Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 573]
| ||||||||||||||||||||
Theologie van of voor deze tijd?
| ||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| ||||||||||||||||||||
H.M. Kuitert (° 1924) - Foto Ten Have, Baarn.
nauwelijks van hem heeft gehoord. Niets is minder waar dan dat, maar Kuitert en zijn collega-theoloog Martien Brinkman dan wel Kuiterts uitgever vonden het blijkbaar noodzakelijk en aantrekkelijk om al zijn opvattingen nog eens te rubriceren en op een rijtje te zetten. De publicatie wordt afgesloten met ‘Een vraaggesprek met mijzelf’, waarin Kuitert uitlegt dat hij niet alleen als theoloog die zijn licht over de christelijke geloofstraditie laat schijnen, maar ook als essayist gezien wil worden. Vooral omdat hij zijn best doet om goed te schrijven en zo helder mogelijk onder woorden te brengen wat hem bezighoudt. Daarmee wil hij anderen leesplezier geven, niet alleen religieus plezier - als dat al bestaat - en zichzelf het plezier van schrijven, de ‘kick’ van scheppend bezig zijn. Helemaal aan het eind van het - vijftien bladzijden tellende - auto-interview, herhaalt de vragensteller/antwoordgever nog eens waarom hij het allemaal gedaan heeft, waarom hij zo ontzettend veel over het kwijnende christelijke geloof heeft geschreven. Om de mensen, zo zegt hij, van de kramp af te helpen dat ze fout zitten of verongelukken als ze geen ‘bevinding’ (2) in hun leven meer aantreffen. ‘Christenen moeten zich’, zo zegt hij met zijn populaire taalgebruik, ‘geen oor laten aannaaien alsof ze (dan) niet meer bij God thuishoren. Want geloven’, aldus Kuitert, ‘leer je niet uit boekjes, net als zwemmen. In de boeken staat hoe het moet en wat er moet, je kunt dat allemaal memoriseren, daar zelfs een kei in zijn. Maar je moet te water gaan, wil het er echt van komen.’ | ||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| ||||||||||||||||||||
Geloof is iets wat je oplooptHarminus Martinus Kuitert werd op 11 november 1924 in de Friese gemeente Drachten, halverwege Leeuwarden en Groningen, geboren, maar groeide op in het westen van het land. In Den Haag was zijn vader onderwijzer. Daar wist hij zijn gezin door de in velerlei opzicht troosteloze jaren dertig, die vooral getekend werden door de langdurige economische crisis, te slepen. Het was een traditioneel gereformeerd gezin. Geheel naar de stijl en de traditie van die Nederlandse christenen die zich aan het eind van de vorige eeuw onder leiding van de predikant en politicus Abraham Kuyper als protest tegen het liberale en vrijzinnige karakter van de Nederlandse Hervormde Kerk, van die kerk hadden los- en vrijgemaakt. Het gereformeerde volksdeel dat op initiatief van Abraham Kuyper, ook zijn eigen universiteit (de Vrije Universiteit op gereformeerde grondslag) in Amsterdam kreeg, bestond uit zogenoemde ‘kleine luyden’, eenvoudige burgers: ambtenaren, kleine boeren, middenstanders en winkeliers. Daarnaast was er ook een kleine ‘bovenlaag’ van gereformeerde patriciërs en regenten. In mei 1940, toen Harrie Kuitert in Den Haag op het Gereformeerd Gymnasium zat, brak voor Nederland de Tweede Wereldoorlog uit. Als scholier nam hij deel aan verzetswerk en moest hij onderduiken om aan de greep van de vijand te ontkomen. Direct na de oorlog ging hij theologie studeren aan de gereformeerde Vrije Universiteit in Amsterdam nadat hij geruime tijd had geaarzeld of het klassieke talen of godgeleerdheid zou worden. Als theologisch student raakte hij vervolgens vooral in de ban van de gereformeerde systeemtheoloog G.C. Berkouwer die niet alleen ruim twintig delen dogmatiek heeft geschreven, maar onder gereformeerden ook belangstelling had weten te wekken voor de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) die voor de oorlog al bij veel Nederlandse theologen in hoog aanzien stond. Onder invloed van Berkouwer koos Kuitert voor de dogmatische richting in de theologie, de sector waarin men zich toelegt op theologische bewijsvoering en waarin geprobeerd wordt om van het geloof een geordend geheel en sluitend systeem te maken. In zijn wetenschappelijke loopbaan als dogmatisch theoloog week hij echter steeds meer af van de dogmatische theologie en meende hij dat mensen nu eenmaal zo ‘ongeneeslijk religieus’ zijn dat het christelijk geloof gewoonweg iets is wat men oploopt en waarover niet in termen van bewijsvoering van ‘twee maal twee is vier’ kan worden gesproken. | ||||||||||||||||||||
Dominee in ZeelandNa zijn afstuderen was de jonge theoloog meteen predikant geworden. Van een lokale gereformeerde kerk in Zeeland. Hoe keurig en traditioneel de kerkelijke wereld vlak na de oorlog nog was, had de jonge Zweedse sociologe Inga Westling al gemerkt toen zij in 1947 met een internationale groep studenten naar Schouwen-Duiveland kwam om bij de fruitoogst te helpen. Daar ontmoette zij | ||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| ||||||||||||||||||||
de jonge student Harrie Kuitert, haar latere echtgenoot. Korte tijd later kwam ze weer naar Nederland om hem in Amsterdam beter te leren kennen. Het jaar daarop trouwden ze en ze kregen uiteindelijk vier kinderen. In een interview in 1974 in NRC Handelsblad vertelde ze over die eerste tijd met haar toekomstige echtgenoot: ‘Hij woonde op een kamer aan de Amstel, ik aan de Keizersgracht. Als het in deze tijd was geweest, hadden we samengewoond, maar dat deed je toen niet. Als we bij vrienden in Den Haag gingen logeren, moesten we 's maandagsmorgen voor dag en dauw opstaan zodat ik weer op tijd op kantoor in Amsterdam kon zijn. Reizen op zondagavond, dat kwam bij mijn man toen niet op.’ Het huwelijk met iemand uit het socialistische Zweden had overigens veel invloed op de jonge Kuitert. In 1950 verhuisde het jonge koppel naar Scharendijke (Schouwen-Duiveland), waar hij predikant werd. Regelmatig ging het echtpaar Kuitert op bezoek in Uppsala, Inga's geboorteplaats: ‘Dat contact met die heel anders gestructureerde (Zweedse) maatschappij, moet z'n invloed gehad hebben op het denken van mijn man.’, zei mevrouw Kuitert in het interview met het Rotterdams-Amsterdamse avondblad. Daarnaast was ook de Watersnoodramp van januari 1953 zeer belangrijk voor de ontwikkeling van het denken van de jonge predikant, die met zijn Zweedse vrouw wel een beetje een vreemde eend in de loodzware gereformeerde omgeving was. Veel leden van zijn kerk zijn door de watersnoodramp om het leven gekomen en velen van hen heeft hij moeten begraven. Voor de jonge dominee is het een diep emotionele ervaring geweest, net als later het overlijden van zijn dochter Kaisa dat hem zeer heeft aangegrepen en bij hem de grote waarom-vragen van het leven en van het geloof heeft bepaald. Ze hebben ertoe geleid dat er in zijn denken en in zijn geloof een breuk ontstond met de gereformeerde dogmatiek, vooral waar het om de vraag van de voorzienigheid Gods gaat. Veel later kwam Kuitert daar nog eens uitvoerig op terug in zijn meest succesvolle boek Het algemeen betwijfeld christelijk geloof (Baarn, 1992), dat geen boek voor theologen, maar voor gewone mensen werd genoemd. Voor mensen die met hun oude geloofsvoorstellingen geen raad meer wisten. Voor hen schreef Kuitert een scherpzinnige verhandeling over klassieke dogmatische onderwerpen als God, Jezus Christus, de schepping, de mens, verzoening, de opstanding, het laatste oordeel en zoveel meer. Waarmee hij een herziening probeerde aan te brengen in oude geloofsvoorstellingen en mensen een helpende hand wilde bieden om tot een herziening van hun aangetaste denkbeelden en religieuze voorstellingen te komen. Als vervolg op Het algemeen betwijfeld christelijk geloof verscheen twee jaar later Zeker weten (Baarn, 1994), een boek voor mensen die veel geloofszekerheden zijn kwijtgeraakt, maar er het liefst een paar hadden willen behouden. Kuitert vraagt zich af of dat wel mogelijk is. Of dat pogingen daartoe uitlopen op voor-de-gek-houderij van jezelf, aangezien een mens zich nu eenmaal niet aan zijn haren uit het moeras van twijfel en ongeloof omhoog kan trekken. | ||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| ||||||||||||||||||||
Ethiek zonder politiekNa zijn Zeeuwse tijd werd Kuitert studentenpredikant in Amsterdam waar hij zeer in de smaak viel en een gevierd prediker werd. De ‘studentenrevolutie’ van de jaren zestig lag nog in het verschiet. Zo voelde hij zich bijzonder goed thuis bij de studentengeneraties die nog leefden als vanouds en nog weinig vernieuwingsaspiraties hadden. Tot de bezetting in 1969 van het Maagdenhuis, het administratieve hoofdkwartier van de universiteit in de hoofdstad, was nog een lange weg te gaan. Toch kreeg hij al enigszins met maatschappelijke veranderingen te maken. Bijvoorbeeld met studentenhuwelijken en ‘samenwonen’. Ook ‘gemengde huwelijken’ van protestantse en katholieke studenten vormden een ‘kwestie’. De studentendominee ging dan naar de ouders als die weigerden om huwelijkstoestemming te geven. In 1962 promoveerde H.M. Kuitert met het proefschrift De mensvormigheid Gods waaruit voor het eerst duidelijk bleek welke ontwikkeling hij sinds zijn studie en zijn predikantschap in Zeeland had doorgemaakt. Zo zette hij zich in zijn dissertatie niet alleen af tegen de traditionele protestante geloofsleer, maar bekritiseerde hij ook de theologie van Karl Barth die na de oorlog hoogtij vierde. Er zouden nog vele spraakmakende publicaties volgen, zowel op theologisch terrein als op het gebied van de micro- en macro-ethiek. Kan men zeggen dat hij op het vlak van ethische vraagstukken waarbij het om een persoonlijke zelfbeslissing gaat, betrekkelijk progressief was, zo was hij bijzonder terughoudend over grote maatschappelijke kwesties als de kernbewapening en de vraag of de kerken zich op dat terrein al dan niet zouden moeten uitspreken. De microethiek kwam onder meer tot uiting in zijn publicaties Een gewenste dood (Baarn, 1981) over de morele en juridische toelaatbaarheid van euthanasie en in Magalles wat kan? (Baarn, 1989) over ontwikkelingen in de medische wetenschap. Bijzonder prikkelend was zijn uiteenzetting Alles is politiek maar politiek is niet alles (Baarn, 1985) over de betrokkenheid van de kerken bij zwaarwichtige politieke vraagstukken. Tot verbijstering van velen meende Kuitert die in 1967 hoogleraar in de christelijke dogmatiek en in de ethiek aan de Vrije Universiteit was geworden, dat ‘aan politiek doen’ door de kerken uit den boze is omdat kerken daar onbekwaam, te argeloos en te naïef voor zouden zijn. Nadat hij in 1967 hoogleraar aan de Vrije Universiteit was geworden, toonde hij zich als ethicus uiterst betrokken bij onderwerpen als abortus, euthanasie en zelfdoding. Hij was lid van het presidium van de ‘Gezondheidsraad’, lid van de ‘Nationale commissie aidsbestrijding’ en van de ‘Commissie aanvaardbaarheid levensbeëindigend handelen’. In die hoedanigheden schokte hij zijn gereformeerde achterban met zijn standpunten. Volgens prof. Heleen Dupuis, hoogleraar ethiek aan de Universiteit van Leiden, heeft Kuitert de discussie over deze medisch-ethische onderwerpen, ‘een enorme duw’ gegeven. Tegelijkertijd echter zat hij in het behoudende kamp als het om andere politiek- | ||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| ||||||||||||||||||||
gevoelige onderwerpen ging als de modernisering van de NAVO-kernbewapening, de apartheidsideologie en -politiek in Zuid- en Zuidelijk-Afrika of steun aan revolutionaire regimes in Latijns-Amerika. Dan meende Kuitert dat de Bergrede van Christus (Mattheus 5-7 en Lucas 6, 20-47) weliswaar een inspiratiebron voor een christelijke levenshouding is, maar dat aan de hand daarvan geen politiek moet worden bedreven en dat kerken zich daarvan verre dienen te houden. | ||||||||||||||||||||
Dogma's naar het kerkhofTwee decennia lang behoorde H.M. Kuitert met zijn katholieke collega en vakgenoot, de Vlaamse systeemtheoloog dr. Edward Schillebeeckx, die hoogleraar in Nijmegen was, tot de meest spraakmakende theologen in Nederland. Wist Schillebeeckx als theoloog binnen een wereldkerk met zijn theologische oeuvre mondiaal naam te maken, zo was dat Kuitert niet beschoren. Zijn vermaardheid eindigde bij de landsgrenzen, ook al was hij voortdurend bezig met een herziening van de christelijke leer die zowel recht doet aan het contemporaine levensgevoel als aan de kern van de bijbelse boodschap. Dat is hem niet door iedereen in dank afgenomen. In behoudende kerkelijke kringen werd zijn populaire theologie volstrekt afgewezen, zij het ook dat er nooit officiële kerkelijke veroordelingen tegen Kuitert zijn uitgesproken, ook al had hij vanaf zijn eerste theologische publicatie af vraagtekens geplaatst bij de goddelijke natuur van Christus. Met gevolg dat hij, hoe gevierd en invloedrijk hij onder veel christenen ook is, in de gereformeerde wereld waar men vroeger zo bijzonder zeker was van de geloofsleer en de geloofswaarheden als een kwade genius en als medeveroorzaker van veel ontkerkelijking en geloofsafval wordt beschouwd. Aan vrijwel ieder boek dat Kuitert in de afgelopen dertig jaar heeft gepubliceerd, werd in de media en in de vakpers ruime aandacht besteed. Door zijn ‘bon mots’ en zijn kernachtige, vaak nogal kwajongensachtige manier van uitdrukken, wist hij een zeer groot, niet alleen christelijk georiënteerd publiek aan te spreken. Aan wat hij schreef werd niet alleen in kerkelijke media, maar ook in liberale dagbladen als het landelijke NRC Handelsblad, uitgebreide aandacht besteed. Veelzeggend is dat Kuitert recensent van religieuze publicaties van dit avondblad is. In zijn omstreden werk Jezus: nalatenschap van het christendom (Baarn, 1998) komt hij tot een wel zeer drastische ontmanteling en ontgoddelijking van Jezus. Niet alleen rekent hij af met wat de kerkelijke traditie in de eerste eeuwen aan denkmodellen heeft bedacht, ook komt hij tot een forse relativering van wat het Nieuwe Testament zelf over Jezus vertelt. De vier evangeliën zijn volgens hem niet meer dan geloofsverhandelingen; feitelijke informatie over wat Jezus gezegd en bedoeld heeft, geven ze niet, constateert Kuitert nadat voor hem door theologen al twee eeuwen lang geprobeerd is om de ‘echte’ | ||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| ||||||||||||||||||||
Jezus onder het stof van de overlevering vandaan te halen. Overeenstemming over de echte Jezus is nog altijd ver te zoeken. Een grote variatie aan Jezusbeelden passeert de revue en laat de toeschouwer in totale verwarring achter. Kuitert probeert nu niet om die ‘echte’ Jezus te leveren, maar om te beschrijven hoe de doolhof in elkaar zit. Het orthodoxe denkbeeld van een ‘goddelijke’ Jezus, van Jezus ‘als God op aarde’, is volgens hem een bedenksel van de kerk in de tweede en derde eeuw. Even weinig moet hij hebben van hedendaagse beelden van Jezus als sociaal revolutionair, verlichte ziel of New Age-goeroe avant la lettre. In zijn boek uit 1998 maakt Kuitert onderscheid tussen de historische Jezus over wie men slechts zeker weet dat hij geleefd heeft en dat hij jood was, en de kerkelijke Jezus, die de kerken door de eeuwen heen van hem hebben gemaakt. Hij zag zichzelf niet als ‘God op aarde’, meent Kuitert, want dat was een latere hellenistische vinding. Volgens dezelfde redenering kwam Jezus niet op aarde om aan het kruis te sterven, maar overkwam het hem. Vrijwel alle kerkelijke leerstelligheden over Jezus worden door Kuitert als ‘dogmatische fixaties’ naar het kerkhof der geschiedenis verwezen. Dat wordt hem niet overal in dank afgenomen. Zo antwoordde hij op een opmerking van redacteur Sjoerd de Jong van NRC HandelsbladGa naar eindnoot3 dat zijn boek wel weer een ‘steen in de vijver’ zal zijn, dat hij dat tot zijn verdriet moest beamen. ‘Ik heb de publicatie van dit boek een poos vertraagd, omdat ik er eerst zelf mee in het reine moest komen. Je stoot er toch een hele hoop mensen mee voor het hoofd. (Maar) aan de andere kant denk je: Het moet gezegd (worden). Ik wil geen voedsel geven aan het bezwaar dat al zo vaak tegen de christenheid wordt ingebracht: dat ze onwaarachtig is over de waarheden van cultuur en van onze wetenschap. Dat men die wel kent, maar ze niet ter sprake brengt om maar vooral niemand in de war te brengen.’ | ||||||||||||||||||||
Te rationeel geworden?Het gaat hem om woorden en begrippen. Alleen daarmee kan hij zich nog verstaan. De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg is hem op het lijf geschreven. En al helemaal met zijn dichtregels:
Ik kan alleen woorden ontmoeten, u niet meer.
Maar hiermee houdt het groeten aan, zozeer,
dat ik wel moet geloven, dat gij luistert;
zoals ik omgekeerd uw stilte in mij hoor.
En zo zorgde zijn op een na laatste boek opnieuw en voor de zoveelste keer weer voor veel opschudding in Nederland, ook al zijn er nog maar weinig Nederlanders die nog lid van een kerk zijn of met enige regelmaat een kerkdienst bezoeken. Wie of wat precies zoveel opwinding en publiciteit | ||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| ||||||||||||||||||||
veroorzaakt, is niet erg duidelijk. Enerzijds is er een niet te veronachtzamen orthodoxe groep die niets van Kuiterts vrijzinnige denkbeelden en opvattingen moet hebben, anderzijds zijn het vooral de media die hem telkens weer bijzonder publiciteitsgeniek vinden en graag veel aandacht aan hem geven. Van de collega-theologen is er vrijwel niemand meer die nog verrast op oud-hoogleraar Kuitert reageert. Wat hij anno 1998 schrijft, interesseert theologen waarschijnlijk niet echt meer. Sommigen zijn van opvatting dat hij theologische discussies van een eeuw of langer geleden nog eens over probeert te doen. Anderen veronderstellen dat collega Kuitert bij het grote publiek zo goed valt omdat hij zulke uitstekende, voor theologen ongewoon mooie oneliners hanteert Interessant is wat Kuiterts eigen predikant, dominee Margriet Gosker in zijn woonplaats Amstelveen, vindt. ‘Ik ben al dertig jaar met hem bezig. In het streng gereformeerde gezin waarin ik opgroeide, werd Abraham Kuyper geadoreerd en werd er tegen Kuitert gewaarschuwd. Vervolgens was ik zijn leerling aan de universiteit. Ik heb bij hem gestudeerd en bovendien is hij mijn achterbuurman. Altijd heb ik op Kuitert moeten reageren. Nooit heeft iemand me gevraagd wat ik zelf geloof. Hij heeft aan mijn bevrijding meegewerkt, hij heeft allerlei geloofszaken heel helder uiteengezet, maar op een gegeven moment ben ik afgehaakt. Ik hield het niet meer bij hem uit. Hij is me te rationeel geworden. Ik wil dat nieuwe boek niet lezen, maar ik ontkom er niet aan omdat de leden van mijn kerk er voortdurend naar vragen’. | ||||||||||||||||||||
Bibliografie:
|
|