Ons Erfdeel. Jaargang 43(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 569] [p. 569] Frank Koenegracht Amoureuze luchtvaart (1976) Hosannah! zijn de duitsers nog de profundis moffen in Bangkok: bellied sons of tricky dicky uit de stukgesprongen trampolines van het blauw gedoken: de laatst lachende Neckermänner. (fly daughter fly) Zo vliegt de kist met middenstandszaad over de tuintjes en de dochters, ooit nagelfijn geboren voor de rijst maar nu voor de met topspin geladen passie van de Bumsenexpress. Bummm. (fly daughter fly) Hé moeder Telefunken & pater Fiat en ook kardinaaltje Hoechst (met je zwaar drinkende zoon vol vliegen), wanneer komen jullie thuis, je kunt hier niet slapen. Er is geen tijd voor kussen en slapen. Waarom een modderwater stad gebouwd in een zachte delta, op de ruggen van kikkers waarom een stad gebouwd en haar overgieten met zoveel duisternis. (lay lady lay) Prince, ik heb vaak ongelijk natuurlijk Mijn vergissingen slapen in mijn huis heus. Maar de Neckermänner moeten sterven In de mateloos doodslag roepende zon. [pagina 570] [p. 570] Frank Koenegracht Gedicht met hond (1980) Vandaag is het mijn hondedag. Mijn diploma's huilen als honden. En mijn doden, elke dag staan er een paar op om me wakker te maken uit mijn dromen van zwaluwspeeksel. Elke dag staan er een paar op. Ze liggen in mijn huis als Romeinen. Ze worden met de dag brutaler, stelen heel openlijk, en als ik vragen stel beginnen ze te huilen, of vertrappen van kwaadheid hun hoed. Af en toe gaan ze nog weg en nemen beleefd afscheid. Slapen doen ze niet. Ze kruipen onder de nacht door. Ze kruipen onder de nacht. [pagina 571] [p. 571] De gasvlag (1986) Ik open de vergadering. Het is niet toegestaan te spreken want ik ben moe tot op mijn botten en luister niet. Ik ken een fort waarboven de wind stilzit, de gracht gevuld met blaren en oude snoeken die nog denken. Het is niet meer de vraag of wij dat zijn of het juist is, er is geen vraag. Nu zou ik willen dat de secretaris ophield met wat hij zit te doen. De wegen rennen rond als dode hanen. We zijn geboren en leven in precies zoveel verbijstering als voorgeschreven. Voort klappert de gasvlag. [pagina 572] [p. 572] Frank Koenegracht Solus rex (1994) Er is een halte voor mijn huis. Mannen, vrouwen, kinderen staan er bijeen. De vrolijke vrienden van overal. Ik heb niets met hen te maken en zij hebben niets te maken met mij. Als de bus geweest is zijn ze allemaal weggesparteld en is de halte rustig. Dat is logisch. Ze kunnen immers moeilijk voor mij de bus laten passeren, dat zou niet zijn te combineren met hun verplichtingen elders. Vorige Volgende