Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 670]
| ||||||||||||
[pagina 671]
| ||||||||||||
‘Het laat haar niet los’
| ||||||||||||
[pagina 672]
| ||||||||||||
gepubliceerd, toen ze nog maar vijftien was. In 1971 ging ze klinische psychologie studeren in Utrecht en trouwde met Ivan Wolffers; twee jaar later werd hun zoon Kaja geboren. Tijdens haar studie publiceerde Marion Bloem een reeks leesboekjes voor zesjarigen, Spotjes; gevolgd in 1976 door een wetenschappelijk werk, Overgang. Haar eerste jeugdboek Waar schuil je als het regent? verscheen in 1978 en haar tweede jeugdroman. Matabia (1981) kreeg in 1991 de Jenny Smelikprijs toegekend door de sectie Nederland van de ‘International Board on Books for Young People’. In 1983 kreeg Bloem de Eddy Du Perron-prijs. De grote doorbraak was er in dat jaar gekomen met de roman Geen gewoon Indisch meisje, die zowel door de kritiek als door het publiek zeer positief werd onthaald. De editie in pocketvorm beleefde sinds 1985 twaalf ongewijzigde herdrukken. Marion Bloem beschouwt dit debuut nog steeds als haar belangrijkste werkstuk, omdat zij ermee het door haar gewenste effect behaalde. ‘Ik heb de (misschien) ijdele hoop met mijn werk de lezer aan het voelen en denken te zetten. Ik wil graag dat mijn werk [...] ook als een eye-opener werkt’, zo zei ze tegen Saskia van Rijnswou die in 1993 een boek over haar publiceerde.Ga naar eindnoot2 Bloem heeft meer dan acht jaar zitten ‘broeden’ op deze roman, die het thema van de gespletenheid van de tweede generatie Indische Nederlanders in de Nederlandse literatuur introduceerde. De hoofdpersoon in de roman, een dertigjarige Indische vrouw, lijdt aan een zware identiteitscrisis en splitst zichzelf in twee zusjes, Zon en Sonja, die elk een pool van haar persoonlijkheid voorstellen. Sonja is compleet verhollandst en belichaamt de geslaagde integratie in de Nederlandse samenleving; Zon daarentegen worstelt met haar Indische achtergrond en kan zich niet aanpassen aan de Nederlandse levenswijze. Marion Bloem is er met dit boek in geslaagd de schizofrenie weer te geven van de Indische Nederlander die ‘tussen twee vaderlanden’Ga naar eindnoot3 leeft en zich geen van beide eigen kan maken. Zulke mensen horen niet echt bij de Nederlanders, omdat hun opvoeding, al is het maar indirect, door de Indische achtergrond wordt bepaald, en Indië kennen ze uitsluitend uit de herinneringen van hun ouders. Marion Bloem wilde met haar debuut zowel de Indischen als de Nederlanders ‘om de oren slaan.’Ga naar eindnoot4 Op het einde van de roman verneemt de lezer dat Zon zelfmoord heeft gepleegd. De schrijfster wil hiermee wijzen op het gevaar van zelfverloochening bij de Indische Nederlanders. Maar ze waarschuwt ook voor een Nederlandse maatschappij, die ondanks de schijn van een multiculturele samenleving, nog steeds etnocentrisch gericht is. Op de vraag of ze denkt dat een schrijver in zijn leven feitelijk slechts één boek schrijft, antwoordt Marion Bloem dat al haar werk inderdaad wordt gekenmerkt door ‘het zoeken naar een balans tussen aanpassing en behoud van eigenheid.’Ga naar eindnoot5 Deze terugkerende thematiek wordt ontwik- | ||||||||||||
[pagina 673]
| ||||||||||||
keld aan de hand van verschillende motieven als seksualiteit, reizen of schrijven. | ||||||||||||
Alles is waar wat ik verzinMarion Bloem is een veeleisende schrijfster. Haar romans, die telkens op de grens liggen tussen werkelijkheid en fictie, doen een constant beroep op de aandacht en het ontledingsvermogen van de lezer. En het gebeurt niet zelden, dat je als lezer op het verkeerde been wordt gezet door de vrouwelijke personages die opvallend veel gelijkenis vertonen met de auteur zelf. Net als Marion Bloem zelf zijn ze meestal schrijfster, beeldend kunstenares of filmmaakster van beroep; ze zijn moeder en echtgenote en hebben allemaal een Indische achtergrond. Zo wordt de indruk gewekt dat het in haar werk voornamelijk om autobiografisch materiaal gaat. Volgens de auteur zelf schuilt de ziel van een werk achter de persoonlijke inzet van een schrijver, wat betekent dat in haar romans niet de feiten een autobiografisch gehalte hebben, maar wel de emoties. Bloem hanteert hierbij de personalistische literatuuropvatting waarbij de aandacht naar de auteur achter het werk uitgaat. ‘Om Vaders van betekenis te kunnen schrijven, moest ik Indisch zijn, en opgroeien tussen vele totaal verschillende Indischen, [...] moest ik nieuwsgierig zijn, [...] moest ik van mijn achtergrond houden, die willen koesteren en tegelijk ook weten dat wat ik trachtte te koesteren al voorbij was’, legt Bloem in HP/De Tijd uit.Ga naar eindnoot6 Zo verzamelde ze emoties en ervaringen ‘totdat [ze] op een dag met de rente door meer levenservaring alles wat [ze] had opgespaard kon verwerken tot een roman’.Ga naar eindnoot7 Maar het werd daarom nog geen autobiografie. Tijdens haar studie psychologie leerde Marion Bloem inzien dat haar problematiek verder reikte dan haar eigen pijn en beslommeringen; ze roerde een universeel vraagstuk aan, namelijk het leven tussen twee culturen. Van autobiografische reconstructie was geen sprake meer, sociale betrokkenheid kwam er voor in de plaats. Weliswaar stemmen veel elementen uit de boeken overeen met haar eigen leven, maar die worden dan toch altijd ondergeschikt gemaakt aan de algemene betekenis van de fictie. Zo zegt de hoofdfiguur uit het verhaal ‘Zonder hemd de straat op’, opgenomen in de bundel Vliegers onder het matras: ‘De pijn is autobiografisch. De vernedering ook. Alles is waar wat ik verzin.’Ga naar eindnoot8 De neiging om in eerste instantie de nadruk te leggen op de autobiografische elementen in haar werken blijft echter hardnekkig bij veel recensenten voortleven. Marion Bloem is zich hier zo scherp van bewust, dat zij wel eens die benadering door haar personages van tevoren laat weerleggen. Zo zucht de schrijfster Babs, de hoofdpersoon uit haar vierde roman Vaders van betekenis: ‘Met die laatste zin heb ik moeite. Onherroepelijk zal men bij het lezen | ||||||||||||
[pagina 674]
| ||||||||||||
van deze zin veronderstellen dat het uiterlijk alweer zo'n belangrijke rol in mijn boeken speelt. Men zal zich er druk om maken of het boek nu wel of niet autobiografisch is.’Ga naar eindnoot9 Naarmate Marion Bloem verder publiceerde, groeide haar overtuiging dat verkeerde interpretaties van haar werk uit onze etnocentrische samenleving voortkomen. Zodra een Indisch personage in haar roman optreedt, wordt het boek voor een autobiografie gehouden: ‘Waarom heeft een Indonesische schrijver in Indonesië niet automatisch een autobiografie geschreven als zijn hoofdpersoon een Indonesiër is, maar heeft hij zodra hij in Nederland woont en hetzelfde doet a-priori een autobiografie geschreven? Niemand vraagt een Nederlands schrijver of hij voortaan door blijft gaan met het schrijven over Nederlanders, terwijl ik telkens opnieuw uitleg moet geven of ik over ‘het Indische’ nog niet uitgeschreven ben.’Ga naar eindnoot10 Marion Bloem krijgt niet alleen kritiek op de inhoud te verduren, maar ook op de stijl. In de pers worden haar boeken meestal als ‘dagboekachtig’ bestempeld. In haar eerste romans (Geen gewoon Indisch meisje, Rio of Lange reizen, korte liefdes) maakt ze inderdaad veelvuldig gebruik van korte, onvolledige zinnen - dit overigens met de bewuste bedoeling een bijzondere geestesgesteldheid bij de personages weer te geven. De vele witregels, al of niet bezaaid met puntjes, verwijzen naar een snelle aaneenschakeling of wisselwerking van gedachten of herinneringen, zoals in Lange reizen, korte liefdes. Deze korte en krachtige verteltrant ontleent de auteur naar eigen zeggen aan het Pasar Maleis. Haar stijl vloeit voort uit de typisch Indische manier van praten, met frequente weglating van het onderwerp in de zin en met karige, maar trefzekere woorden. Bloem verbaast zich dan ook niet over de kritiek op haar stijl en geeft toe in de omgang met Nederlanders moeite te hebben gehad met hun behoefte aan zoveel woorden. Hoe dan ook, Bloem schept haar eigen wereld met haar eigen woorden, waaronder weliswaar veel Indische woorden, die een bepaalde sfeer dienen te scheppen, maar ze weet het gebruik ervan te doseren, zodat zij nooit vervalt in een overdreven exotisme. Vanaf de roman Vaders van betekenis wordt de stijl minder hortend, en laat Marion Bloem gelukkig ook storende technische kneepjes varen, zoals het gebruik van cursieve druk om de lezer te attenderen op wat zij belangrijk acht. Bij zijn bespreking van Geen gewoon Indisch meisje, waarover hij zich overigens zeer positief uitliet, had Jaap Goedegebuure zich hieraan geërgerd en haar deze raad gegeven: ‘Elke tekst dient zo geschreven te zijn dat zonder al te veel nadruk duidelijk is waar de accenten gelegd moeten worden. Wie echter twijfelt aan de capaciteiten van de goede verstaander, geeft daarmee blijk van zelfonderschatting, een eigenschap waarmee Marion Bloem in het geheel niet behept zou horen te zijn.’Ga naar eindnoot11 | ||||||||||||
[pagina 675]
| ||||||||||||
Zoektochten en vluchtpogingenHet schrijverschap speelt geen onbelangrijke rol in de romans van Marion Bloem. Ze schrijft over het schrijven, over de betekenis ervan in het leven van haar personages. Het schrijven kan nu eens worden geïnterpreteerd als een vlucht uit de werkelijkheid, dan weer als een zoektocht naar waarheid; soms verlangen de schrijvende personages naar beide tegelijk. Levi, de hoofdpersoon uit de roman Lange reizen, korte liefdes (1987), neemt haar toevlucht tot de beeldende kunst. Het scheppen is voor haar een voorwendsel om zich uit de buitenwereld terug te trekken, om even te ontsnappen aan de vernietigende invloed van de liefde. Zij publiceert echter ook gedichten, waarin ze haar gedachten en emoties omtrent de relaties tot haar minnaars op een cryptische manier onthult. Die gedichten weerspiegelen haar wanhopige pogingen om de communicatie te bewerkstelligen die ze in de dagelijkse omgang met haar partners altijd heeft geschuwd. Levi is op zoek naar erkenning, begrip en ook naar echtheid, maar is niet bij machte de confrontatie met de werkelijkheid te doorstaan. Het schrijven biedt haar juist de mogelijkheid te getuigen zonder zich werkelijk bloot te geven. In Geen gewoon Indisch meisje weerspiegelt het schrijven de tegengestelde verlangens van de zusjes Sonja en Zon. De rationele, nuchtere Sonja is schrijfster van beroep. Ze beschouwt haar foutloze gebruik van het Nederlands als bewijs voor haar succesvolle aanpassing aan de Nederlandse samenleving. Sonja handelt doelbewust en consequent, ze schrijft om te ordenen, om evenwicht rond zichzelf te scheppen: ‘Ordening. Universele en individuele problematiek gerangschikt als bijvoeglijke en zelfstandige naamwoorden, verleden, toekomende en tegenwoordige tijd. Sonja's wapen: de taal van de anderen.’Ga naar eindnoot12 Sonja zoekt erkenning, maar vlucht tegelijk voor haar eigen werkelijkheid, want in haar boeken verloochent ze haar Indische achtergrond. Zon daarentegen tekent en schrijft eveneens gedichten, maar ze houdt ze angstvallig voor de buitenwereld verborgen. Ze zijn de tastbare bewijzen van haar identiteitscrisis, aangezien ze haar eigen taal gebruikt om haar eigen werkelijkheid weer te geven. Die geheime zoektocht blijkt echter een vruchteloze vlucht. De lang gezochte woorden vervliegen, zodra ze zich weer in de realiteit bevindt: ‘Soms, heel soms raakt een woord de werkelijkheid. Dan is ze verrast. Soms drukt een zin uit wat ze voelt, en wordt het poëzie. Maar dan nog doodt zo'n zin de ervaring als een ander die leest en zijn mening erover geeft. Ze zou niet meer willen schrijven, niet meer praten.’Ga naar eindnoot13 Het belang van het schrijven als vluchtmiddel en tegelijk als middel om naar zichzelf te zoeken, heeft Marion Bloem zelf reeds als kind ontdekt: ‘[...] toen [ze] dus schoksgewijs leerde dat die wereld door de meeste Hollanders niet begrepen werd, ontstonden er voor [haar] twee waarheden: die van de | ||||||||||||
[pagina 676]
| ||||||||||||
school en die van thuis, van [haar] familie en hun Indische kennissen. Op school schreef [ze] voor de buitenwereld, thuis bleven de verhaaltjes in [haar] dagboek Indisch. Ze werden nooit aan de buitenwereld getoond.’Ga naar eindnoot14 In veel romans van Marion Bloem symboliseren ook de seksualiteit en het reizen het verlangen naar waarheid of naar ontsnapping. Levi uit Lange reizen, korte liefdes kan zichzelf niet accepteren zoals ze is, en zoekt daarom erkenning in de - destructieve - liefde van haar vier minnaars. Ze bestaat dan uitsluitend via de waardering die ze door de seksuele relaties met hen meent op te wekken. In Mooie meisjesmond (1997) evoceert Bloem het erotische ontwaken van de zestienjarige Indische Milly naar aanleiding van haar kennismaking met de westerse keuken bij haar Nederlandse vriendje Theo. Naarmate het verhaal vordert, wordt Milly steeds mondiger en beseft dat liefde niet even eentonig hoeft te zijn als bijvoorbeeld hutspot. In deze roman gaat Bloem ook in op de Indische eettradities die dreigen te verdwijnen omdat Indische jongeren steeds minder leren van hun (groot)ouders. Ook het reizen kan de personages verder helpen in hun zoektocht. Bloem zelf heeft altijd veel gereisd en verblijft nu nog maar drie of vier maanden per jaar in Nederland. Het reizen houdt haar alert en zorgt ervoor dat ze als denker en scheppend kunstenaar niet inslaapt. In De honden van Slipi (1992) en Geen gewoon Indisch meisje (1983) reizen de personages naar Indonesië. Ze willen eindelijk kennis maken met het land van herkomst van hun ouders, en menen daarmee hun identiteitscrisis voor een deel te kunnen oplossen. De reis blijkt echter een grote teleurstelling, een cultuurschok. De tweede generatie kent Indonesië meestal alleen uit de geïdealiseerde verhalen die hun door hun familie zijn verteld. Het heimwee van de ouders heeft betrekking op een land dat allang niet meer bestaat en waarmee hun kinderen zich niet kunnen identificeren. In de roman De leugens van de kaketoe wordt het schrijven een bron van nieuwe vitaliteit voor de hoofdpersoon Melanie Fleurie. Ze schrijft vanuit een innerlijke drang om haar eigen hartstochten en verlangens te begrijpen, en leert zichzelf kennen door een onderzoek naar de geschiedenis van de Indische vrouwen uit haar omgeving. Ze onderneemt een innerlijke queeste naar zichzelf en beschrijft haar ondervindingen in de vorm van een lange brief aan haar dementerende oma: ‘Ik schaam mij niet, oma, dat voor mij het grootste geluk is te leven om te kunnen schrijven [...] de ontdekking, al schrijvende, te existeren op een hoger niveau dan de handeling, dan 't woord, en 't onzegbare te raken door de simpele aaneenschakeling van zoekende zinnen, is wat mij doet beseffen dat ik leef.’Ga naar eindnoot15 Schrijven blijkt ook het enige middel tegen vergetelheid. Ieder individueel verhaal is gedoemd te verdwijnen als het niet van generatie op generatie wordt doorverteld. Zo wordt de aanvankelijk zelfzuchtige zoektocht van Melanie | ||||||||||||
[pagina 677]
| ||||||||||||
tot een verzameling van herinneringen van enkele generaties vrouwen uit haar familie. De sporen van het verleden leven voort in haar brief, die haar zoon veel jaren later gretig leest, als Melanie zelf oud en vergeetachtig is geworden. Die wordt op zijn beurt de erfgenaam van die kostbare informatie, en staat garant voor de overleving ervan. | ||||||||||||
Een dochter van betekenisMarion Bloems vierde roman Vaders van betekenis is eveneens ontstaan uit de overtuiging dat geschiedenissen vergankelijk zijn en dat schrijven het beste wapen is tegen de teloorgang ervan. Het uitgangspunt van het boek is dat een Indische schrijfster, Babs Roos, het als haar taak beschouwt de geschiedenis van de Indische Nederlander op papier te zetten, ‘op die manier dat de Indo zichzelf eindelijk eens in de Nederlandse literatuur zal herkennen.’Ga naar eindnoot16 Met deze uitspraak duidt Marion Bloem op de vele koloniale romans waarin Indische personages weliswaar aan bod kwamen, maar telkens uitsluitend vanuit een Nederlands, koloniaal perspectief. Bloem, als dochter van die Indische Nederlanders, wil met deze roman de geschiedenis vertellen van een hele bevolkingsgroep die als zodanig in de Nederlandse literatuur nog niet zichtbaar was geworden: ‘Ik wil een vader beschrijven met het uiterlijk van mijn eigen vader, en ook zijn creativiteit, bescheidenheid, innemendheid, maar met de onverschrokken moed, en de fysieke kracht van mijn oom Tjok, en het mysterieuze van mijn vaders oudste broer, oom Broer. Zo dacht ik, als ik deze drie samenvoeg, en daarbij ook de geheel andere, veel Hollandsere kant van bijvoorbeeld mijn moeders vader, heb ik de Indische man en zijn geschiedenis beschreven.’Ga naar eindnoot17 Dit bekent Babs aan het begin van de roman en het kan niet anders of Marion Bloem koestert dezelfde bedoeling als de ik-verteller uit haar roman. Bloem voelde sinds haar vijftiende al de behoefte om zo'n boek te schrijven, en toen later haar lievelingsoom overleed, wist zij dat het project niet langer kon wachten, want anders zouden alle mannen over wie ze wilde schrijven, verdwenen zijn. Met hun dood zouden hun herinneringen onherroepelijk verdwijnen en hun geschiedenis voorgoed vergeten raken. Dit project lag haar zo na aan het hart dat ze in 1977 aan een tien jaar lang durend onderzoek begon om genoeg relevant materiaal te verzamelen. Ze ontmoette veel Indische mensen en reisde zelfs naar de Verenigde Staten en Canada om meer te vernemen over de Indische Nederlanders die, meestal uit teleurstelling over de koude ontvangst in Nederland in de jaren vijftig en zestig, daar naar toe waren geëmigreerd. Dit resulteerde in twee documentairefilms Het land van mijn ouders en Wij komen als vrienden alsook in de roman Vaders van betekenis, die ze in een koorts van zeven maanden schreef. Het land van mijn ouders ging met veel succes in première in 1983, het jaar waarin haar literaire debuut Geen gewoon Indisch meisje uitkwam. Deze documentaire toon- | ||||||||||||
[pagina 678]
| ||||||||||||
de voor het eerst het leven van die Indische Nederlanders die in 1945 voor Nederland hadden gekozen en toch als stiefkinderen voor wie men zich geneert, werden afgedankt. Bloem ging met deze film tegen de bescheiden houding van veel Indische Nederlanders in: ‘Er zijn in de film dingen waarvan ik vermoed dat Indische mensen er op zullen reageren met: dat doe je niet. [...] Het zal een gemengd gevoel zijn. Enerzijds een zekere trots: iemand van ons heeft een film over ons gemaakt, eindelijk iets waar we onszelf in herkennen. Aan de andere kant een beetje gegeneerdheid’, aldus de schrijfster in de Volkskrant.Ga naar eindnoot18 De uitkomst van haar onderzoek heeft Bloem in Vaders van betekenis opgevoerd in de vorm van een plastic tasje vol documenten. Babs krijgt het van haar vader om het levensverhaal van diens net overleden broer Tjok te schrijven. Het tasje bevat onder meer brieven, gedichten, kampdagboeken, cassettebandjes met gesprekken over vroeger tussen haar vader en oom Tjok. Babs trekt zich met de tas in Bali terug, en vanaf dat moment gaat het opnieuw om ‘het schrijven over het schrijven’. Vaders van betekenis wordt uiteindelijk zowel het boek dat Babs van plan was te schrijven als het verslag van haar persoonlijke vertwijfeling bij het schrijven daarvan. ‘Al meekijkend over de schouder van Babs terwijl zij uitgebreid het materiaal bestudeert, komen wij te weten wat er allemaal te lezen, te zien en te horen valt’, zegt Saskia van Rijswou.Ga naar eindnoot19 Zo ontstaat het verhaal van de vader en oom Tjok volgens een ingewikkelde, fragmentarische structuur die veel van Bloems romans kenmerkt. Het boek gaat lijken op een caleidoscoop, op een collage van herinneringen, documenten en fantasieën waarbij verschillende verhaalniveaus elkaar constant afwisselen. Volgens Saskia van Rijnswou ontwikkelt de Indische thematiek zich in de romans van Bloem van een schijnbaar onoplosbaar dilemma tot een historisch gegeven waarmee te leven valt. De ik-verteller Babs is zich bewust van de dualiteit die de Indo's kenmerkt maar beseft ook dat het dilemma van de tweede generatie Indo's deel uitmaakt van de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Om die geschiedenis in kaart te brengen, plaatst ze de Indische Nederlander in een historisch perspectief. Zo zal Babs een onsterfelijk personage in haar boek inlassen, Boudewijn (alias Buddy) van Smeir die fungeert als het archetype van alle Indo's die uit het Nederlands koloniaal bewind zijn voortgekomen. Buddy, bastaardzoon van de 17de-eeuwse Gouverneur-generaal Van Riemsdijk, zal als Indische stamvader de hoofdfasen van de koloniale geschiedenis meemaken tot aan de teleurstellende repatriëring naar Nederland, na jaren bewezen diensten en trouw aan het Nederlandse gezag. Buddy heeft van een doekoen (=tovenaar) de onsterfelijkheid gekregen en mag zelf het moment van zijn dood bepalen. Hij kan echter pas gaan rusten als zijn dochter Desiree zijn kennis overneemt om die aan volgende generaties over te | ||||||||||||
[pagina 679]
| ||||||||||||
dragen. Maar op het einde van het boek is zijn zwerftocht nog niet ten einde. Babs weet niet of haar boek af is, en welk slot het moet krijgen. Zij heeft een roman over de voorbije geschiedenis van de Indo geschreven, maar weet niet hoe zijn toekomstige geschiedenis eruit zal zien. | ||||||||||||
Vasthouden wat aan het verdwijnen isMarion Bloem schrijft vanuit het bewustzijn, en met de bedoeling, een zinvolle schakel te zijn in de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Het open einde van Vaders van betekenis doet echter vermoeden dat zij, ondanks haar overtuiging met dit boek de Indische Nederlanders eindelijk recht te hebben gedaan, zich van de beperkingen van de kunst bewust is. Ze beseft dat de nieuwe generaties zich steeds minder bekommeren om hun Indische identiteit en ziet met teleurstelling dat de Indische cultuur in Nederland aan het verdwijnen is. ‘Ik vraag me af hoe het kan dat ik, nu ik dertig ben, en op straat meer Indischen tegenkom dan tien of twintig jaar geleden, ondanks of juist door de toename van Indonesische eethuizen, Indische literatuur, Indische reünies, voel, ruik maar ook met ratio vast kan stellen, dat het Indische verdwijnt’, zei ze in een interview in Tubantia met Theo Hakkert.Ga naar eindnoot20 De rode draad in haar werk is het peilen naar het leven van mensen die tussen twee culturen leven, en naar de moeilijkheden en gevaren die dat met zich meebrengt. Maar ze stelt ook de vraag hoelang die nog de kracht zullen hebben om hun Indische identiteit een richtinggevende rol in hun leven te laten spelen in een etnocentrisch gerichte maatschappij. In haar laatst verschenen roman Ver van familie (1999), die kan worden gelezen als een vervolg op het open einde in Vaders van betekenis, geven verschillende leden van een Indische familie daarover hun mening te kennen en komen tot de conclusie dat ‘het Indische meisje Hollandse kinderen [heeft] voortgebracht die ‘ver van de familie’ afstaan.’Ga naar eindnoot21 Marion Bloem weigert zich bij deze pijnlijke vaststelling neer te leggen. Ze blijft over het thema van de culturele identiteit schrijven om Indischen én Nederlanders wakker te houden: ‘Wij zijn er altijd geweest, we zijn ooit ontstaan en nu zijn we er met alle gevolgen voor elkaar en voor het Nederlandse volk.’Ga naar eindnoot22 Ze blijft creëren om vast te houden wat aan het verdwijnen is, opdat er altijd sporen van zullen overblijven voor de toekomstige generaties. Maar ze doet het ook voor het Nederlandse publiek: ‘zodat ze zullen weten wie wij zijn. Dat is best moeilijk, die kleine dingen voor hen begrijpelijk te maken, terwijl het voor ons zo duidelijk is.’Ga naar eindnoot23 Men zegt wel eens dat de laatste Indische romans met de generatie van Marion Bloem zullen zijn geschreven. Dat mag dan waar zijn, maar de door haar behandelde problematiek zal daarmee nog niet van de baan zijn. Bloem geeft in haar werk gestalte aan een universele thematiek, die in de toekomst nog vaak aan de orde zal komen door het immer groeiende multicul- | ||||||||||||
[pagina 680]
| ||||||||||||
turele karakter van onze samenleving. Daarom is Marion Bloem niet alleen te beschouwen als een woordvoerster van de ‘tweede generatie’ Indische schrijvers. Ze behoort tot de auteurs die niet alleen oog hebben voor wat vertrouwd en veilig is, maar die onbevreesd de ander, hoe ‘vreemd’ ook, tegemoet treden. Hopelijk raakt zij over ‘het Indische’ nooit uitgeschreven; hopelijk ‘laat het haar niet los’Ga naar eindnoot24, want dat zou betekenen dat ze de hoop heeft laten varen dat het anders-zijn ooit wordt geaccepteerd. | ||||||||||||
Aangehaalde literatuur:
De recentste roman van marion bloem, Ver van familie verscheen bij Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam. |
|