Doeschka Meijsing (°1947) - Foto Chris van Houts.
Robert als een tweede Hefaistion ook Alexander-trekken heeft; dat betekent weer dat hij veel meer met zijn broer gemeen heeft dan hij zelf altijd heeft gedacht. Het sterkst komt dit tot uitdrukking, doordat hij, net als de beide Alexanders, steeds meer gaat drinken, op den duur de hele dag door. Waartoe dit kan leiden, ervaart hij, althans kan hij ervaren, tijdens een scheepsreis (alweer zwaar symbolisch) van Italië naar Afrika. Zijn metgezel met de nogal ironische naam Sam Smart gaat aan zijn alcoholisme ten gronde. Voor de lezer komt het daardoor niet als een verrassing dat Robert, worstelend met de vraag hoe de fysiek toch zo sterke Alexander zo jong kon sterven, de oorzaak zoekt in overmatig drankgebruik. Het is, zoals gezegd, dubieus of hij het verband met zijn eigen ontwikkeling ziet.
Nog ingewikkelder heeft Meijsing het gemaakt door een tweede spiegelverhaal in te voeren: naast de Griekse parallel heeft zij een bijbelse gezet. Die komt het romanverhaal binnen door het verloop van Roberts zoektocht. Hij belandt in Rome, waar hij een hartstochtelijke affaire beleeft met Anna, een jonge vrouw, die getrouwd is met een oudere hoogleraar. De driehoeksituatie herhaalt zich, maar nu met Robert zelf als ‘uitgesloten derde’, als hij op zijn beurt Anna verliest aan een joodse vriend, Izaak. Hij is een van de velen met wie Robert discussieert over de betekenis van de steentekst en de plannen met zijn roman. Izaak gaat er niet alleen met Anna vandoor, maar ook met het door Robert ontwikkelde motief van de tweede man. Hij neemt dit als leidraad voor een boek over de Dode-Zeerollen, waarin Jakobus, de broer van Jezus, de eer krijgt die hem in het paulinische christendom is onthouden. Dit boek is, net als Robert dat had ontworpen, een mengeling van roman en studie - zoals De tweede man zelf uiteraard ook! Het heeft zoveel kwaliteiten dat er voor Roberts ‘Alexander-roman’ geen plaats meer is, gesteld al dat hij de kracht en inspiratie had om hem te voltooien. Wij zien hem voor het laatst in Jeruzalem, om verhaal te halen bij Izaak. Hij is zo geknakt dat hij het wellicht niet al te lang meer zal maken.
De tweede man is een roman die op diverse niveaus te lezen valt. Het is een psychologische roman met de kenmerken van de klassieke queeste: de steen, de zwerftocht en terugkeer, vriendschap, verraad. Het is een halve historische roman en als zodanig een vernieuwing van het wat stoffige genre. Het is een ideeënroman over de vervalsing van het oorspronkelijke christendom. Het is ook een poëticale tekst met het in het begin van dit stuk aangeduide paradoxale karakter. Het is, kortom, heel veel tegelijk en misschien wel te veel. Het lijkt er een beetje op dat Meijsing twee ambitieuze plannen, een boek over Alexander de Grote en een verhandeling over de Dode-Zeerollen, waarin zij een verbindende lijn heeft gezien, gezamenlijk heeft willen verwezenlijken. De lezer wordt bijna bedolven onder de vaak te nadrukkelijk aangebrachte symboliek van namen, locaties (Cyprus, Rome, Jeruzalem), voorwerpen, handelingen. Een luchtige verteltrant had tegenwicht kunnen bieden. Maar die zou weer afbreuk gedaan hebben aan de geloofwaardigheid van de vertellende hoofdpersoon. Wat ten slotte overweegt, is respect voor het waagstuk dat Doeschka Meijsing met deze roman, haar beste tot nu toe, heeft aangedurfd.
Rudi van der Paardt
doeschka meijsing, De tweede man, Querido, Amsterdam, 2000, 398 p. |