Theo van Doesburg, ‘Ontwerp monogram voor J.J.P. Oud’, 1919, gouache, 15,5 x 15,5 cm, Keulen, Galerie Gmurzynska. ©SABAM België 2000
|
Theo van Doesburg, ‘Ontwerp monogram voor Anthony Kok’, 1922, drukwerk, 8 x 8 cm, Utrecht, Centraal Museum. ©SABAM België 2000
|
een gebied waar Theo en Nellie van Doesburg hem/haar voorgingen.
De literaire nalatenschap werd verzorgd door Sjoerd van Faassen en Maaike Kramer van het Letterkundig Museum in Den Haag. De 224 catalogusnummers omvatten gepubliceerd en ongepubliceerd werk: sprookjes, verzen, fragmenten uit de dagboeken, publicaties uit het theosofisch tijdschrift Eenheid en Van Doesburgs bijdragen aan De Stijl, alles bij elkaar 165 bladzijden. In de inleiding krijgt de lezer een verantwoording van de keuze van de teksten en van de vorm waarin ze worden aangeboden. Daar wordt ook het probleem aangesneden van de herhaalde ‘vermoedelijk (...) bewuste poging’ tot antedateren, iets waar de kunstenaar ook bij het beeldend werk niet tegen opzag. Hij was in alle opzichten graag de primus.
Vergeleken bij Van Doesburgs betekenis voor de beeldende kunsten is die voor de literatuur bescheiden. De ‘ritmische’ poëzie van Paul van Ostaijen in Bezette stad uit 1921 is van een grotere rijkdom dan de contemporaine, experimenteel gedrukte verzen van I.K. Bonset, Van Doesburgs alter ego, in De Stijl. De gedichten, hoe welkom ook in hun nieuwe typografische jas, zijn tamelijk eendimensionaal. Ook bij zijn literaire theorieën en beschouwingen ontbreekt het aan nuancering. Als beeldend kunstenaar wist hij daarentegen - indien hij op zijn best was - van de ongenuanceerdheid zijn kracht te maken. De beeldende en de literaire nalatenschap werd, voorzien van het gebruikelijke wetenschappelijke apparaat, in Theo van Doesburg, oeuvrecatalogus voorbeeldig vastgelegd.
Tussen Van Doesburg en Mondriaan, die sterk verschilden van karakter, in levenshouding en levenswijze, bestond een gewoonlijk latente competentiestrijd. In de jaren twintig kwam Mondriaan tot zeer uitgewogen composities. De leer van het neoplasticisme die hij ontwikkelde, zocht met de intuïtie de harmonie van de tegendelen, zowel in de vorm als in de kleur. Zijn doeken vonden soms na lang zoeken een volkomen vorm. Bij Theo van Doesburg daarentegen, die de intuïtie als ultiem criterium verwierp, stond de hoogst bereikbare spanningsverhouding centraal. Hij was veelzijdiger, zocht telkens nieuwe wegen, organiseerde en stimuleerde. Maar in de kunst kritiek stond en staat de kwaliteit van het oeuvre centraal. Daarom ging de eerste prijs steeds naar Mondriaan. Deze massieve oeuvrecatalogus doet impliciet een poging om de veelzijdigheid en de stimulerende activiteiten van Van Doesburg als niet minder waardevol voor te stellen als de zuivere schilderkunst van Mondriaan.
Over Theo van Doesburg bestaan verschillende studieuze monografieën. Onlangs verscheen de eerste biografie over de vrouw die hem tien jaar lustig en met toewijding steunde: Nelly van Doesburg, 1899-1975, van Wies van Moorsel. Als studente kunstgeschiedenis bezocht Wies haar tante in Meudon; Nelly bracht haar in contact met het leven van de kunst en met kunstenaars.
Nelly van Moorsel, die aan het Haags conservatorium een pianostudie voltooid had, leerde Theo van Doesburg kennen in juli 1920, toen hij een causerie hield in de Haagsche Kunstkring. Hij was, zestien jaar ouder en van protestantsen huize, na een scheiding in 1917, hertrouwd met Lena Milius. Voor de streng katholieke vader van Nelly redenen genoeg om haar de omgang met Van Doesburg te verbieden. Op 3 januari 1921 kwam het tot een confrontatie: zij moest kiezen tussen haar familie en de kunstenaar. Nelly vertrok op staande voet zonder enige bagage en zou lief en leed met Does delen tot zijn dood op 7 maart 1931.
Voor haar betekende dat een boeiend leven met internationale reizen, het sluiten van vriendschap met veel kunstenaars, gevolgd door opwindende controversen, een leven waarin tien jaar wel vijftig jaar schenen, zoals ze naderhand zei. De reis, die begon in maart 1921 met als einddoel het Bauhaus in Weimar, had Antwerpen als eerste pleisterplaats. Van Doesburg was daar onder meer te gast bij de Kring Moderne