Theater
De tragedie van de schaarste en de overvloed
Het beleid van museumdirecteuren, de programmering door omroepbazen, de toekomstplannen van theater makers: over zulke kwesties kan de laatste tijd in Nederland niet gesproken worden zonder dat financiële aspecten onmiddellijk in de discussie betrokken worden. Schermutselingen in het artistieke circuit draaien vrijwel uitsluitend om geld en zelden om credo's of principes. Werd er voorheen nog wel eens met overleg gedebatteerd over de waarde van een kunstwerk of het belang van een kunstuiting, nu gaat het vooral over budgetten en over praktische bezwaren die verhinderen dat dromen daden worden. Dat is jammer en, in een tijd waarin sprake is van een overschot op de rijksbegroting, in feite onbegrijpelijk.
De Raad voor Cultuur noemde haar advies voor de periode 2001-2004 aan de staatssecretaris Van de schaarste en de overvloed, een titel die aanleiding zou kunnen geven tot schamper cynisme. Over de schaarste waarmee de kunst en met name de muziek en het theater zich in deze jaren van overvloed tevreden moeten stellen, is inmiddels zoveel gezegd en geschreven, dat het eenvoudigweg onmogelijk is daar nog iets nieuws aan toe te voegen.
Daarom, los van het gekrakeel waardoor het eind van het vorige en de start van het huidige artistieke seizoen werden ontsierd, en slechts uit respect voor wat de makers van een bepaald soort theater doen, worden hier enkele recente voorstellingen besproken. Het zijn - maar dit terzijde - voorstellingen van drie gezelschappen waarover de Raad negatief aan de staatssecretaris adviseerde en waarover de staatssecretaris vervolgens negatief oordeelde. Met als onontkoombaar gevolg dat de problemen werden verschoven naar de lokale overheden - en uiteraard naar de gezelschappen zelf.
Theater maken op locatie is de afgelopen twintig jaar sterk in opmars, en wie ervan houdt voorstellingen te bezoeken buiten het reguliere circuit kan er zich evenveel hoogvliegers als dieptepunten van herinneren. Hollandia bijvoorbeeld - toekomstig partner van Het Zuidelijk Toneel - maakte prachtige dingen op ongewone plaatsen, maar wellicht de meest prestigieuze voorstelling uit de geschiedenis van de groep, het ‘industrieproject’ KLM Cargo (1998) was een regelrechte mislukking. Waarom? Onder meer omdat de noodzaak om in de vrachtterminals van Schiphol te spelen nergens duidelijk werd en de lawaaiige omgeving eerder als een artistieke belemmering dan als een toevoeging werd ervaren.
De bewust gezochte omgeving exploreren in al zijn mogelijkheden, daar gaat het om bij deze vorm van theater, niet om het noodgedwongen schipperen met de beperkingen die de te bespelen ruimte met zich mee brengt. Bewegingstheater BEWTH uit Amsterdam, een collectief dat al meer dan dertig jaar locatietheater maakt, is daarin heer en meester. BEWTH is geen gezelschap dat luidruchtig aan de weg timmert, dat pretenties nastreeft die het niet kan waarmaken, dat zich mengt in de vaak gênante horlepiep om de felst begeerde plaatsen in het bestel. Op uiteenlopende plekken als fabriekshallen, scheepswerven, openbare gebouwen, musea en kerken is BEWTH, lang voordat het mode werd, intensief bezig geweest de ruimte af te tasten en naar zijn hand te zetten, altijd voor een beperkt aantal toeschouwers, altijd omzichtig, met gevoel voor detail en nuance, en nooit uit behaagzucht of goedkoop effectbejag.
Aan het eind van het vorige seizoen maakte BEWTH in de Wester- of Sint-Gommaruskerk te Enkhuizen een zoveelste productie die gebaseerd was op datzelfde, vertrouwde stramien. Onder de hoge dakspanten, tussen de strenge pilaren en de kille marmeren grafplaten van dit kolossale godshuis werd de relatie tussen bewegingskunst en bouwkunst opnieuw beleefd en gevierd, en werd eens te meer duidelijk hoezeer, in Nederland althans, alleen BEWTH het diepste geheim van die relatie kent. De voorstelling vestigt de aandacht op een bouwwerk dat die aandacht alleen al uit cultuurhistorisch oogpunt verdient; maar het belang reikt veel verder,