Indische geschiedenis
Een halve eeuw na het einde van het Nederlandse koloniale bewind over Indonesië is er onlangs een groot historisch overzichtswerk verschenen, De Waaier van het Fortuin. De Nederlanders in Azië en de Indonesische archipel 1595-1950 van J.J.P. de Jong. Met dit boeiende en leesbare boek wil De Jong een tegenwicht bieden tegen het heersende gebrek aan kennis over de geschiedenis van het voormalig Nederlands-Indië.
Want ‘De betekenis van Indië voor Nederland is niet te overschatten’, zegt De Jong wanneer hij in het slothoofdstuk de balans opmaakt. En hij voegt daar aan toe: de gordel van smaragd heeft een fundamentele bijdrage geleverd aan de economische ontwikkeling eerst van de Republiek en later van het Koninkrijk. In de 19de eeuw is de aanleg van de Nederlandse infrastructuur (spoorwegen, waterwerken en havens) betaald uit de Indische baten - evenals trouwens de afschaffing van de slavernij. En in de 20ste eeuw heeft Indië een cruciale bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van de Nederlandse textiel en de scheepsbouw, en de opkomst van Nederlandse multinationals als Shell en Unilever.
De Jongs boek omvat vijfhoofddelen. In deel 1 (Compagnie) wordt de periode 1600-1800 behandeld, van de opkomst der VOC tot haar ondergang. Deel 2 (Plantage Java) gaat over de periode 1800-1870, het tijdperk van het Cultuurstelsel, de dwangverbouw van producten voor de Europese markt. Deel 3 (Veranderingen) behandelt het laatste kwart van de 19de eeuw, toen er na de aanleg van het Suez-kanaal een snelle kapitalistisch-imperialistische ontwikkeling op gang kwam. De periode 1900-1942 komt aan bod in deel 4 (De moderne kolonie), waarbij De Jong profijt trekt van de memoires en biografieën die er inmiddels van een aantal hoofdrolspelers verschenen zijn; van de Indische delen in Lou de Jongs geschiedenis van het Koninkrijk in de Tweede Wereldoorlog; van de grote bronnenpublicaties van Drooglever, Kwantes en Poeze; van de stroom aan boeken van Nederlandse historici van Bank, Blom en Fasseur tot en met Houben en Van den Doel; en van een flink aantal buitenlandse studies. De slotfase (1945-50) wordt behandeld in deel 5 (Ontknoping). Het boek wordt afgesloten met een omvangrijk notenapparaat en bibliografie, en drie registers op personen, zaken en plaatsnamen. Er is wel een lijst van afkortingen en Indonesische termen, maar niet een verantwoording van de opgenomen tabellen, kaarten enfoto's.
Het gaat De Jong om de vraag wat de Nederlanders naar Indië dreef, wat ze er zochten en vonden, wat ze er wilden en bereikten, en waar ze in tekortschoten en faalden. Kwesties van beleid staan daarbij steeds centraal. Bij de omstreden Jan Pieterszoon Coen bijvoorbeeld - de stichter van Batavia en de grondvester van het Nederlandse koloniale imperium in de Oost, die echter door Indonesiërs wordt gezien als een Nederlandse Alva die in 1621 op Banda-Neira de plaatselijke bevolking uitroeide en daarmee het VOC-monopolie op de nootmuskaat veilig stelde - beperkt De Jong zich tot een zakelijke kritiek op diens agressieve beleid, dat in China volstrekt averechts uitpakte en de VOC daar lange tijd op grote achterstand zette vergeleken bij Portugezen en Britten. Daarmee wordt Coen weliswaar van zijn voetstuk gehaald, maar De Jong beperkt zich hier verder geheel tot Coen in diens eigen tijd, en gaat niet in op het lange naleven van Coen als symbool in de koloniale mentaliteitsgeschiedenis, noch op de 20ste-eeuwse Coen-cultus die leidde tot het verbieden, decennialang, van Slauerhoffs toneelstuk Jan Pieterszoon Coen (1930).
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog, het tijdperk van de ‘ethische politiek’, werd het beleid in de praktijk gekenmerkt door de opbouw van een koloniale politiestaat, waarbij toepassing van de ‘exorbitante rechten’ en verbanning zonder vorm van proces tot het standaardpakket behoorden. Zeer duidelijk laat De Jong hier zien hoe dit Nederlandse optreden bij de Indonesische nationalisten tot de conclusie leidde, dat non-coöperatie werkelijk de enige weg was. Wel had De Jong hier naast Sjahrirs Indonesische Overpeinzingen (1945) meer gebruik kunnen maken van de nog steeds zeer leesbare