nog enigszins te ordenen doet Holvoet-Hanssen vaak een beroep op telversjes. Een voorbeeld is het gedicht ‘Speelvogels in The Big Sleep’.
De bonte stoet personages en de tel- en kinderversjes roepen niet zelden een sprookjesachtige sfeer op, met name in Houdini. Een mooi voorbeeld is het gedicht ‘Roza en de maan’. De kinderlijke toon: ‘een jongen en toch lief’, de montage daarbinnen van de sciencefiction televisieserie Star Trek, de verwijzing naar dochter Roza, alles typerend voor Holvoet-Hanssen.
Maar al in Houdini schuilen achter de sprookjes vaak de verschrikkelijkste wreedheden: ‘Ik ben de schimmel van Sinterklaas, de druiper van Zwarte Piet. (...) Doodleuk geef ik een kind leukemie en de kapotgeslagen ouders / onherstelbaar verdriet.’ In Strombolicchio komen die wreedheden veel duidelijker aan het licht, lees het vierde gedicht uit de reeks ‘De hond van de Duivelsbrug’. De folteringen in dit gedicht mogen er zijn, maar tot slot wordt de ik-figuur, met een referentie aan Houdini, gered. De angsten en de welhaast wanhopige bezwering hiervan en het vasthouden aan het Kapersnest zijn in Strombolicchio veruit het sterkst. Holvoet-Hanssen noemt de bundel de ‘voedingsbodem’ van zijn verzen, en inhoudelijk steekt Strombolicchio dan ook boven de anderen uit. Maar ook in deze bundel laat de dichter de taal soms de vrije teugel. De bundel besluit met dit klankvolle, Ensoriaanse gedicht ‘Optocht’:
zingt in zijn kist en hij
| |
| |
| |
Zorro de troubadour
Santander lijkt een finale na de crisis van Strombolicchio en de daarna bereikte broze toestand van Houdini. Maar de toestand blijft broos, want de vos waarmee de bundel begint is niet meer dan een uitgestotene, slim, behendig, maar altijd op zijn hoede of op de vlucht. De vossengedichten of de gedichten uit ‘de muze en de minstreel’ (waarin een grote rol is weggelegd voor Zorro - nog zo'n vrijbuiter) gaan over de liefde, maar veel andere gedichten buigen zich over groot verdriet of massale ellende. De oorlog in het voormalig Joegoslavië speelt een rol:
Rook in het hol! Op de vlucht van Pristina naar Neprosteno.
1999, grootmoeder prevelt in de kruiwagen.
1919, toen konden we de blauwe lucht nog zien.
De jongen jammeren van de honger.
Vrouw Hermeline kan niet meer voort.
Verderop is het de dood van een kind na een auto-ongeluk:
De toverlantaarn is uitgedoofd.
Moeder houdt zich sterk, blijft tegen haar dochter praten.
Ergens moet ze me nog horen, denkt zij.
Is zij dood, kind op de pier?
Elders is het een traumatische gebeurtenis in het leven van de muze:
Je weet dat er iets onherstelbaars gaat gebeuren.
Politiecombi - vogel voor de kat.
Sush... Stap in een ander nu-moment.
Met name in Santander lijkt het soms alsof de dichter klanken en beelden over elkaar heen gooit om er bij toeval enige betekenis aan te onttrekken, maar vooral om zich erin te verlustigen (er zitten ook veel humoristische momenten in) en er een bezwerende kracht uit te puren:
K.L.M. Honolulu Lulu, where are you?
F. In Llanfairpwllgwyngyllgogerychwymdrobwllllantysiliogogogoch in Wales in het station. Denk aan de schat der Nederlandse taal. Dood - dood, leven - nevel. Een gehaaste man krijgt er de beriberi van.
| |
| |
K. De wind... Bespeelt de zee, doet de golven krullen en brullen. Guadeloupe! Vlucht in het suikerriet. Leven als bloembladeren weggeblazen. 1, 2,3, 5, 8, 13, 21,...
F. 34, 55, 89,... Supercalifragilisticexpialidocius! De reeks van Fibonacci. 3 + 5 = 8, 5 + 8 = ... Het water stijgt tot aan de rand van Nederland, de dijken breken.
Maar ook in een veel strakker georganiseerd gedicht als ‘Reintje en de liefde’ blijkt vooral de vorm, ‘de toonaard van mijn ballade’ van belang: de troubadour, een vos, wint zijn liefje voor zich met zijn lied.
‘Het vossenlied is geen rusthuismuzak. Het gnuift en snuift in wel en wee, het viert en troost. De verzen oordelen zonder te oordelen,’ zegt een gedicht uit Strombolicchio. In de cakewalk, of hoe men de kermisrit van Holvoet-Hanssens poëzie ook wil noemen, is de dichter bezig zijn geluk te bezingen, maar meer nog met het bezweren van allerlei verschrikkingen. Misschien is die bezwering meer een magische ontsnapping (denk aan Houdini) en is de dynamiek in Holvoet-Hanssens oeuvre vooral een vlucht vooruit. Echter om welke verschrikkingen het precies gaat, jeugdtrauma's, incest (in diverse gedichten, waaronder ‘Reintje en de liefde’, wordt daar nauwelijks verhuld naar verwezen), doodsangst, of immens verdriet, blijft grotendeels onder de rusteloze dynamiek verborgen. Daar moet je als lezer tegen kunnen. Waar het in deze gedichten om gaat is de energie, de beweging en de vaart, waarmee Holvoet-Hanssen zich een heel bijzondere plaats heeft verworven in de Nederlandstalige poëzie.
peter holvoet-hanssen, Dwangbuis van Houdini, Prometheus, Amsterdam, 1998, 50 p.
peter holvoet-hanssen, Strombolicchio: uit de smidse van Vulcanus, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 68 p.
peter holvoet-hanssen, Santander: ontboezemingen in het vossenvel, Prometheus, Amsterdam, 2001, 76 p.
|
|