Jarenlang bleef elke lidstaat van de Europese Economische Gemeenschap een eigen economisch beleid voeren, waarbij geen rekening werd gehouden met de politiek en de doelstellingen van de andere leden. De zware economische crisis die toesloeg vanaf 1973 bespoedigde de invloed van Europa op de Belgische politiek. Belangrijke sectoren als staal en textiel raakten in moeilijkheden en werden onder druk van Europa grondig gesaneerd. Naarmate het met België slechter ging, verhoogde de druk van Europa. In het begin van de jaren '80 was Brussel de hoofdstad van een van de ziekste kinderen van de Europese klas. Europa eiste een strak herstelbeleid en het kwam er. Het werd begin 1982 ingeluid door de devaluatie van de Belgische frank met 8,5 %.
Vanaf 12 december 1991 zou de schaduw van het Schumangebouw in Brussel zich uitstrekken over alle Belgische overheidsinstanties. Het Verdrag van Maastricht dat toen werd gesloten, zou het Belgische beleid bijna een decennium in zijn greep hebben. Om te kunnen toetreden tot de Europese Monetaire Unie (EMU) mocht het begrotingstekort maximaal 3 % bedragen en de staatsschuld 60 %. Toen Jean-Luc Dehaene enkele weken later eerste minister werd, vond hij in deze criteria het argument bij uitstek om een drastische sanering van de overheidsfinanciën door te drukken. Na jarenlange inspanningen haalde België de eindstreep, ook al bleef de staatsschuld nog ver boven de 60 %. Philippe Maystadt, minister van financiën, had in het Verdrag van Maastricht laten opnemen dat een land zou kunnen toetreden tot de EMU, als zijn staatschuld voldoende afnam in verhouding tot het bruto binnenlands product en de referentiewaarde in bevredigend tempo naderde. Zoals later bleek, een gouden zet.
Wat is de plaats van België in het Europa van de 21ste eeuw? In zijn slothoofdstuk, uiteraard geschreven voor de Verklaring van Laken en de oprichting van de Europese Conventie, geeft Janssens aan dat er over de toekomstige structuur van de Europese Unie dringend heel wat knopen moeten worden doorgehakt. Moet de macht van de centrale Europese instellingen worden versterkt, zoals recent werd bepleit door Gerhard Schröder? Dat zou voor België op het eerste gezicht geen slechte ontwikkeling zijn. Een Europa waarin de macht van de nationale staten zo veel mogelijk wordt behouden, lijkt voor de kleinere landen geen voordelige optie. De invloedssfeer van enkele belangrijke Europese instellingen kan worden vergroot. Zo zag de Europese Commissie haar macht weliswaar gestaag toenemen, maar ze zou nog veel krachtdadiger moeten worden. Bijkomende bevoegdheden voor het Europese Parlement zouden het ‘democratisch deficit’ kunnen verkleinen. En dat het ‘sociale Europa’ nog maar in zijn kinderschoenen staat, is na 50 jaar Europese integratie ontluisterend.
Voor de lezers die de Belgische en Europese politiek op de voet volgen, zullen de meeste hoofdstukken weinig nieuwe gegevens bevatten. Ze zullen wel hun gading vinden in de pagina's waarin de auteur een blik werpt op het werk achter de schermen. Janssens interview-de gewezen chef-tolk Renée van Hoof-Haferkamp, die interessante informatie verschaft over het werk van de tolken, onder meer bij een Europese top. En passant wijst Janssens erop dat de kosten voor tolken en vertalen in het gehele budget van de Europese Unie miniem zijn. Diegenen die om budgettaire redenen een beperking bepleiten van de werktalen vergissen zich dus. De uitbreiding van de Europese Unie zorgt wel voor bijkomende technische en organisatorische problemen bij het tolken en vertalen. Daarom is voor Van Hoof-Haferkamp de aanvaarding van het Engels als een lingua franca van de Euroese Unie op termijn onafwendbaar. Ook de pagina's over de door buitenstaanders ondergewaardeerde technocraten zijn verhelderend. Een goede technocraat kent zijn dossiers tot in de puntjes en anticipeert op eventuele problemen. Bij de voorbereiding van een Europese top kan hij voor zijn premier en minister van buitenlandse zaken van onschatbare waarde zijn.
In de schaduw van Schuman vertoont ook schoonheidsfoutjes, bij voorbeeld als de auteur het heeft over feiten die buiten het politieke domein vallen. Op p. 121 lezen we dat eerste minister Jean-Luc Dehaene op de avond van 31 juli 1993, de avond waarop koning Boudewijn overleed, in de ‘Klokke’ de voetbalwedstrijd Club Brugge-Ajax bijwoonde. Club Brugge speelt al meer dan 25 jaar in het Olympiastadion (nu Jan Breydelstadion) en de tegenstander was een Zuid-Amerikaanse club. Als lezer hoop je dat de auteur de vele gegevens die wel belangrijk zijn voor zijn boek beter heeft gecheckt. Ook bij de eindredactie gaat het