Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 663]
| |
Museum, pretpark of shopping mall:
| |
Stad en identiteitSteden zijn in de loop van de twintigste eeuw aan zulke ingrijpende transformaties onderworpen geweest, dat het traditionele begrip ‘stad’ zijn betekenis dreigt te verliezen. Nadat kort na de Tweede Wereldoorlog een wereldwijde suburbanisatiegolf de mensen uit de steden had weggelokt, keerden later de industrie en nog later de handel en de dienstensector de stad meer en meer de rug toe. Allerhande traditioneel ‘stedelijke’ activiteiten, zoals werken, winkelen, een dokter of een bioscoop bezoeken, doen velen van ons niet langer in de stad, maar in een of ander gebouwencomplex, dat zich heeft vastgehaakt aan een verkeersknooppunt in de periferie. Onze leefomgeving is veranderd in een nieuwsoortig landschap, waarin het traditionele onderscheid tussen centrum en periferie, tussen stad en platteland niet langer duidelijk is.Ga naar eindnoot2 | |
[pagina 664]
| |
De mall als imitatie van de stad en vervolgens als stedenbouwkundig model. Shopping mall, Wilsonplein, Gent - Foto Hilde D'haeyere.
Omdat dit fenomeen zich het duidelijkst in de Verenigde Staten manifesteert, wordt er vaak opgemerkt dat het in Europa allemaal niet zo'n vaart loopt. Aan deze zijde van de oceaan zouden de historische steden immers een onwrikbare identiteit bezitten, die de decentralisatie en uitdunning van stedelijke functies verhindert. Hier wringt echter de schoen. Identiteit is, op zijn zachtst gezegd, een problematisch en glibberig begrip. In tegenstelling tot ansichtkaarten zijn steden voortdurend aan veranderingen onderhevig en hebben ze altijd bestaan bij gratie van contrasten en fricties. Precies omdat ook de Europese stad zijn economische, sociale of culturele betekenis ten dele heeft verloren, wordt zo sterk op haar (historische) identiteit terug gegrepen. De identiteit van een stad vastleggen is een handige retorische truc voor toeristische folders, maar kan ook de doodsteek betekenen voor het stedelijke leven. Het historische karakter van een stad, dat getuigenis aflegt van haar vroegere culturele rijkdom en gelaagdheid, wordt zo getransformeerd tot een bewijs van haar huidige monofunctioneel karakter. Het uitpakken met een stedelijk historisch karakter vormt dus niet zozeer een bewijs van het feit dat de stad weerwerk biedt tegen de logica van decentralisatie. Integendeel, het toont dikwijls aan dat de stad deze logica noodgedwongen heeft aanvaard en zich enkel nog als toeristische attractie weet staande te houden. | |
[pagina 665]
| |
De herwaardering en musealisering van de historische stad. Heraanleg van de Graslei in Gent - Foto Hilde D'haeyere.
| |
MusealiseringVooral de cultuurindustrie heeft gretig op deze situatie ingespeeld. Zo worden vooral musea meer en meer trekpleisters voor het stedelijk massatoerisme. Musea zijn overigens niet langer tempels, waarin enkel en alleen de sacraliteit van de kunst wordt beleden, maar ze zijn instituten geworden die een complex programma aan activiteiten huisvesten. Naast het bekijken van kunstwerken, kan men in het hedendaagse museum ook wandelen, babbelen, winkelen, eten en drinken. Musea zijn dus als het ware steden in de stad geworden. Daarnaast spelen ze een steeds belangrijkere rol in de revitalisatie van een bepaalde stad of stadswijk. Musea worden sinds de jaren tachtig door beleidsmakers gezien als handige instrumenten om verloren gewaande stadsdelen nieuw leven in te blazen. Politici pakken er gretig en trots mee uit als aangewezen motoren voor city-marketing. Het door de Amerikaanse architect Frank Gehry ontworpen Guggenheimmuseum in Bilbao vormt hiervan ongetwijfeld het bekendste recente voorbeeld. Daarnaast tekent zich nog een veel belangrijker proces af. Terwijl de stedelijke en stedenbouwkundige potenties van musea steeds duidelijker worden, worden de historische steden zelf steeds meer als openluchtmusea ingericht. Historische monumenten worden niet alleen opgepoetst en gerestaureerd, maar vaak ook geïsoleerd. Een opvallend aspect van dit musealiseringsproces | |
[pagina 666]
| |
De transformatie van de straat tot interieur. Tapijten op het trottoir, Gent - Foto Hilde D'haeyere.
van de stad is het feit dat de moderniteit hierbij als storend wordt ervaren en bijgevolg ook zo veel mogelijk wordt gebannen. Zo lanceerden Brusselse politici onlangs het voorstel om torengebouwen af te toppen. Ten dienste van een homogeen beeld van een gekoesterde pre-industriële stedelijkheid, worden de sporen van de recente geschiedenis zonder scrupules weggewist. Ook voor het gemotoriseerd verkeer, dat in de literatuur, schilderkunst of film over de moderne grootstad zo'n cruciale rol speelde, worden stadscentra meer en meer verboden terrein. Omringd en beschermd door een verkeersvrije gordel, worden de historische monumenten als onaantastbare pronkstukken te kijk gezet. Uiteraard kan men hierbij terecht opmerken dat deze monumenten in een recent verleden het onder de uitlaatgassen hard te verduren hebben gehad en dat de auto het leven in de binnenstad heeft verzuurd. Maar de remedie lijkt soms even nefast als de ziekte. Niet de bewoner, maar de toerist heeft immers de plaats van de auto ingenomen. De bakker, de groentewinkel of het postkantoor ruimen plaats voor de restaurants en voor de winkels met prullaria die je op elke toeristische plek aantreft. 's Avonds en op barre winterdagen worden de historische stadscentra even leeg en levenloos als nachtelijke kantoorwijken of als een parkeerterrein in de periferie op een zondagmiddag. Gent vormt, sinds de invoering van een controversieel verkeersgeleidingssysteem, een goed voorbeeld van deze ambivalentie. Enerzijds is de | |
[pagina 667]
| |
Het verdwijnen van de grens tussen interieur en exterieur. Veldstraat, Gent - Foto Hilde D'haeyere.
situatie voor de fietser en de voetganger verbeterd. De wereldberoemde Graslei, zelf voor een stuk het resultaat van het musealiseringsproces van de Wereldtentoonstelling begin deze eeuw, schittert in alle zuiverheid. Bij de heraanleg zijn het obligate potsierlijke stadsmeubilair en de kitscherige tegels gelukkig achterwege gebleven. Anderzijds doemt er dikwijls het beeld van een soort Bruges la morte op. De stedelijke vitaliteit en veelkleurigheid moeten vooral door het toerisme worden ingevuld. De marktkramers op de nabijgelegen Groentemarkt zijn verdwenen. Het Postgebouw van Louis Cloquet wordt omgebouwd tot een winkelcentrum. Wanneer je er 's avonds wandelt, weerklinken je eigen voetstappen. | |
DisneyficatieHet stedelijke landschap raakt versnipperd in monofunctionele zones en het historische centrum wordt ingericht als pretpark. Sinds Michael Sorkin in 1992 zijn invloedrijke boek Variations on a Theme Park, publiceerde, hebben diverse auteurs gewezen op het feit dat pretparken als het ware stedenbouwkundige modellen zijn geworden.Ga naar eindnoot3 Historische monumenten en stadskernen zijn ondertussen handige instrumenten geworden in dit Disneyficatieproces. En wanneer ze in de directe nabijheid ontbreken, wordt de omgeving gewoonweg aangepast. M. Christine Boyer toonde overtuigend aan hoe in | |
[pagina 668]
| |
sommige gevallen een historische identiteit op artificiële wijze werd geconstrueerd.Ga naar eindnoot4 Ook dit grijpt niet alleen plaats in de Verenigde Staten met hun relatief jonge urbane geschiedenis, maar ook in sommige Europese historische centra. De zogenaamd neo-Vlaamse renaissancegevels van het hotel-complex tegenover de ingang van het Brusselse Centraal Station vormen hier een potsierlijk voorbeeld van. In diezelfde stad pronken fast food-restaurants, die precies getuigenis afleggen van de globalisering van de economie, met interieurs die vaag doen denken aan de Art Nouveau. Niet toevallig krijgt het pretpark ook ruim aandacht in Diane Ghirardo's overzicht van de hedendaagse architectuur.Ga naar eindnoot5 Hierin toont de auteur uitvoerig aan dat Disneyland voor projectontwikkelaars en architecten een aantrekkelijk prototype is geworden. De stedelijke ruimte wordt er immers onderworpen aan een panoptische controle en terzelfder tijd gepresenteerd als een clean en kleurrijk decor zonder industrie, armoede of politieke problemen. Disneyland kan in die zin ook in verband worden gebracht met een ander belangrijk discussiepunt uit hedendaagse stedenbouwkundige theorieën: de teloorgang van de publieke ruimte. De publieke ruimte wordt steeds meer geprivatiseerd of gereduceerd tot een terrein waar slechts een beperkt aantal functies plaatsvinden. Zo is de straat nog nauwelijks een ontmoetingsplaats. Ofwel is ze een residuele ruimte geworden die zich volledig ten dienste stelt van het verkeer, ofwel zijn haar enige publieke functies van commerciële aard. ‘Winkelen en eten’, zo schrijft Ghirardo, ‘zijn de twee grootste activiteiten in Disneyland. Het publieke leven wordt er opgevat als een passieve en begeleide beweging door gecontroleerde ruimten, waar de enige actieve keuze kan gemaakt worden op het terrein van voeding en shopping. Bezoekers worden er langs de tentoongestelde waar met de grootste efficiëntie geschoven.’ | |
MallificatieNaast het pretpark, grijpt de hedendaagse stad dan ook terug op een ander belangrijk gebouwentype van de laatste decennia: de shopping mall. Beide fenomenen hebben zich inmiddels tot hybride entiteiten versmolten en aanleiding gegeven tot het ontstaan van neologismen als shopertainment, eatertainment of edutainment.Ga naar eindnoot6 Terwijl shopping malls oorspronkelijk een suburbaan fenomeen waren en de obligate uitstap naar de stad overbodig maakten, werden er tijdens de afgelopen twee decennia ook heel wat in de vroegere stadskernen opgetrokken. Opvallend genoeg is het vooral de stedelijke shopping mall die zichzelf als stad profileert. City 2, de zopas opgekalefaterde mall in de Brusselse Nieuwstraat, prijst zichzelf aan als een stad in de stad. Maar ook hier is sprake van een vreemde wisselwerking. Terwijl de mall zichzelf aan de stad spiegelde, vormt de geklimatiseerde en gecontroleerde ersatz-stedelijkheid van de mall voortaan het model voor de gehele stedelijke ruimte. De ‘gezellig- | |
[pagina 669]
| |
heid’ van de mall heeft de straat veroverd. Terwijl de aanleg van de mall de straten en pleintjes van de stad imiteerde, wordt de straat voortaan meer en meer gedomesticeerd. Overal wordt de indruk gewekt dat de winkelstraat tot een interieur werd omgetoverd. Autoverkeer wordt verbannen. De vormgeving van het straatmeubilair, de straatverlichting en de vloertegels versterkt de associatie met een soort huiselijkheid. In bepaalde periodes worden gehele trottoirs bekleed met rode lopers. Muzak schalt er door de luidsprekers. Daarnaast is de grens tussen winkel en straat niet altijd meer duidelijk. Het klassieke uitstalraam is in vele gevallen verdwenen. De overgang tussen privé en publiek wordt er enkel door warme luchtgordijnen gemarkeerd. Terwijl koopwaar op straat wordt gestald, duiken in winkelinrichtingen elementen op als reclamezuilen of kauwgomautomaten, die we spontaan met het openbare terrein associëren. Desnoods kan natuurlijk een geheel stadsdeel letterlijk tot een interieur worden omgevormd: denken we maar aan de enkele jaren geleden vanuit de zakenwereld gelanceerde idee om de Brusselse Grote Markt met een glazen koepel te overkragen. Dit groteske voorstel, dat alleen maar door lui op tafel geworpen kan worden die vanuit hun ‘fermettes’ de stad louter als koopwaar kunnen zien, vormt natuurlijk een extreem voorbeeld van deze overal oprukkende contaminatie tussen interieur en exterieur. Dit fenomeen bezit echter een lange voorgeschiedenis, die terugreikt tot de vroeg negentiende-eeuwse passage, die de habitat vormde van de flaneur. Het verdwijnen van het onderscheid tussen interieur en exterieur, dat volgens cultuurfilosoof Frederic Jameson een van de fundamentele kenmerken van het postmodernisme vormtGa naar eindnoot7, heeft nu een ongeziene urbane schaal bereikt. De logica van de passage en de mall werd op zijn kop gezet. In plaats van het beeld van de stad in een interieur op te roepen, wordt de stad zelf omgetoverd tot interieur. De stad zelf wordt verbasterd tot ersatz-stad. De stad zelf imiteert steeds meer haar eigen simulacrum. |
|