ook een eigen culturele ontwikkeling in en daar moet de West dus de komende tijd naar toe! Wie deze algemeen maatschappelijke analyse tot uitgangspunt neemt voor Michiel van Kempens bloemlezing, verschenen onder de titel Mama Sranan; 200 jaar Surinaamse verhaalkunst krijgt in elk geval getalsmatig gelijk. Tijdens de koloniale fase kende Suriname geen of nog nauwelijks literatuur. Die kwam pas met de autonomie in de jaren vijftig en de onafhankelijkheid in 1975 steeds meer tot bloei. De literairculturele ontwikkeling liep parallel aan de politieke.
Wie de vraag voorgelegd zou krijgen vijf bekende Surinaamse auteurs te noemen, zou waarschijnlijk - ik waag een gokje - niet veel verder komen dan de namen van Albert Helman, Astrid Roemer en Anil Ramdas. Pim de la Parra is bekend als filmer en niet als auteur, Edgar Cairo lijkt inmiddels vergeten en Leo Henri Ferrier en Bea Vianen evenzo. Is Hugo Pos al echt doorgedrongen tot een Nederlands-Europees leespubliek? En Ellen Ombre en Joanna Werners? De namen die ik nu opnoem zijn alle van auteurs die naar Nederland migreerden of in elk geval bij Nederlandse uitgevers publiceerden. Wie kent Trefossa, R. Dobru, Shrinivasi en Michael Slory die in Suriname - terecht - als literaire grootheden gelden? Bij elkaar zijn dit nog geen vijftien namen, de overige zevenentachtig die Michiel van Kempen opnam in zijn bloemlezing Mama Sranan zijn buiten Suriname nagenoeg onbekend. Onbekend maakt onbemind wil het spreekwoord, maar betekent dat dan ook dat al deze namen er daarom niet toe doen? Verre van dat! Er is voor de niet-ingewijde en dat is iedereen op een handjevol deskundigen na, veel nieuws en onbekends te beleven aan deze bloemlezing Mama Sranan.
In totaal nam Michiel van Kempen honderdeneen verhalen en fragmenten op met een gemiddelde lengte van ruim zes pagina's. Zo'n uitgebreide verzameling is er over het Surinaamse proza nog niet eerder verschenen. De Surinaamse verhaalkunst begon met orale ver-
Dobru (1935-1983).
tellingen waarvan er twaalf in vijftig pagina's zijn opgenomen, verdeeld over de verschillende talen en bevolkingsgroepen van het land. Van de geschreven literatuur zijn voor de achttiende eeuw maar vier verhalen en tien pagina's opgenomen, van de negentiende eeuw negen verhalen in veertig pagina's en voor de twintigste eeuw niet minder dan vijfenzeventig fragmenten en verhalen over ongeveer vijfhonderd pagina's. De eerste eeuwhelft verhoudt zich tot de tweede als 1 : 3. Als we dit tijdperk nogmaals uitsplitsen in de tijd van het Statuut en de periode vanaf de onafhankelijkheid komen we opnieuw tot een verhouding van ongeveer 1: 3. Michiel van Kempens bloemlezing van de Surinaamse verhaalkunst is een anthologie van twintigste-eeuwse literatuur, van de tweede eeuwhelft daarvan, van vooral het laatste kwart van de eeuw. Naarmate de eigen tijd nadert wordt het aanbod groter en wordt de keuze dientengevolge ruimer. Zo bewijst Van Kempen Helmans gelijk.
Michiel van Kempen gaat globaal chronologisch te werk waar hij zijn omvangrijke materiaal indeelt volgens de planterspraktijk en het verval daarvan, de in de twintigste eeuw sterk veranderende situatie als Suriname industrialiseert door de bauxietexploitatie, niet minder dan drie perioden van migratie, de culturele eigenheid en de multiculturaliteit van de moderne multi-etnische en multilinguale samenleving.
Er wordt wel eens gezegd dat de literatuur van Suriname zich eigenlijk gesplitst heeft in