| |
| |
| |
De drol als eindpunt van de kosmos
Het werk van Patrick van Caeckenbergh
Marc Ruyters
werd geboren in Antwerpen in 1952. Studeerde rechten aan de U.I Antwerpen. Is als journalist in de sector ‘kunst en cultuur’ vast verbonden aan de krant ‘De Financieel-Economische Tijd’. Schreef ook verschillende scenario's voor diverse TV-programma's en publiceerde ‘Hedendaagse beeldhouwers in Nederland en Vlaanderen’ (samen met E. Stegeman, 1998). Adres: Koning Albertlei, B-2650 Edegem
De Belgische hedendaagse kunst heeft, in al haar bescheidenheid, de voorbije veertig jaar een niet-onaardige bijdrage geleverd tot de desacralisering van de Kunst als Hogere Esthetische Waarde. Terwijl in de jaren zestig in belangrijke kunstlanden als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten de Pop Art haar halfslachtig ironiserende werk deed (in Frankrijk redelijk intellectualistisch geïmiteerd door het Nouveau Réalisme, in Italië gepolitiseerd via de Arte Povera) liep in die jaren in België Marcel Broodthaers rond, die de hele kunstscène een échte trap in het kruis gaf. Broodthaers was een gefrustreerd dichter die naar de beeldende kunst overswitchte ‘omdat je daar makkelijker succes mee kon halen’. Hij zou de bestaande kunstscène door zijn anarchiserende manier van denken en werken ontluisteren, en tegelijk een heel nieuw, hoogstpersoonlijk universum opbouwen. De term ‘individuele mythologie’ zou in de internationale kunstkritiek pas begin jaren zeventig opduiken, maar voor Broodthaers was hij al van toepassing. Broodthaers geldt nu, samen met Joseph Beuys, als één van de wegbereiders van de hedendaagse kunst: niet het uiteindelijke, esthetisch afgewerkte project was belangrijk, maar het denkproces, de ontmaskering, de marginalisering, het telkens opnieuw ter discussie stellen van elke verworvenheid.
De mondiale kunstscène zou er in de jaren zeventig en een stuk in de jaren tachtig voor moeten boeten met een slaapverwekkend epigonisme dat ‘conceptuele kunst’ heette en de wereld zou teisteren met oervervelende non-kunst.
Gelukkig was er het kleine België dat, overigens schier onopgemerkt, verder bleef knutselen en knoeien: het zou zijn eigen, teder-anarchistische versie van de ‘individuele mythologie’ opbouwen. In de eerste plaats met iemand als Panamarenko natuurlijk, maar gaandeweg ook met Jef Geys, Guillaume Bijl, Thierry de Cordier, Jan Fabre en anderen. De voorbije tien jaren zijn daar jongere kunstenaars bijgekomen als Luc Tuymans (zie Ons Erfdeel, nr.3/95), Peter
| |
| |
Patrick van Caeckenbergh, ‘Het leven zelf’, deel I: ‘Ik sprak met viervoeters, vogels en vissen...’: installatie in Kunsthalle Lophem (Brugge) in 1993 - Courtesy Zeno X Gallery - Foto Pjerpol Rubens.
Rogiers (zie Ons Erfdeel, nr. 1/2000), Wim Delvoye (zie Ons Erfdeel, nr.5/97) en Patrick van Caeckenbergh.
Laatstgenoemde (°1960) heeft, nog meer dan de anderen, een fantastische mentale wereld opgebouwd waarmee hij zich wil beschermen tegen de fletse buitenwereld. De kunstenaar zei ooit zelf: ‘Ik heb voor mezelf een innerlijk eiland geschapen en verdoe mijn tijd in het verkennen en versterken ervan. (...) Ik ben op zoek naar de weelde van het eenzaam uitvinden.’
Patrick van Caeckenbergh is een amateur-genealoog, die op zoek gaat naar alle mogelijke verbanden tussen alle mogelijke levende wezens en kosmische verschijnselen. Hij doet dat zowel in tekeningen, geschriften en collages als in driedimensionaal werk. Tegelijk is hij ontdekkingsreiziger, cartograaf, filosoof en machinist die de kosmische ordeningen en levensbomen tot in het oneindige wil exploreren. Maar hij beseft meteen ook de nietigheid ervan: dat oneindige is even groot als het verstand van een pantoffeldiertje.
| |
Spijsvertering
Tot nu toe kende het oeuvre van Patrick van Caeckenbergh drie fases. Ruw en schematisch gesteld: van 1978 tot '84 maakte hij een periode van haast delirische ordeningsdrang door, om antwoorden te vinden op even grote als doordeweekse levensvragen als: waarom zijn wij van vlees gemaakt? Die periode noemt Van Caeckenbergh ‘Un Pied d'Oeuvre’. Een sleutelwerk uit die tijd was zijn ‘Memory-Motel’, een voorlopige verblijfplaats van herinneringen die hij ordende in een ‘living box’, een ‘archief-podium’ en een ‘sceptische put’: allemaal plekken of kamers waarin Van Caeckenbergh zijn hele leef- en werkpatroon inventariseerde.
De tweede periode liep tot begin jaren negentig en werd door de kunstenaar zelf samengevat met de term ‘Abracadabra’. (Dat was ook de naam van een tentoonstelling in de zomer van 1999 in de Londense Tate, waarvan hij de smaakmaker was.) ‘Abracadabra’ was een zoektocht naar een ideale, magische manier om de wereld te bevatten. Alledaagse fenomenen als verrotting, ontbinding en
| |
| |
Patrick van Caeckenbergh, ‘La voie lactée’, 1994, 185,5 x 186 cm, mixed media (collage) - Courtesy Zeno X Gallery - Foto Felix Tirry.
leugen slopen binnen. De heilige kevers ontstonden, de voor zijn werk zo typische levensbomen, een glasraam opgebouwd uit pornoknipsels, een paard samengesteld uit keukengerei en in weckpotten ingemaakte groenten.
Wellicht het belangrijkste werk uit die periode was de ‘Chapeau’, een inklapbare tafel die alle informatie van de wereld bevat en die de kunstenaar als loodzware hoed (zestig kilogram) op zijn hoofd droeg. De ironische absurditeit was en is overigens nooit ver weg bij Van Caeckenbergh: één van de mooiste werken heette ‘Het Graf’, waarbij zes vrolijke tuinkabouters een doos Caran d'Ache-kleurpotloden op de schouders torsen. Het is een monument voor het graf van zes grote kunstenaars: Joseph Beuys, Constantin Brancusi, Marcel Duchamp, Marcel Broodthaers, René Magritte en Andy Warhol.
De derde en nog altijd lopende periode in het oeuvre van Van Caeckenbergh is het omvangrijke project ‘Het leven zelf’ dat hij in 1990 startte. De kunstenaar positioneert zichzelf in dat project als huisdier dat, via zijn spijsvertering, zijn lichaamsgassen en zijn leefgerei kleine maar onontkoombare ingrepen pleegt op het universum.
| |
| |
Patrick van Caeckenbergh, ‘Astronomie Pittoresque. Part II’ (1996), 170 cm / kader 196 x 196 cm, mixed media (collage) - Courtesy Zeno X Gallery - Foto Felix Tirry.
‘Het leven zelf’ bestaat op zijn beurt uit verschillende fases, die allemaal luisteren naar sprookjesachtige titels. Deel I heet ‘Ik sprak met viervoeters, vogels en vissen’, waarbij de kunstenaar onderzoek deed naar de instinctieve gedragspatronen bij dieren. Hij stelde daarbij onder meer vast dat sommige basisbehoeftes van de mens een dierlijke, instinctieve oorsprong hebben en geneutraliseerd kunnen worden door hun energie om te buigen in de richting van nuttige, sociaal ongevaarlijke gedragspatronen.
Deel II is ‘Laat het geheel onder voortdurend roeren, zachtjes sudderen totdat...’: hierin verschuift de aandacht naar het anatomische, en verschijnt de kunstenaar als huisdier in zijn eigen kleine huiskamer.
Deel III heet dan weer ‘Ik zat onder de eerde en diep gedoken sliep ik de hele winter lang totdat...’: hier richt de kunstenaar zijn blik op de wereld van planten en sterren. Het moet begrepen worden als een poging om los te komen van de fysische obstakels van de aarde, waarbij die aarde gezien wordt als een plaats van destructie en overproductie.
| |
| |
Patrick van Caeckenbergh, ‘Volière’, installatie in Tate Gallery London en Kunstverein Bonn, 1999: diverse werken - Courtesy Zeno X Gallery - Foto Pjerpol Rubens.
‘Het leven zelf’ bevat de meest uiteenlopende werken en installaties. Een mooi voorbeeld is de ‘Buikspreker’: het zelfbeeld van een man zonder hoofd en zonder voeten, maar met een indrukwekkend spijsverteringsstelsel dat alle inkomende stoffen kan verteren en filteren, tot als ultiem tastbaar resultaat slechts de drol overblijft. Recent (1999) is het werk ‘Le confiturier’, een antro-pomorfische assemblage van gasflessen, watertanks, gasbekken, ketels en kookpotten waarin alle vruchten van het seizoen kunnen gisten en in jam omgezet worden. Ook hier weer: het wereldsysteem van kiemen, bloeien en rotten, gevat in het tegelijk fantastische en weemoedige beeld van de confituurman.
| |
Het gaatje in de plint
In haast elk werk duikt de kunstenaar ook zelf op, afgebeeld op kleine fotootjes en gekleed in kamerjas en pantoffels. Hij stelt zichzelf gelijk met de kevers en de rupsen, kleine diertjes die allemaal bezig zijn met hun Sisyphus-arbeid: het voortduwen van een mestbol, het opeten van de wereld. Op ‘De Heilige Kevers’, één van de eerste werken uit het project ‘Het leven zelf’, zit Van Caeckenbergh zelf op zo'n mestbol in de denkhouding van Rodin, terwijl twee kevers de bol als een planeet doen ronddraaien.
Van ‘fatale ordeningsdrang’ tot ‘de exploratie van de onbewust instinctieve en van materiële systemen’: het universum van beeldend kunstenaar Patrick van Caeckenbergh bevindt zich ergens tussen de melkweg en een donker muizenholletje, half verscholen achter een plint. Dat muizenholletje bestaat echt in zijn oeuvre: het gaatje in de plint (dat al in diverse installaties te zien was) heeft een deurtje met het naamplaatje ‘Van Caeckenbergh’. De kunstenaar Patrick van Caeckenbergh heeft zichzelf getransformeerd tot klein huisdier, tot een biologisch radertje in talloze ordeningssystemen, van bloedsomloop over sterrenhemel tot spijsverteringsstelsel.
In se zijn alle grote en kleine installaties die hij ooit maakte gebaseerd op één
| |
| |
Patrick van Caeckenbergh, ‘Le confiturier’, 1999, mixed media - Courtesy Zeno X Gallery.
essentieel denkbeeld: sinds de Verlichting is de mens koortsachtig op zoek naar ontwarring, ordening, oriëntatie, reglementering. Kortom: de Ratio overheerst. In die nieuwe wereld is almaar minder plaats voor fantasie, schijn, poëzie, halve waarheden. Precies dat doet Van Caeckenbergh: zich bezig houden met het ogenschijnlijk petieterige en pietluttige.
Bij het werk van Van Caeckenbergh past uiteindelijk de omschrijving ‘melancholie’: de Sehnsucht of spleen naar de wereld van de creatieve chaos uit zich in de etymologische betekenis van dat woord, Grieks voor zwart plus gal, of ‘zwartgallig’. In Van Caeckenberghs muizenholletje is het aardedonker. En gal is een belangrijk excrement van het spijsverteringsstelsel.
|
|