Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 681]
| |||||||||
Herbestemming van grote monumentenNico Nelissen De rijke geschiedenis van Europa valt af te leiden uit de omvang en verscheidenheid van historische gebouwen die tot op vandaag de dag stad en land sieren. Rome, Florence, Parijs, Brussel, Amsterdam, Antwerpen, Maastricht en vele andere steden zouden niet zo'n aantrekkingskracht hebben als ze niet zo ruim bedeeld waren met bouwkundige getuigenissen uit het verleden. De landen van Europa spannen zich in om dit culturele erfgoed te beschermen en in stand te houden. Ondanks alle inspanningen komt het geregeld voor dat monumenten in verval geraken omdat ze hun oorspronkelijke functie verliezen. In een (groot) aantal gevallen wordt naar herbestemming gezocht. Mensen die zo ‘gek’ zijn om al hun tijd en energie hierin te stoppen, behoeden ons erfgoed tegen sloop en verval. Maar niet elke herbestemming is ‘gepast’, omdat deze in strijd kan zijn met het karakter van het gebouw. Onlangs heb ik over de materie van herbestemming van (grote) monumenten een handboek gepubliceerd. Het draagt de titel: Herbestemming van grote monumenten: een uitdaging!Ga naar eindnoot1 Het is een gids voor alle partijen die met leegstand en herbestemming van (grote) monumenten te maken hebben. Dat wil zeggen voor gemeenten, provincies, ministeries, rijksdiensten, particuliere monumentenorganisaties, instellingen op het gebied van vastgoed, projectontwikkelaars, bouwbedrijven, bewonersorganisaties, woningcorporaties et cetera. Zowel in Nederland als in Vlaanderen staan, of komen op korte termijn nogal wat monumenten leeg te staan. Dat zijn vooral gebouwen die niet zo courant zijn en die vanwege hun specifieke karakter zich niet zo gemakkelijk lenen voor een andere bestemming. Ze zijn te groot, hebben een te specifieke vorm of met hun oorspronkelijke bestemming is een reeks sentimenten verbonden waardoor een andere bestemming als een vloek (in de kerk) wordt beschouwd. In Nederland staan op dit ogenblik naar schatting 600 grote monumenten leeg. | |||||||||
[pagina 682]
| |||||||||
Rome: vroeger een energiecentrale, nu een museum.
Dat zijn vooral kerken, kapellen, kloosters, stadhuizen, scholen, fabrieken, kazernes en ziekenhuizen. In Vlaanderen ligt dit aantal misschien iets lager, maar ook daar staan de nodige grote monumenten leeg. Herbestemming van die leegstaande monumenten is vaak een remedie tegen dreigende sloop, maar een passende herbestemming is in een aantal gevallen niet zo gemakkelijk. Met name kerkelijke autoriteiten verzetten zich wel eens tegen een herbestemming van een religieus gebouw die wordt gezien als niet passend bij de oorspronkelijke bestemming en het ‘gewijde’ karakter van de plaats. | |||||||||
Stappenplan en de rol van de ‘fou’In het boek wordt een stappenplan ontwikkeld voor een succesvolle herbestemming van monumenten: het zogeheten ‘KUN-stappenplan’ (KUN = Katholieke Universiteit Nijmegen). Het bevat aanwijzingen voor het in beeld brengen van de relevante kenmerken van het gebouw, het vinden van ‘passende’ nieuwe functies, het interesseren van partijen voor herbestemming en het verkrijgen van de daartoe benodigde vergunningen, gelden en steun. In het handboek wordt beschreven hoe herbestemmingprocessen verlopen en welke factoren in de praktijk beslissend zijn voor succes. Zo wordt nadruk gelegd op het feit dat het opvallend is dat veel herbestemmingen succesrijk verlopen | |||||||||
[pagina 683]
| |||||||||
ondanks de talrijke barrières. Het verbaast dan ook niet dat speciale aandacht wordt geschonken aan de ‘fou’, de persoon die als een halve (of hele) idioot de kunst verstaat om iedereen gek te maken en via zijn (of haar) hartverwarmende energie een hopeloze situatie weet om te zetten in een kansrijke. Men kent allemaal wel de types die een plank voor de kop hebben, die zich niet snel uit het veld laten slaan en die bij de juiste mensen op het juiste tijdstip, het juiste enthousiasme weten af te dwingen. Deze mensen blijken goud waard te zijn en vele monumenten zouden al gesloopt zijn wanneer deze ‘fous’ er niet zouden zijn! Zonder concreet namen te noemen, kan er wel een indicatie van het type mens in deze worden gegeven. Het zijn vaak mensen die het culturele erfgoed een zeer warm hart toedragen, die lid zijn van een (historische) vereniging, die vrijwilligerswerk doen, die bereid zijn hun vrije tijd volledig aan een monument te wijden (ze behandelen zo'n gebouw vaak als familiebezit; hetgeen soms ook letterlijk het geval is), die met een niet nalatende ijver elke (schijn)beweging rondom het monument (met name van de zijde van projectontwikkelaars en bestuursorganen) met argusogen (en terechte achterdocht) bekijken, buitengewoon alert zijn ten aanzien van kansen en bedreigingen in deze en niet nalaten via actie een monument voor de toekomst te behoeden. | |||||||||
Succesvolle herbestemmingen in EuropaMede dankzij deze ‘fous’, die men mijns inziens beter als ‘helden’ zou kunnen betitelen, zijn in Europa, en zeker ook in Nederland en Vlaanderen, succesvolle herbestemmingen tot stand gekomen van monumenten die anders onder de slopershamer verdwenen zouden zijn. Om een paar voorbeelden te noemen: | |||||||||
Antieke beelden tussen de turbinesNiet ver buiten het centrum van Rome ligt een fabrieksterrein waarop sedert de 19e eeuw een energiecentrale staat. Door vernieuwingen op het gebied van de energievoorziening heeft het gebouw zijn functie verloren, maar het gebouw op zich, alsmede het interieur met gave turbines en andere machines, werden zo belangrijk geacht dat men het geheel bewaard heeft. Lange tijd heeft het gebouw leeggestaan en is ijverig gezocht naar een nieuwe bestemming. Dat was niet zo gemakkelijk want het gebouw werd sterk bepaald door de oorspronkelijke functie. Toch is er een nieuwe, verrassende bestemming voor gevonden. Het gebouw is nu namelijk een museum voor sculpturen uit het antieke Rome. Het resultaat is fascinerend. De turbines in de grote hal worden omringd door bustes en ander beeldhouwwerk uit de tijd van Julius Caesar. Het lawaai van de turbines is tot zwijgen gebracht door de serene rust van antieke beelden. De plastieken van destijds zijn opnieuw tot leven gebracht door ze te plaatsen in een dynamische ambiance van industrieel erfgoed. Een dergelijke herbestemming is niet zonder problemen verlopen. Uiteraard zijn er vragen gesteld of deze herbestemming in | |||||||||
[pagina 684]
| |||||||||
York: vroeger een kerk, nu een cafetaria.
dit gebouw wel ‘passend’ is. Of een combinatie van industrieel erfgoed en antieke beelden wel recht doet aan het een en aan het ander. Uiteindelijk is men eruit gekomen en het resultaat is verbluffend. | |||||||||
Station wordt museumHet Gare d'Orsay in Parijs is sedert ruim een decennium een museum voor beeldende kunst uit de 19e eeuw. In een gebouw waar eertijds de treinen arriveerden en vertrokken, is nu het werk te vinden van impressionisten als Degas, Monet, Manet en Sisley. Daarvoor zijn de oorspronkelijke ruimten enigszins aangepast, maar de structuur van het gebouw is behouden gebleven. Voor menige Parijzenaar die gewend was deze collectie te aanschouwen in het knusse Jeu de Paumes was het even wennen om Van Gogh c.s. op één van de bovenste verdiepingen van het voormalige stationsgebouw te vinden. Toch - zo moet men achteraf constateren - was het een goede beslissing om op die manier twee problemen op te lossen: een groot gebouw dat leegstond kreeg een nieuwe bestemming en een collectie die uit zijn voegen barstte, kon ruimer worden gehuisvest. De bezoeker van het nieuwe museum kan zich desondanks niet aan de indruk onttrekken dat de collectie in andere gebouwen mogelijk beter tot zijn recht zou zijn gekomen. | |||||||||
Van hostie naar tostiDe Britse stad York kende in het verleden tientallen kerken. Behalve de bekende Minster waren er andere, kleinere kerken. Vele ervan heeft men weten | |||||||||
[pagina 685]
| |||||||||
te behouden, ondanks het feit dat ze hun functie voor de eredienst hebben verloren. Alhoewel enkele kerken nog leeg staan, is de strategie ze zo spoedig mogelijk een nieuwe bestemming te geven. Men is bereid om daarvoor concessies te doen. De gedachte is namelijk dat leegstand verval in de hand werkt en dat verval in een aantal gevallen tot sloop leidt. Vandaar dat men niet al te scrupuleus is bij het vinden van nieuwe bestemmingen. Zo is één van de kerken een soort lunchroom geworden. Men kan er terecht voor een koude en warme snack en men kan er ook nog bij gaan zitten en van een kopje koffie genieten. Enigszins oneerbiedig gesteld: het gebouw heeft een ontwikkeling doorgemaakt ‘van hostie naar tosti’. Het kerkmeubilair is weggehaald en in de plaats zijn stoelen en tafeltjes gekomen die men ook in andere lunchrooms kan aantreffen. Bouwkundig hebben er geen grote ingrepen plaatsgevonden. De lunchroom met alles wat erbij hoort, is als het ware tijdelijk gedetacheerd in de ruimte en laat het gebouw als zodanig intact. | |||||||||
Winkelen in een gashouderIn het kader van de IBA-Emscher (Internationale Bau Ausstellung in Nordrhein-Westfalen) is de strategie ontwikkeld om delen van de industriële geschiedenis van het Roergebied voor het nageslacht te bewaren. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een grote gashouder in Oberhausen. Hij is buiten gebruik geraakt en stond er vele jaren mistroostig bij. Deze ‘Gasometer’ is echter aan een tweede leven begonnen. Hij wordt nu gebruikt als expositieruimte voor de oude mijnindustrie en als ontmoetingsplaats voor gezelschappen die zich in het IBA-Emscher-project willen verdiepen. De kolossale ruimte is aan de binnenkant voorzien van een moderne lift die de bezoeker in staat stelt om naar het dak te gaan, waar hij een uitzicht heeft op de wijde omgeving. Aan de voet van het gebouw bevindt zich het gigantische winkelcentrum Centre d'O. Hierin zijn tientallen winkels ondergebracht, alsmede restaurants, bioscopen, expositieruimten en stiltecentrum. De combinatie van Gasometer, stammend uit het industriële tijdperk en Centre d'O moge in eerste instantie een beetje artificieel lijken, bij nader inzien toont het aan hoe oud en nieuw op een verrassende wijze met elkaar kunnen worden gecombineerd. Op deze manier is de markante gashouder voor het nageslacht bewaard gebleven en is het een nieuwe associatie aangegaan met een centrum dat kenmerkend is voor onze consumptiemaatschappij. | |||||||||
Van witte jas tot togaIn Maastricht staat sedert het einde van de jaren veertig van de 20e eeuw het Sint-Annadal ziekenhuis. Dit gebouw heeft enkele jaren geleden een nieuwe bestemming gekregen. Het is omgetoverd tot gerechtsgebouw. Het hoofdgebouw is bewaard gebleven en aan de nieuwe functie aangepast. De vroegere | |||||||||
[pagina 686]
| |||||||||
De Witte Dame te Eindhoven: vroeger een fabriek, nu een design center.
bruinrode baksteen heeft een witte krijtkleur gekregen en de toren van de ‘chapelle d'ardente’ heeft een andere bekroning gekregen en is blauw geschilderd. Dat zijn de uiterlijke tekenen van een herbestemming die aan de binnenkant heeft geresulteerd in aanpassingen van de plattegrond. Men moet een kenner zijn om te weten dat het hier om een voormalig ziekenhuis gaat. De krappe behuizing van de rechterlijke macht in Maastricht heeft een ruimere jas (toga) gekregen. Het resultaat is onomstreden. Een markant gebouw is behouden gebleven. Het heeft nu weliswaar een andere uitstraling dan voorheen, maar het past goed in de stedenbouwkundige context. | |||||||||
Fabriek wordt designcentrumEindhoven wordt vaak in een adem genoemd met Philips. Deze multinational is destijds met een klein fabriekje in deze stad begonnen en inmiddels heeft dit bedrijf de hele wereld veroverd. Uit de vroege jaren van bedrijfsvoering stamt een gebouw dat vanwege zijn witte kleur in de volksmond ‘De witte dame’ wordt genoemd. Dit gebouw vormt samen met een er tegenover liggend bedrijfsgebouw (‘De bruine pater’) een prachtige begeleiding van een straat die dicht tegen het stadscentrum aan ligt. Door een burgerinitiatief, waarin een vroegere Philipspresident een grote rol heeft gespeeld, is het gebouw voor het nageslacht bewaard gebleven. Waar vroeger de fabricage plaatsvond, is nu een geheel van functies ondergebracht verbonden met design. Zo is er bijvoorbeeld een Design Academie, een design centrum, ruimte voor expositie van design-producten van Philips, maar ook een grand café, een bibliotheek en een winkel | |||||||||
[pagina 687]
| |||||||||
Tilburg: vroeger een textielfabriek, nu Museum De Pont.
voor teken materiaal. Het exterieur en de hoofdstructuur van het interieur zijn behouden gebleven, terwijl ten behoeve van de nieuwe gebruikers onderdelen op een specifieke wijze architectonisch zijn vormgegeven. | |||||||||
Textielfabriek wordt museumTilburg was in het verleden onder andere bekend vanwege de textielindustrie. De stad kende meerdere textielfabrieken verspreid over de stad. Door de concurrentie van de lagelonenlanden verdween deze industrie uit de stad. De vroegere fabriekshallen kwamen leeg te staan. Een nieuwe bestemming was niet zo eenvoudig. Enkele fabrieken werden gesloopt, maar een paar bleven bewaard en kregen een nieuwe bestemming. Zo is in een van de fabrieken een (wat voor de hand liggend) textielmuseum ondergebracht, maar een ander fabriek is na het weghalen van de machines tot een museum voor moderne kunst bestemd. In dit museum, geheten Museum De Pont, worden tentoonstellingen gehouden van moderne kunst. De ruime hallen staan toe om ook grotere objecten te plaatsen. Aan de buitenkant leest men niet af dat binnen een museum voor moderne kunst is. De banieren met de naam van het museum bij de entree tonen echter overduidelijk aan dat men op de juiste plek is. | |||||||||
Van koninklijke stallen tot sportcentrumIn Oostende liggen de voormalige Koninklijke stallen. Alhoewel de gebouwen nooit deze functie hebben gehad, dragen ze duidelijk het karakter van de beoogde bestemming. De gebouwen zijn in hout uitgevoerd en ogen als cha- | |||||||||
[pagina 688]
| |||||||||
Oostende: vroeger de Koninklijke stallen, nu een sportcentrum.
lets. De toegang tot het complex wordt verkregen via een toegangspoort, die uitziet op een binnenterrein waaromheen de stallen zijn gegroepeerd. Sedert enkele jaren hebben de stallen een nieuwe functie gekregen. Een aantal binnensporten, alsmede enkele aan de sport verwante activiteiten hebben hier onderdak gekregen. Aan het exterieur is weinig veranderd. Alleen de toegevoegde reclameborden ogen niet zo fraai. Binnen waren grote stalruimten aanwezig en deze leenden zich zeer goed voor zaalsporten. De huidige functie is zeer goed te verenigen met de aard van het gebouw. | |||||||||
Van hospitaal tot congres- en tentoonstellingscentrumNaast de middeleeuwse ziekenzalen van het Sint-Janshospitaal in Brugge werd in 1850 een aanzienlijke nieuwbouw opgetrokken, die voor zijn tijd beantwoordde aan de meest moderne visie over ziekenverpleging. De architectuur bleef sober en de zachte inpassing naast de middeleeuwse gebouwen was voortreffelijk. Met zijn 16 zalen, opgetrokken rond een grote binnentuin, met op beide uiteinden allerhande nutsvoorzieningen, bleef dit gebouw zijn functie behouden tot in 1975. Na een jarenlange leegstand en bedreiging met afbraak, werd het gelukkig stevige bouwwerk onder handen genomen en gerenoveerd. Het is sedertdien in gebruik als congres-en ontmoetingscentrum, terwijl een aantal zalen als tentoonstellingsruimte fungeert. Enkele handelsza- | |||||||||
[pagina 689]
| |||||||||
ken, waaronder een restaurant en feestzaal dragen bij tot de rentabiliteit van het geheel. | |||||||||
Niet elke herbestemming is ‘passend’Deze en vele andere voorbeelden illustreren dat herbestemming een zeer probaat middel kan zijn tegen leegstand en verval. Historisch belangrijke gebouwen blijven behouden en nieuwe, eigentijdse functies krijgen een onderkomen. Toch is herbestemming niet altijd de oplossing. Er zijn zelfs voorbeelden waar herbestemming erger is dan de kwaal. Dat is met name het geval wanneer de nieuwe functie voor het monument niet ‘passend’ is. Soms voelt men intuïtief aan dat een bepaalde bestemming zich niet leent voor een gebouw. Zo is het herbestemmen van een kerk tot een bordeel niet erg voor de hand liggend. Het ombouwen van een kerk tot meubelpaleis wordt uitermate kritisch bekeken, evenals het onderbrengen van een zwembad in een kerkgebouw. Dit neemt niet weg dat deze soorten herbestemmingen voorkomen. Welke nieuwe bestemmingen roepen in de praktijk problemen op? Dat zijn vooral die waarbij het volgende het geval is:
Er zijn in Europa ook vele voorbeelden te vinden van minder of niet geslaagde herbestemmingen. In Rijsel hebben vroegere textielfabrieken een nieuwe bestemming gekregen. Zo is in één van de gebouwen een grote supermarkt terechtgekomen. De oorspronkelijke plattegrond is volledig verloren gegaan. Van binnen is er niets meer dat aan het oude gebouw doet herinneren. Bovendien hebben aan de buitenkant allerlei aanpassingen plaatsgevonden, waardoor ook het uiterlijk verminkt is. In Eichstätt in Duitsland is een binnenhof van een klooster heringericht tot bibliotheek en leeszaal. Wat eerst een open ruimte was, is nu overkapt en ingevuld met boekenkasten en zitjes. Alhoewel het deskundig is vormgegeven, is het karakter van de kloosterhof erg aangetast. Overal, ook in Nederland en Vlaanderen, komt men voorbeelden tegen van minder geslaagde herbestemmingen, zeker wanneer men let op de consequenties ervan voor het bouwkundig erfgoed. Zo zijn in de binnensteden van veel Vlaamse en Nederlandse gemeenten talrijke historische panden aan te wijzen, waarvan enkel de gevel, met uitzondering van het gelijkvloers, bewaard werd, terwijl daarachter gevoelloze betonstructuren werden opgetrokken, die van het oorspronkelijk gebouw, zijn indeling en zijn inrichting niets hebben | |||||||||
[pagina 690]
| |||||||||
overgelaten. Het decor werd commercieel nuttig geacht, althans aan de straatkant, maar voor het overige werd naar niets omgezien en leggen de te hoge, te diepe en met een plat dak ‘afgewerkte’ gebouwen, een hypotheek op de omgeving. De essentie van de monumenten werd hierdoor genadeloos met de grond gelijk gemaakt. | |||||||||
Hoe ver kan men gaan?Herbestemming roept bij sommige soorten monumenten heel veel gemengde gevoelens op. Dat is vooral het geval bij kerken. Deze ‘gewijde’ plaatsen zijn meer dan alleen maar een plek waar mensen ter kerke gaan. De kerktoren is vaak een punt van herkenning voor een hele buurt. Met de kerk zijn levensgeschiedenissen van mensen verbonden, zeker daar waar het gaat om parochiekerken waar mensen zijn gedoopt, waar ze de eerste H. Communie hebben ontvangen, waar ze hun vormsel toegediend hebben gekregen, waar ze getrouwd zijn of waar voor een dierbare de uitvaartdienst werd gehouden. Wanneer kerken door de terugloop van het aantal parochianen moeten sluiten, dan komen ze leeg te staan. Om allerlei redenen (waaronder met name geld) wordt door kerkbesturen wel gedacht aan de verkoop van de gronden waarop de kerk staat. Dit betekent dan evenwel sloop van het kerkgebouw. Wettelijke bescherming of andere overwegingen kunnen ertoe leiden dat sloop ongewenst of zelfs onmogelijk is. Een passende herbestemming is niet eenvoudig. In Nederland gaat men hierin soms heel ver. In Utrecht bijvoorbeeld zijn wooneenheden in een kerk gebouwd en is de kerk van binnen vrijwel onherkenbaar. In Bergen op Zoom is een Waterstaatskerk omgetoverd in een schouwburg. Er zijn mensen die beweren dat het opdragen van de H. Mis te vergelijken is met een schouwspel dat in schouwburgen wordt opgevoerd. In andere landen, waaronder Vlaanderen, is er vaak sprake van een terughoudendheid ten aanzien van al te ‘verrassende’ bestemmingen. Men laat een kerk liever leeg staan, dan dat men er een ‘geforceerde’, niet passende bestemming aan geeft. | |||||||||
Gebrek aan beleid?Verwacht niet dat er bij de overheidsdiensten die met de monumentenzorg te maken hebben een uitgewerkt en in documenten vastgelegd beleid bestaat ten aanzien van herbestemming van (grote) monumenten. Dat neemt niet weg dat uit de praktijk van advisering en interventies van de overheidsorganen wel iets valt af te leiden over hoe ze tegenover herbestemming van monumenten staan. De rijksdienst in Nederland en de organisatie belast met monumenten en landschappen in Vlaanderen hanteren een ‘behoedzame’ strategie. Ze geven in het algemeen voorkeur aan behoud in plaats van sloop en ze vinden een herbestemming pas wenselijk als de oorspronkelijke bestemming echt niet meer mogelijk is. Als herbestemming de redding van een monument kan betekenen, | |||||||||
[pagina 691]
| |||||||||
dan vinden ze - grosso modo - dat het monumentale karakter zo min mogelijk moet worden aangetast. De indruk bestaat dat in Nederland iets meer rek in deze laatste opvatting zit. Men heeft namelijk oog voor het doorfunctioneren van gebouwen, ook al worden daardoor delen van het gebouw weggehaald en nieuwe delen toegevoegd. Iedere ingreep wordt echter individueel beoordeeld en steeds weer opnieuw worden alle voors en tegens tegen elkaar afgewogen. In dit opzicht zou men kunnen spreken van een ‘casuïstische’ benadering. | |||||||||
MottenballenstrategieDit brengt mij bij een meer algemeen punt dat bekendstaat onder de naam ‘mottenballenstrategie’. Daar waar herbestemming niet leidt tot behoud, maar tot aantasting van het oorspronkelijke monument, is het verstandig om ervan af te zien. In zulke gevallen is herbestemming namelijk niet de oplossing voor, maar de oorzaak van het probleem. Een andere strategie verdient dan de voorkeur, de ‘mottenballenstrategie’. Deze houdt in dat het beter is om een monument een tijdje lang leeg te laten staan, dan gehaast een nieuwe, ongeschikte bestemming te geven. Het is beter om te wachten op een herbestemming die goed bij het gebouw past, ook al duurt dat wat langer. Uiteraard moeten dan wel tussentijds maatregelen worden getroffen om (verder) verval tegen te gaan. |
|