Onmiddellijk springt de verscheidenheid van onderwerpen in het oog. Die is in werkelijkheid nog groter, want het blad bevat geregeld ook interviews met taalkundigen; daardoor draagt het niet alleen bij tot de popularisering van de academische taalwetenschap, maar maakt het bovendien duidelijk dat over taal ook deskundig gedacht en gesproken kan worden. Verder zijn er vaste rubrieken zoals een lezersrubriek waarin lezers vrijelijk kunnen reageren op wat in het blad ter sprake is gebracht, een rubriek waarin lezers hun taalergernissen kwijt kunnen; een vraag- en antwoordrubriek waarin de taaladviesdienst van het genootschap moeilijke kwesties aanpakt, korte signalementen van publicaties over taal, een etymologische rubriek. Kortom, voor elk wat wils.
Het genootschap beschikt ook over een interessante website (www.onzetaal.nl), waarin veel van wat in het maandblad aan de orde is geweest, wordt herhaald. Zo zijn er verschillende thematische dossiers, recensies van proefschriften, boeksignalementen, 600 taalkwesties. Daarnaast krijgt de sitelezer o.a. de inhoud van het volgende maandnummer, een overzicht van de inhoudsopgaven sinds 1997 en een register over de jaargangen 1980 tot 1999. Nuttig zijn ook de vele koppelingen naar andere weblocaties over taal, al lijken de weblocaties erg willekeurig en ongelijk van niveau te zijn en ontbreekt er een verwijzing naar de weblocatie van de Vlaamse Vereniging voor Zakelijke Communicatie (www.vvzc.be), op het terrein de belangrijkste vereniging in Vlaanderen met meer dan 600 leden en een eigen blad.
Sinds 19S5 beschikt het genootschap ook over een goed werkende taaladviesdienst. Ik citeer uit de website: ‘Per jaar geven de medewerkers duizenden telefonische adviezen en corrigeren zij honderden teksten: advertenties, reclameteksten, jaarverslagen, rapporten, artikelen, enz.’ Ook de troonrede wordt door de taaladviesdienst jaarlijks gecorrigeerd. Een dergelijke taalservice is in Vlaanderen tot dusver onbestaande; wel is er sedert vorig jaar weer de taaltelefoon (078/15.20.25.) en antwoordt de redactie van Nederlands van Nu, het blad van de Vereniging Algemeen Nederlands, op vragen van lezers. Er is overigens nog een Vlaams blad dat aan taalverzorging doet: Over taal, de opvolger van Taalbeheersing in de praktijk (zelf het vervolg op Taalbeheersing in de administratie).
Dat brengt me op een belangrijk verschil tussen Nederland en Vlaanderen: in Vlaanderen is taal ook en vooral een zaak van de overheid, en terecht als je naar de bewogen taalgeschiedenis van België kijkt. Vlamingen vinden het normaal dat de overheid voorschrijft hoe ze moeten spellen en ontleden en welke woorden ze mogen gebruiken. In dat opzicht verschillen ze wel degelijk van de Nederlanders, die zich vanwege de overheid weliswaar ook erg veel regelgeving moeten laten welgevallen, maar daarover veel meer in debat gaan. In Vlaanderen is het gezag van de overheden vanzelfsprekender, ook in taalzaken.
Uiteraard is er sinds 1980 de Nederlandse Taalunie, het politieke beleidsinstrument waarin Nederland en Vlaanderen zich onder andere met taalzorg bezighouden. Diezelfde Nederlandse Taalunie wordt door (medewerkers van) Onze Taal als een bemoeizieke tante met de vinger nagewezen: zij beconcurreert met een eigen taalportaal op het web (taalunieversum.org) en het groene spellingboekje het succesvolle genootschap oneerlijk (want op kosten van de belastingbetaler).
Van een dergelijke concurrentie is de taalgebruiker niet altijd gediend: in taalzaken dreigt ze tot versnippering en verwarring te leiden. Wie de verschillende taaladvieslijsten alleen al op het web overziet, wordt een beetje moedeloos bij de vele overlappingen, bij zoveel verspilde energie en zoveel gebrek aan samenwerking. Verschillende visies en normen zijn in een democratie uiteraard normaal, zelfs essentieel, maar wie op