| |
| |
| |
Dieper dan gebloemd linoleum?
De Afrikaanse cultuur in Zuid-Afrika
Riana Scheepers
werd geboren in 1957 in Vryheid in Natal (Zuid-Afrika). Studeerde Afrikaanse literatuur aan de Universiteit van Kaapstad. Publiceerde ‘Die ding in die vuur’ (1990), ‘Dulle griet’ (1991), ‘'n Huis met drie en 'n half story's’ (1994, in het Nederlands vertaald als ‘Onbevlekte Ontvangenis’ (1995)), ‘Haai, Katriena, wat vertel jy my nou?’ (1994), ‘Die heidendogtersjubel’ (1995, in Nederlandse vertaling ‘De heidendochters juichen’ (1996)), ‘Katriena, nou liegjy mos!’. Een bloemlezing van haar korte verhalen werd in 1997 gepubliceerd onder de titel ‘dogters van Afrika’ (in 1998 als ‘Dochters van Afrika’ in het Nederlands vertaald).
Adres: Postbus 12484, Die Boord, 7613 Stellenbosch, Zuid, Zuid-Afrika
Daniel Hugo
werd geboren in 1955 in Stellenbosch (Zuid-Afrika). Studeerde aan de universiteiten van Stellenbosch, Pretoria en Oranje-Vrijstaat. Werkt als omroeper-programmamaker bij Radiosondergrense. Vertaalde onder meer ‘Kartonnen dozen’ van Tom Lanoye en poëzie van Herman de Coninck in het Afrikaans.
Adres: Radiosondergrense, Postbus 2251, 8000 Kaapstad, Zuid-Afrika
Het meest omstreden boek van Adriaan van Dis, de roman Het Beloofde Land (Meulenhoff, 1990), vertelt de reiservaringen van de auteur in Zuid-Afrika, enkele jaren voor de eerste democratische verkiezingen van 1994. Het dorre, woestijnachtige landschap van de Karoo dat het grootste deel van Zuid-Afrika beslaat, en de mensen die er leven, komen vooral aan bod in zijn reisverhaal. Het gebied wordt door een van de verhaalfiguren als de bakermat van alle grote Afrikaners bestempeld: ‘Alle grote Afrikaners komen uit die Karoo. Grote zakenlui, grote schrijvers, grote politici.’ (p. 83) Deze opmerking dwingt de verteller (Van Dis) om daar cynisch aan toe te voegen: ‘Heel de wereld lijkt om de Karoo gebouwd’.
Maar daarom was het boek in Nederland niet omstreden. Ook in Zuid-Afrika was men ontsteld over het boek, maar om heel andere redenen dan een beschuldiging van plagiaat. Sommige mensen uit de Karoo, bij wie Van Dis en zijn reisgezel onderweg gastvrijheid hadden genoten, waren bij het lezen ontzet over de karikatuur die de schrijver van hen had opgehangen in zijn verhaal. En dit nadat hij rijkelijk had geput uit de kruik van hun Zuid-Afrikaanse gastvrijheid. De grootste verontwaardiging oogstte de auteur echter in brede kring omwille van zijn visie op de Zuid-Afrikaanse en meer bepaald, de Afrikaanse cultuur. Op bladzijde 90 heeft Van Dis het over een besef van ‘leegte’, over de wanverhouding die hij ervaart tussen de menselijke kleinheid en de grootsheid van de natuur, en over de culturele woestijn waar hij door reist. In het landschap waar natuur en cultuur afwezig lijken, is nergens een winkel of schouwburg te zien en bestaat een bioscoop uit een laken dat buiten hangt. Iedereen vertelt verhalen, maar
| |
| |
Een scéne uit Antjie Somers, de eerste volwaardige Afrikaanse musical die in het pas afgelopen Klein Karoo Nasionale Kunstefees in première gegaan is.
niemand leest een boek. ‘Het is een cultuur zo diep als gebloemd linoleum’: in dit treffende beeld zagen de meeste lezers het oordeel van Van Dis over de cultuur in de Karoo verwoord.
Misschien moet men Het beloofde land als satire lezen, ook al is het boek nooit zo gezien. De observaties die de schrijver neerpent over de figuren die de Karoo bevolken, zijn vlijmscherp en hier en daar heel grappig. Niettegenstaande de harde uitspraken, voelt de lezer altijd de deernis van de auteur met het land en zijn mensen, ook al is het soms deernis vermengd met argwaan en ongeduld.
Van Dis reisde maar kort door een deel van Zuid-Afrika en bleef een niet betrokken(?)observator van het Afrikaanse cultuurleven. Het is het goede recht van een schrijver of een toerist om reis- en cultuurindrukken te noteren, maar het is twijfelachtig of iemand, een schrijver, politicus of toerist, hoegenaamd in staat is om na een bezoek van enkele dagen of weken uitspraken te doen over een cultuurlandschap. In Zuid-Afrika, noch elders kan en een cultuur zo maar bevatten of een etiket opplakken. Iedereen die beweert een andere cultuur te kennen na een week of zo is domweg arrogant.
Zelf als je geboren bent in Zuid-Afrika blijft het moeilijk om te bepalen wat de Afrikaanse cultuur juist is, en hoe die er vandaag uitziet. Als ze zo diep (of zo plat) was als gebloemd linoleum, als het voldoende was om uit te pakken met een bloemrijke vergelijking of een aanmatigend adagium, dan was dit artikel overbodig. Maar zo eenvoudig ligt het helaas niet. De cultuurstrijd en de cultu-
| |
| |
rele problemen waarmee men in Zuid-Afrika worstelt, brengen met zich mee dat men er dieper dan het linoleum moet kijken. Misschien ligt net onder het linoleum, onder de vloer een schat verborgen waarvan alleen insiders, ingewijden, weet hebben.
| |
Wat verloren ging
Het Afrikaanse cultuurleven in het nieuwe millennium kan gekarakteriseerd worden met het cliché van de ‘verandering’. We hebben het dan over de ingrijpende veranderingen van het laatste decennium. Het karikaturale beeld van de bekrompen, plattelandse, ouderwetse zich superieur voelende Afrikaner, verknocht aan zijn God en grond en onverzettelijk in zijn politieke opvattingen, beantwoordt niet meer aan de werkelijkheid, zelfs niet als karikatuur. De politieke geschiedenis in Zuid-Afrika heeft in de laatste twintig jaar onherroepelijk veel afgenomen van deze (blanke) Afrikaner. Op geen enkel cultureel terrein is hij nog een natuurlijke leider of vanzelfsprekende zegsman. Hij is zijn taaldominantie kwijt, zijn politiek leiderschap, zijn meerderwaardigheidsgevoel, zijn exclusieve, blanke privileges. Niet alles is negatief in dit verlies. Misschien is het belangrijkste wat hij kwijt is zijn zelfgenoegzaamheid. En daardoor heeft hij wellicht iets zeer waardevols gewonnen: het besef dat hij met zijn landgenoten uit andere culturen kan samenwerken en -leven, en dat zijn identiteit geen angstvallige bescherming behoeft.
Zelfs de term ‘Afrikaner’ heeft een nieuwe betekenis gekregen. Progressieve jongeren hebben zich in het verleden afgewend van het stigmatiserend etiket ‘Afrikaner’ dat stond voor een blank, Afrikaanssprekend lid van de Nasionale Party en van een van de drie protestantse kerkgenootschappen (Nederduits-Gereformeerd, Hervormd of Gereformeerd). De echterzijde heeft pas laat de term ‘Boer’ weer in gebruik genomen, ondanks het feit dat hij door kleurlingen en zwarten algemeen gebruikt werd als scheldwoord voor blanke Afrikaners en blanke politiemannen in het bijzonder. De ultra's weigerden zelfs de term ‘Afrikaans’ voor hun taal en gebruikten bij voorkeur ‘Boeretaal’. Vandaag wordt algemeen aanvaard dat een Afrikaner niet noodzakelijk blank is, maar wel Afrikaans spreekt. Of hij protestants-christelijk is, speelt geen rol van betekenis meer. In het hele land vindt men ook rooms-katholieken die Afrikaans spreken. Martin Versfeld, de onlangs overleden filosoof die Afrikaans sprak en schreef, was praktiserend katholiek, net zoals de dichteres Sheila Cussons. Ongelovigen van allerlei strekking doen meer en meer van zich spreken in het Afrikaans. De dichter M.M. Walters is sinds de jaren '60 met zijn satires een van de scherpste critici van de Afrikaanse cultuur en haar liefdeloze dogma's. Een groot aantal Afrikaanssprekenden uit de West-Kaap is van Maleise oorsprong en islamitisch. Maar het valt te betwijfelen of de leden van die cultureel gesloten groep zichzelf ooit ‘Afrikaners’ zullen noemen.
| |
| |
| |
Taalstrijd
Zijn de Afrikaners van het nieuwe millennium nu allemaal bevrijd, progressief en ruimdenkend? Ja en nee. In wat volgt willen wij onze indrukken geven over verschillende aspecten van het Afrikaanse cultuurleven anno 2000.
Op politiek vlak is in Zuid-Afrika de macht overgedragen aan een zwarte meerderheidsregering. Ondanks een blijvende en heftige kritiek vanuit Afrikanerhoek op de heersende ANC-regering is er ook een groeiende waardering voor en erkenning van het nieuwe politieke bestel. Het is veelzeggend dat verscheidene prominente Afrikaners die ooit hevige aanhangers waren van de Nasionale Party, zich onlangs bij het ANC hebben aangesloten. Onder hen bevindt zich de populaire oud-minister van Buitenlandse Zaken uit de voormalige Nasionale Party-regering, Roelof Botha. Bij de laatste algemene verkiezingen is de oppositiepartij NNP (Nuwe Nasionale Party) weggestemd. Een meerderheid van Afrikaners verkoos haar stem te geven aan de Demokratiese Party van Tony Leon. Tien jaar geleden was het nog ondenkbaar dat Afrikaners een partij zouden steunen die door een Engelstalige geleid werd.
Terwijl de politieke machtsovergang relatief vreedzaam is verlopen, gaat de taalstrijd in Zuid-Afrika ononderbroken verder. Voor de meeste Afrikaanssprekenden vormt de taalkwestie de kern van de culturele en politieke omwenteling. Bijna zeventig jaar lang bekleedde het Afrikaans naast het Engels een bevoorrechte positie als een van de twee officiële talen. Zo kon het met overheidssteun alle hoge functies van een cultuurtaal verwerven en uitgroeien tot een kwaliteitsmedium voor pers en elektronische media, rechtbank, school en universiteit, theater en literatuur. De bloemlezing van Gerrit Komrij De Afrikaanse poëzie in duizend en enige gedichten (Bert Bakker, Amsterdam, 1999) bewijst voldoende de levenskracht van de Afrikaanse poëzie. Deze omvangrijke bundel - de omvangrijkste tot vandaag - biedt tegelijk ook een beeld van de evolutie van het Afrikaans: van zeventiende-eeuws Nederlands tot het Kaaps-Hollands van de achttiende en negentiende eeuw en het moderne Afrikaans van vandaag met zijn varianten en dialecten (Kaaps, Oranjerivier-Afrikaans, township-Afrikaans enz.). De bloemlezing bevat niet toevallig veel gedichten waarin de taal zelf centraal staat. Vaak gaat het over taalstrijd: Nederlands tegen Afrikaans, Nederlands tegen Engels, Afrikaans tegen Engels, Standaardafrikaans tegen spreektaal of dialect.
Sinds 1994 is het Afrikaans nog maar een van de elf officiële talen in Zuid-Afrika. Omdat elf officiële talen uiteraard een onbereikbaar ideaal vormen, krijgt de wereldtaal Engels in de praktijk de meeste staatssteun. Die positie wordt nog versterkt omdat overheidsinstellingen als de Post en maatschappijen en ondernemingen als de SAA (South African Airways), SABC (South Afri-
| |
| |
can Broadcasting Corporation) en de staalreus ISCOR (South African Iron and Steel Corporation) besloten hebben Engels als enige voertaal te gebruiken. Wie bezwaar aantekent, krijgt te horen dat Engels de meest praktische en economische oplossing levert omdat het voor de meeste Zuid-Afrikanen nu eenmaal de tweede taal is. Overigens bestond er voor de SAA, SABC en ISCOR tot voor kort nog een Afrikaanse equivalent: SAL (Suid-Afrikaanse Lugdiens), SAUK (Suid-Afrikaanse Uitsaaikorporasie) en YSKOR (Suid-Afrikaanse Yster- en Staal-korporasie). Zo wordt de ‘zichtbaarheid’ van het Afrikaans meer en meer verminderd.
Ingezonden brieven in kranten bewijzen het belang van de taalkwestie voor de gewone man en vrouw in Zuid-Afrika. De verontwaardiging, zelfs de woede om wat er met het Afrikaans gebeurt, wordt geventileerd in wekelijkse brieven. De brief van Kerneels de Jager in Die Burger van 14 januari 2000 is typisch. De aanleiding voor zijn geschoktheid is de overstap van oud-minister Roelof (Pik) Botha naar de regerende partij (ANC): ‘Deze week heeft Mr. Pik Botha de Afrikaners aangespoord om zich aan te sluiten bij het ANC. Pik beweert dat ze niet hoeven te vrezen voor een onrechtvaardige behandeling van hun taal ‘want het Afrikaans is gebetonneerd in de Grondwet als een van de officiële talen’. Kom kom. Misschien moet hij als jurist en oud-minister de begrippen ‘gebetonneerd’ en ‘officiële taal’ verduidelijken, als je bedenkt dat (om bij enkele voorbeelden te blijven) de SAUK nu SABC heet en het derde net alleen in het Engels uitzendt, terwijl het eerste en tweede voor 80% Engelstalig is. Het ‘Afrikaanse’ programma Noot vir Noot op het tweede net wordt meer en meer Engels omdat nagenoeg alle liedjes en zangers die taal gebruiken. Voeg daaraan toe dat de meeste overheidsdiensten eentalig Engels worden. In het postkantoor kun je geen postzegel meer krijgen, alleen nog postage stamps. Het gevaar bestaat dat het hele rechtssysteem Engels wordt. De parlementaire handelingen zullen voortaan alleen nog in het Engels verschijnen. ‘Afrikaanse’ middelbare scholen worden gedwongen om tweetalig te worden. Van de tweeëntwintig universiteiten kunnen Afrikaanssprekenden slechts terecht op één met een Afrikaans karakter. De vijf traditioneel Afrikaanse universiteiten worden nu ook overwegend Engelstalig. Zo kan ik nog een tijdje doorgaan. Mr. Botha weet beter dan ik hoe het Afrikaans bedreigd en gefnuikt wordt. Voelt hij geen schaamte als hij zulke dingen beweert?’
Tot zover Kerneels de Jager uit Hermanus in de Westkaap waar het Afrikaans nog relatief sterk staat, aangezien de meerderheid van die provincie er die taal spreekt (de andere twee officiële talen zijn er Engels en Xhosa).
Aan het einde van de negentiende eeuw heeft de Hollandse classicus C.P. Hoogenhout, die om gezondheidsredenen naar Zuid-Afrika geëmigreerd was, de volgende wanhopige verzen geschreven die honderd jaar later in de brief van Kerneels de Jager als het ware zouden weerkeren:
| |
| |
Engels! Engels! Alles Engels! Engels wat jy sien en hoor;
In ons skole, in ons kerke word ons moedertaal vermoor,
En wat Afrikaans of Hollands praat en as syn taal begeer,
Die is dwaas, 'n arme sukkel, vreeslik dom en ongeleer!
Hoogenhouts klacht is natuurlijk een reactie op het verengelsingsbeleid van de Britse koloniale regering vanaf 1806. Zo liet gouverneur Lord Charles Somerset dominees uit Schotland - en niet Nederland - aanvoeren om vacatures in de Nederduits-Gereformeerde Kerk in te vullen.
Sinds 1925 speelt het ‘Hollands’ geen rol meer in Zuid-Afrika. Het Afrikaans wordt nu bedreigd, alhoewel het nog veel sterker staat dan de andere in heemse talen. Het officiële orgaan PANSAT (Pan-Suid-Afrikaanse Taalraad) staat machteloos in zijn pogingen om taalgelijkheid voor elf talen te realiseren. Het ontslag van de eerste voorzitter van de radeloze raad, dr. Neville Alexander (die jaren lang met Nelson Mandela op Robbeneiland gevangen zat), heeft glashelder aangetoond dat de regering niet in staat is een rechtvaardig taalbeleid te voeren. Sinds Zuid-Afrika heeft afgekondigd dat het elf officiële talen telt, is het Afrikaans er aantoonbaar verzwakt op de universiteit, het postkantoor, in de audiovisuele media (vooral de televisie), pers en uitgeverijen, provinciale kunstraden, film, enz. Op al deze domeinen hebben ook inheemse talen als het Xhosa, het Zoeloe, Sotho en Venda geen enkele vordering gemaakt.
Hoewel het Afrikaanse weekblad Huisgenoot en de zondagskrant Rapport een grotere verspreiding kennen dan hun Engelse tegenhangers, zijn er vandaag, in vergelijking met het grote en verscheiden aanbod (ook op uitgeversvlak) van twintig jaar terug, maar drie Afrikaanse dagbladen meer (Beeld, Die Burger, Die Volksblad: allemaal in handen van de Nasionale Pers). In feite heeft de Nasionale Pers bijna het absolute monopolie in het Afrikaanse pers- en uitgeversbedrijf, met dito voor- en nadelen.
Wat er ook van zij, het zijn de ongeveer vijf miljoen moedertaalsprekers die het Afrikaans creatief en financieel zullen moeten steunen, als het zijn bewezen bruikbaarheid wil behouden. Net iets meer dan de helft van die sprekers is niet-blank. Het is het sterkste wapen in de strijd tegen hen die het Afrikaans nog steeds zien als de taal van de onderdrukker en een koloniaal erfstuk dat zijn tijd heeft gehad.
| |
Nieuwe podia
De sleutel voor overleven ligt in het privé-initiatief. In de voorbije vijf jaar zijn er vele voorbeelden van geleverd. Het opvallendste is het jaarlijkse Klein Karoo Nasionale Kunstefees in Oudtshoorn. Het is zeker geen toeval dat dit ideologisch-neutrale feest in 1994 opgestart werd op hetzelfde moment als het nieuwe, democratische Zuid-Afrika. Doemdenkers - en zo zijn er wel wat in de gelede-
| |
| |
ren van de Afrikaners sinds de negentiende-eeuwse Siener van Rensburg-voorspelden een mislukking, maar het festival was zo succesvol dat het leidde tot een ander, jaarlijks festival in Potchefstroom in de noordelijke provincie. In beide gevallen is de Nasionale Pers de stuwende kracht. Acteurs die werkloos waren geworden met het verdwijnen van de provinciale kunstraden en het wegvallen van dubben op tv konden zo weer aan de slag. Succesvolle festivalproducties kunnen het hele jaar door in het land op tournee. De festivals dienen ook als kweekvijver voor vernieuwend drama en cabaret. Zo debuteerde Breyten Breytenbach in 1998 in Oudtshoorn met Boklied als dramaturg en Antjie Krog in 1999 in Potchefstroom met Waarom is dié wat voor toi-toi altyd so vet? Het oude én nieuwe werk van de gevestigde dramaturgen Pieter Fourie, Adam Small, Peter Snyders, Reza de Wet, Deon Opperman en Charles Fourie wordt natuurlijk ook opgevoerd op die manifestaties. Bekende schrijvers proberen er nieuwe genres uit en jonge kunstenaars vinden er voor de eerste keer een podium.
Schooltheater is een boeiend subgenre in de Afrikaanse podiumkunsten. In de winter gedijen de toneelfestivals goed. Deze brengen kinderen op de planken, vooral op het platteland. Boeiend is dat een groot aantal van deze jeugdtoneelproducties door kinderen zelf geschreven en geregisseerd wordt. Afrikaans is de populaire podiumtaal, ook al worden Engelstalige stukken aangemoedigd. Het grootste festival is een landelijke wedstrijd, georganiseerd door de Afrikaanse Taal- en Kultuurvereniging (ATKV). Elk jaar beoordeelt een vaste jury alle stukken en worden er per provincie winnaars uitgeroepen. Op basis van de toegekende punten worden drie stukken in elke categorie toegelaten tot de eindronde. Er zijn scholen die vijf stukken insturen, wat het enthousiasme voor theater op school voldoende bewijst. Jaarlijks worden zo een tweehonderd producties beoordeeld, en dit aantal stijgt nog. De meeste, jonge acteurs verdwijnen na hun schooltijd uit het theater, maar jonge kunstenaars als François Toerien, Nicole Holm, Gustav Malan, Malan Steyn, Juan Els, Jan Ellis en Hugo Theart bouwen verder aan boeiend, nieuw theater.
| |
‘Rock en amok in my taal’
De bloei van de Afrikaanse muziek heeft waarschijnlijk ook veel te danken aan de kansen die de festivals van Oudtshoorn en Potchefstroom aan jonge en onbekende kunstenaars bieden. Goedkope technologie heeft natuurlijk het aanmaken van eigen cd's binnen ieders bereik gebracht. De landelijke Afrikaanse radio-zender, Radiosondergrense, die onder de SABC valt, scheidt in zijn dagelijkse uitzendingen voortdurend het vele kaf van het koren in die cd-oogst. De nieuwe zangers en componisten van kwaliteitsvolle lichte muziek heten Amanda Strydom, Abraham en Lizanne Helberg, Laurinda Hofmeyr, Valiant Swart en Gert Vlok Nel. Ze voegen zich bij gevestigde namen als Laurika Rauch, Coenie de Villiers, Lucas Maree, Jannie du Toit, David Kramer, Mynie Grové, Anton
| |
| |
Goosen, Johannes Kerkorrel en Koos Kombuis. Amanda Strydom heeft het gevoel van de Afrikaanse zangers in een van haar liedjes goed verwoord: ‘Ek kan rock in my taal,/ ek maak amok in my taal’.
| |
Universiteit en internet
Het aantal studenten dat Afrikaans (en Nederlands) volgt aan de universiteit en andere onderwijsinstellingen is dramatisch geslonken. De belangrijkste reden is de financiële en ideologische crisis in het onderwijs die ertoe geleid heeft dat het leraarsberoep onaantrekkelijk is geworden. Vroeger kwam de grootste groep schrijvers uit de faculteiten Afrikaans en Nederlands van de zowat tien universiteiten in het land. In de jaren '60 en '70 bracht het Letterkundige Laboratorium van de dichter-goeroe D.J. Opperman aan de Universiteit van Stellenbosch vele dichters voort. Nu zijn Afrikaanse schrijversopleidingen meestal geprivatiseerd. Over het hele land ontstaan schrijfscholen van verschillende kwaliteit. Slechts twee zijn verbonden aan een universiteit: die van Etienne van Heerden aan de Universiteit van Kaapstad (mogelijk gemaakt door de televisiemaatschappij M-net en twee uitgeverijen van de Nasionale Pers) en die van Hans du Plessis aan de Universiteit van Potchefstroom (mogelijk gemaakt door de ATKV).
Internet is de nieuwste tak aan de boom van de Afrikaanse cultuur. Van de verschillende Afrikaanse websites is LitNet met zijn 26 subruimtes zeker de belangrijkste. De website (www.Litnet.co.za) met de vaak bekroonde schrijver Etienne van Heerden als redacteur, biedt allerlei informatie over schrijvers, boeken en lezers. Je vindt er interviews met schrijvers, rubrieken verzorgd door auteurs, een on line-schrijfschool voor aankomende schrijvers, recensies, adviezen voor de duizenden Afrikaanse leeskringen en informatie voor het onderwijs. Een van de subruimtes staat open voor de publicaties van jonge schrijvers uit de vroeger achtergestelde gemeenschappen. De invalshoek van LitNet is altijd Afrikaans, maar het wil zich in de toekomst ook richten op andere Zuid-Afrikaanse talen en op het Nederlands.
De drastische verengelsing van traditioneel Afrikaanse universiteit en heeft geleid tot een initiatief, gepatroneerd door Breyten Breytenbach en anderen, om een Afrikaanstalige universiteit op te richten in Oudsthoorn in de West-Kaap. Zonder officiële steun heeft dit initiatief echter geen levenskansen. Er bestaat in Zuid-Afrika geen culturele groep die kapitaalkrachtig genoeg is om een privéuniversiteit te stichten. Het is wel opmerkelijk dat Breytenbach, die zelf een politiek gevangene was onder het Apartheidsregime, zo zijn ontgoocheling toont over het taalbeleid van de ANC-regering.
| |
Culturele boycot maakte bedompter
Het ‘gebloemd linoleum’ dat Adriaan van Dis gebruikt om de cultuur van de Afrikaners te typeren, bevat wel een kern van waarheid. De cultuurbeleving van
| |
| |
de gemiddelde Afrikaanssprekende en Engelssprekende inwoner van Zuid-Afrika is vandaag inderdaad nogal oppervlakkig, kitscherig van smaak en dikwijls ook verouderd. Hoe kan het ook anders als men bedenkt dat in de jaren '60, '70 en '80 twee machtige ideologieën tegen cultuurontwikkeling in Zuid-Afrika zijn gebruikt. Binnenlands heeft de regerende Nasionale Party strenge censuurmaatregelen (de Wet op Publikasies) uitgeschreven tegen de pers, de elektronische media, het filmwezen en de literatuur. Vele boeken van Zuid-Afrikaanse schrijvers werden verboden om politieke, religieuze of ethische redenen. Ook Afrikaanse schrijvers werden het slachtoffer van de draconische censuurwet: André P. Brink, Etienne Leroux, Breyten Breytenbach, John Miles, Dan Roodt, Welma Odendaal en anderen. Boeken van buitenlandse auteurs als Vladimir Nabokov, Henry Miller, James Mitchener en zelfs Jan Wolkers kwamen het land niet meer binnen. Het naïeve Zuid-Afrikaanse publiek zag buitenlandse films vaak in een verminkte versie. Binnenlandse filmmakers werden aan een strenge censuur vooraf onderworpen.
De binnenlandse censuur werd ironisch genoeg versterkt door de buitenlandse culturele boycot. Vooral die van de Britse acteursvakbond Equity en die van de Nederlandse en Belgische regering hebben grote invloed gehad. De boycot door Equity zorgde ervoor dat geen enkel BBC-programma nog te zien was op de Zuid-Afrikaanse televisie. Aangezien het land pas sinds 1975 tv kende, betekende dit een gevoelige aderlating. Het bracht wel een aanzienlijke groei mee van de plaatselijke filmproductie (in het Afrikaans én Engels) maar veroorzaakte ook een vloedgolf aan tv-programma's uit de VS. De culturele boycot door de Lage Landen trof de Afrikaanssprekenden in het bijzonder. Het werd uiterst moeilijk voor studenten Nederlandse taal- en letterkunde om te gaan studeren aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten. Elke vorm van uitwisseling van professoren of schrijvers werd gestaakt. Nederlandse dissidenten werden zelfs ‘gestraft’. Toen W.F. Hermans op verzoek van de Kaapstadse uitgever Human & Rousseau in 1983 een bezoek bracht aan Zuid-Afrika, kreeg hij erna van de stad Amsterdam het verbod om daar nog in het openbaar op te treden. Reactionaire Afrikaners vertoonden in die jaren een uitgesproken aversie tegen de ‘hoogheilige Hollanders’. Kortom: de verschillende vormen van culturele boycot hebben een samenleving die al enghartig was, nog bedompter gemaakt.
Gelukkig is het cultuurleven in het ‘wye en droewe land’ ten goede veranderd sedert 2 februari 1990, toen president F.W. de Klerk een nieuwe, democratische toekomst voor Zuid-Afrika aankondigde. Kort daarna bezocht de eerste groep Nederlandse en Vlaamse schrijvers, met de goedkeuring van hun regering, Zuid-Afrika. Hoe weinig begrip Nederlanders hebben gehad voor de effecten van de culturele boycot op het geestesleven in Zuid-Afrika, blijkt uit de volgende anekdote. Een journalist die meereisde met de schrijvers schreef
| |
| |
geschokt in een Nederlandse krant dat niemand aan de zuidpunt van Afrika - zelfs geen neerlandicus - gehoord had van de schrijver Bert Schierbeek. Had die dan niet Breyten Breytenbach tijdens diens jaren in de gevangenis in het openbaar verdedigd? Dat Schierbeeks onbekendheid een bewijs was van een decennia durende, geslaagde culturele boycot was tot de journalist nooit doorgedrongen. Het is helaas de harde werkelijkheid: wie boycot, blijft onbekend. Wie censureert, verstikt zichzelf.
Zuid-Afrika is nu in alle opzichten een bevrijd land. Laat er nooit meer een aanleiding komen om het op welke manier ook te boycotten. Inwoners van het land hebben toegang tot wereldwijde cultuurproducten en uitwisselingsprojecten. Hopelijk kan ook de rest van de wereld nu op zijn beurt gaan delen in de verscheidenheid en rijkdom van de Zuid-Afrikaanse cultuur.
(Vertaald uit het Afrikaans door Luc Devoldere)
|
|