| |
Muziek
Dirk Brossé:
een muzikale wereldveroveraar
‘Voor mij is de wereld groter dan Vlaanderen. Ik dirigeer mijn eigen werk over heel de wereld, tot in Rusland, in Japan, in China, in Zuid-Amerika.’ Aan het woord is Dirk Brossé, Vlaams componist en dirigent, die dit jaar zijn veertigste verjaardag viert. In Vlaanderen wordt wel eens minachtend op hem neergekeken, en critici menen dat ze hun pen niet moeten sparen als ze zijn muziek beschrijven. Maar eigenlijk zou elke componist, niet enkel de Vlaamse, niets liever willen dan de kansen en de mogelijkheden krijgen die Dirk Brossé voor zichzelf gecreëerd heeft. Wat is zijn wonderformule? Het logische antwoord is dat die niet bestaat. Degelijk vakmanschap heeft hij zeker, een groot muzikaal talent en heel veel inspiratie en werkkracht. Dat hij geen pottenbreker is, weet hij, maar: ‘Je moet geen appels met citroenen vergelijken. Als ik filmmuziek schrijf, en die zit goed, dan moet je niet gaan zeggen dat ik betreden paden bewandel en niets vernieuwends doe. Ik wil op dat moment alleen maar goede filmmuziek schrijven.’
Het grote experiment is niet aan hem besteed en het doorgedreven intellectualistische van bepaalde muziekmilieus ook niet. Hij heeft zijn twijfels bij de werkwijze van Pierre Boulez (op Domaines na), maar hij is ervan overtuigd dat de beste composities van Luciano Berio en György Ligeti nu al ‘meesterwerken voor het nieuwe millennium’ zijn. Zij slagen erin originaliteit met herkenbaarheid te combineren. Berio is ongetwijfeld de erfgenaam van de operaheersers Verdi en Puccini, en die tweede geniet nog meer Brossé's voorkeur omwille van zijn plasticiteit. Brossé vindt dat Ligeti op een schitterende wijze een combinatie maakt van het rationele en het emotionele, en hij bewondert de originele manier waarop hij die combinatie in klank kan gieten. Verder heeft Dirk Brossé zijn favorieten in elke stijlperiode: Bach en Beetho-
| |
| |
ven noemt hij op de eerste plaats. Met Mozart heeft hij minder affiniteit, op het Requiem na. Hij is ook zeer geïnteresseerd in grote orkestcomponisten zoals Gustav Mahler en Richard Strauss. Franz Schubert bewondert hij om zijn plasticiteit en om de wijze waarop hij zijn vocale lijnen schetst. Ook voor Dmitri Sjostakovitsj en Leonard Bernstein heeft hij het grootste respect. Verder noemt hij in één adem Igor Stravinski en de Amerikanen William Schuman en Samuel Barber.
| |
De dirigent
Brossé's bekendheid is zo'n tien jaar geleden geleidelijk, maar toch steeds sneller, beginnen te groeien. Toen hij twaalf jaar was, was hij al geobsedeerd door componeren en dirigeren. ‘De structuur van het muziekonderwijs liet echter niet toe om daar zo vroeg aan te beginnen. Ik vind het terecht dat je je eerst doorheen de ganse muziekgeschiedenis en muziekschriftuur. moet werken, vooraleer je ze zelf kan gaan toepassen. Ik vergelijk dat graag met Picasso, die zei dat je eerst goed moet leren een rechte lijn trekken, en daarna zoveel kronkels mag maken als je maar wil.’ Brossé gelooft in het feit dat je Bach moet bestuderen en alles wat daarna komt, om degelijk eigentijds te kunnen componeren. Tijdens zijn muziekopleiding waren zijn instrumenten trompet, contrabas en piano. Op 19-jarige leeftijd behaalde hij zijn Hoger Diploma trompet. ‘Eén jaar trompettist in de orkestbak van de opera was voor mij voldoende om te weten dat dit niet mijn roeping voor heel mijn leven was.’ Daarna is Dirk Brossé opnieuw gaan studeren: vijf jaar orkest-directie in Wenen en in Keulen. Hij studeerde bij Lucas Vis, Anton Kersjes, Julius Kalmar en Volker Wangenheim. In 1990 werd hij finalist van Iwaki's Internationale Masterclass te Hilversum. Sindsdien dirigeert hij regelmatig de grote Belgische orkesten. Op de internationale podia trad hij op als gastdirigent met het Elgin Symphony Orchestra of Chicago, The London Philharmonic Orchestra, het Ulster Symphony Orchestra, het Philharmonic Orchestra of Sjanghai, het Wolgograd Philharmonic Orchestra, het Filharmonisch Orkest van Milaan, het Orquestra Metropolitana de Lisboa en de Nationale Orkesten van Venezuela, Colombia en Ecuador. Intussen is hij artistiek directeur van zijn eigen orkest L'Arco Musi-
Dirk Brossé (°1960) - Foto Heirman-Graphics.
cale en sinds vorig jaar is hij muziekdirecteur geworden van het Tokio International Music Festival.
| |
De componist
Dirk Brossé componeerde muziek voor niet minder dan 25 films. Hij is sinds zijn kindertijd gefascineerd door het beeld, door film en door de relatie tussen beeld en muziek. Hij heeft zich in zijn jeugd trouwens ook enige tijd met plastische kunsten beziggehouden. Hij is zich zeer bewust van het effect dat muziek op het beeld heeft. ‘Zeer veel componisten hebben zeer beeldend geschreven, zoals Mahler bijv. Sjostakovitsj is misschien wel het duidelijkste beeld van iemand die in beelden denkt. Als ik zijn Zevende Symfonie, Leningrad hoor, dan speelt zich een film voor mijn ogen af. Ik ben er zeker van dat hij beeldend dacht als hij componeerde.’ Brossé is dan ook in het begin van zijn loopbaan als componist vooral filmmuziek gaan schrijven, beginnend met Boeren-psalm van Roland Verhavert. Later volgden Daens en Licht van Stijn Coninx en in een heel ander genre schreef hij ook de muziek voor de komische film Koko Flanel van Coninx.
Met La Soledad de América Latina maakte Brossé in 1992 de wending naar de geëngageerde muziek. Het stuk is gebaseerd op een tekst van Gabriel Garcia Marquez en gaat over de onderdrukking in Zuid-Amerikaanse dic-
| |
| |
taturen. Het laatste onderdeel is ‘La Esperanza’, waar de tekst van Garcia Marquez als volgt begint: ‘Tegenover de onderdrukking, de plundering, de verwaarlozing is ons antwoord het leven. Geen zondvloed en geen pest, geen hongersnood en geen rampen, zelfs geen eeuwigdurende oorlogen, niets heeft ooit het hardnekkige voordeel van het leven over de dood kunnen verkleinen.’ Door La Soledad de América Latina heeft Brossé het etnische element ontdekt. Zijn volgende bekende composities hebben deze elementen met elkaar op telkens andere wijze gecombineerd: de wereldmuziek, het sociale engagement en, zeker niet te vergeten: het aspect van de menselijke creativiteit. Voorop staan de twee grote etno-klassieke symfonieën: Artesia en The Birth of Music. Artesia begint met ‘Birth’ en ‘Life’ en gaat verder met ‘Strife’ en ‘Hope’ om langs ‘Artesia’ een ‘Harmony’ te bereiken. Zo overspannen de onderdelen de strevingen van elk mens, waar ook ter wereld. De titel Artesia krijgt hierbij een meerduidige betekenis: kunst (art), al of niet kunstig bewerkt object uit het verleden (artefact), een waterput (artesische put), de muzikale terminologie voor opslag en neermaat (arsis en thesis). In het derde deel komt de mens als kind in contact met andere culturen, gesymboliseerd door etnische instrumenten. Na een gebed proberen de kinderen een nieuwe wereld te creëren (in een Bolero), wat voert tot een apotheose in ‘Harmony’.
The Birth of Music vertoont enkele parallelle kenmerken met Artesia. Niet de geboorte van de mens, maar de oerknal is hier het uitgangspunt. Dat was het eerste geluid, daaruit zullen alle muzikale talen geboren worden. In ‘Hunting’ wordt de mens tegelijk voorgesteld als jager en opgejaagde of prooi. Verder komen de thema's van de mythe en het ongrijpbare mysterie van de kosmos aan bod. De mens ziet zich ook geplaatst tegenover anderen: hij leert omgaan met gevoelens van liefde en haat, van vertrouwen en pijn. Ook hier is er een onderdeel waar de mens in contact komt met vreemde culturen, zoals in Artesia. Tijdens de ontwikkeling naar het jachtige eigentijdse stadsleven zal de mens beseffen dat het anders moet: hij moet op een of andere manier zichzelf overstijgen en tot een vorm van geestelijkheid komen: dat kan door religie en astrologie, en natuurlijk ook door muziek. Dat is de betekenis van The Birth of Music.
| |
Etno-klassiek
In Artesia, maar nog veel meer in The Birth of Music schrijft Dirk Brossé voor een combinatie van klassieke instrumenten (zijn eigen ensemble L' Arco Musicale) en etnische instrumenten. Deze laatste heeft hij tijdens zijn reizen over heel de wereld leren kennen. Brossé laat echter niet de etnische instrumenten in aparte passages spelen, in afwisseling met het klassieke instrumentarium. Hij laat het etnische instrumentarium ook niet zomaar improviseren op bepaalde momenten. Hij heeft de muziek voor de etnische instrumenten daadwerkelijk uitgecomponeerd en volledig in het geheel geïtegreerd. Dat betekent zowel in het totale instrumentarium, als in het muzikale verloop. En dat maakt dat het hier inderdaad gaat om waarachtige ‘etno-klassiek’, die muzikaal bijzonder indrukwekkend is.
En toch wil Dirk Brossé nog veel meer halen uit zijn etno-klassiek. Hij wil in de toekomst veel meer uitgaan van de studie en de betekenis van de etnische instrumenten, van de culturele context waarin een instrument gebruikt werd, van zijn typische functie, symboliek, enz. Hierdoor zal hij ze op een veel meer verantwoorde en authentiekere manier kunnen gebruiken. De kennismaking met de muziek van de Chinese componist Tan Dun heeft zijn ogen nog wijder geopend. Hij is erg onder de indruk gekomen van de manier waarop Tan Dun westerse en etnische instrumenten laat samenklinken. De wijze van combineren van instrumenten benadert Tan Dun helemaal vanuit de andere kant, vanuit zijn eigen Chinese instrumenten en dat vindt Brossé zo nieuw, omdat wij altijd vanuit onze westerse visie de vreemde instrumenten proberen te incorporeren. Brossé vindt Tan Dun een zeer goed orkestrator, van wie hij bijzonder veel kan leren. Het fenomeen ‘evolutie’, zoals Tan Dun het bekijkt, is totaal verschillend van de drang tot snelle evolutie in de westerse muziek. ‘Ook de stilte is bij Tan Dun bijzonder belangrijk: alles is bedacht vanuit de verhouding tussen stilte en niet-stilte. Een onbeweeglijk klanktapijt is natuurlijk ook een soort stilte, maar bij Tan Dun is dat nooit stilte op zich, maar de voorbereiding van een enorme explosie van energie.’ Nu ziet Brossé in hoe hij exclusief vanuit een westers gezichtspunt gedacht heeft. Hij ziet voor de toekomst heel andere mogelijkheden met etnische muziek. Brossé formuleert het
| |
| |
als volgt: ‘Als ik tot nu toe de muziek van bijv. de aboriginals benaderde, dan was dat altijd vanuit de denkwijze van Bach, bij wijze van spreken. De manier van waaruit je de muziek bedenkt is belangrijk: in termen van stilte en niet-stilte. Nu zie ik, door de confrontatie met Tan Dun, heel andere mogelijkheden.’
Van zijn concertmuziek maakte Dirk Brossé in 1999 een cd met het London Philharmonic Orchestra, uiteraard onder zijn leiding. Zijn concertmuziek wordt gekenmerkt door een zeer grote expressiviteit en door een nadruk op een directe aanspreking door het melodische element. Brossé verlaat het tonale idioom niet, maar weet dit zogenaamde ‘verouderde’ medium door zijn uitstekende orkestratie optimaal te benutten. Dat blijkt uit stukken als Elegy voor cello en orkest, Black, White and in Between voor viool en orkest en Meditation voor hobo en orkest. Ook voor Brossé zelf is elk volgend stuk een uitdaging, het moet nieuw zijn en hij wil bewust de ‘fouten’ (d.i. de zaken waarover hij niet tevreden is) van een vorige compositie corrigeren. Maar hij is zich bewust van het feit dat hij eigenlijk een ‘romantisch’ componist is en niet iemand die in een laboratorium naar vernieuwingen zoekt, ver weg van de echte wereld. Voorts beschouwt hij zichzelf als een verhalenverteller in klank. ‘Ik doe wat ik kan, en ik denk dat je als artiest eerlijk moet zijn, en die dingen doet, waar je achter staat. Ik zie vele mensen om mij heen die iets doen, waar ze niet in geloven. Ze doen het enkel om tot een richting te behoren, uit opportunistische redenen. Maar Tan Dun is echt het perfecte voorbeeld, van iemand die eerlijk is.’
| |
De toekomst
Momenteel is Dirk Brossé met iets ontspannends bezig: een musical met Kuifje als hoofdfiguur. Het gaat om Kuifje en de Zonnetempel, het verhaal speelt in Peru, waardoor veel etnische muziek in de musical zal kunnen worden verwerkt. Brossé vindt dat hij even aan een rustpauze toe is, nadat hij tien jaar lang vooral ernstige werken heeft geschreven en ook heel intens aan het Karel V-oratorium gewerkt heeft.
Op 24 februari 2000, precies 500 jaar na de geboorte van Keizer Karel V ging dit 16-delige oratorium in Gent in première. Natuurlijk staan de macht en de grootsheid van het Habsburgse vorstenhuis centraal, maar er wordt ook kritisch gewezen op het feit dat die macht alleen blijft bestaan door een niets ontziende huwelijkspolitiek. Het gaat hier dus zeker niet om een historische reconstructie van het leven van Keizer Karel. Want het is de menselijkheid van Keizer Karel zelf, die in het oratorium zeer sterk naar voren komt, bv. als een mens die op het einde van zijn leven zijn tijd volledig doorbrengt met bidden en eten. Dit kleinmenselijke van de keizer is een verdere verwijzing naar de tragiek van elke sterveling. Elke mens, keizer of slaaf, moet sterven op een bepaalde dag. Het ‘Wiel van het Leven’ of de levenscyclus beheerst alles en iedereen. Voordat hij sterft zal de keizer zich als eenvoudig mens tot zijn dienaar Juanelo wenden, omdat hij het is die het rad van de tijd of het wiel van het leven doet draaien. Dan zijn de rollen omgedraaid en is de machthebber onderworpen aan zijn eigen dienaar.
De eerstvolgende opdracht is een werk voor Lloyd Webber voor zijn vijftigste verjaardag, een kort stuk voor cello en orkest. Ook Philip Glass en Gavin Bryars schrijven zo'n kort verjaardagsconcert. Voor de verdere toekomst is het nog even wachten op de realisatie van een wensdroom, die Dirk Brossé al jaren bezighoudt: het componeren van een universeel requiem. Daarvoor is hij teksten aan het verzamelen, aan het bestuderen hoe andere culturen met de dood omgaan. In dit requiem wil hij westerse en niet-westerse muziek op een sublieme wijze laten versmelten. Maar hiervoor heeft hij tijd, veel tijd nodig.
Yves Knockaert
Het werk van Dirk Brossé is verschenen op een 25-tal cd's bij Sony, EMI en Philips Classics.
|
|