| |
| |
| |
De geheugenkunst van theatergroep Hollandia
Luk van den Dries
werd geboren in 1957. Studeerde Germaanse filologie aan de Vrije Universiteit van Brussel. Is docent theaterwetenschap aan de Universitaire Instelling Antwerpen (UIA).
Publiceerde verschillende artikelen over theater.
Adres: Van Geerstraat 73, B-2140 Borgerhout
Elke vier jaar woedt er een zware storm door de Nederlandse toneelwereld. Wie diep genoeg geworteld is of zijn huis stevig heeft verankerd, hoeft niets te vrezen. Wie echter meewaait met de wind, of zijn woning schromelijk heeft verwaarloosd, verdwijnt in het oog van de orkaan. De Raad voor Cultuur is verantwoordelijk voor deze vierjaarlijkse windhoos die al wat rammelt in het Nederlandse toneel aan een scrupuleus onderzoek onderwerpt en alleen overhoudt wat aan strenge kwaliteitseisen beantwoordt.
Hollandia staat al jaren stevig in het Nederlandse theaterlandschap gemetseld. Door de fusie met het Zuidelijk Toneel wordt het gezelschap in één klap meer dan twee keer zo groot. De staatssecretaris voor cultuur, Van der Ploeg, reageerde in het Kunstenplan 2001-2005 gunstig op het positieve advies van de Raad voor Cultuur. Voor Hollandia staat er veel op het spel. Dit middelgroot gezelschap werkte al een tijdje op zijn uiterste vermogen. De kwaliteitsgrens ging daarbij steeds omhoog en de ene na de andere verbazende productie werd afgeleverd. Men abonneerde zich als het ware op de selectie van Het Theaterfestival: bijna onafgebroken werd Hollandia de afgelopen tien jaar geselecteerd voor het Theaterfestival, soms zelfs met meer dan één productie. Maar niet alleen de jury van dit festival was jaar na jaar verbaasd over wat deze groep in petto had, ook het Holland Festival schonk zijn vertrouwen aan dit gezelschap zodat Hollandia kon aantreden bij de top van het internationale theater. Ook in de internationale theatergemeenschap ging de groep al enige tijd als Geheimtip over de tong, wat resulteerde in uitnodigingen in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Engeland, Noorwegen, de V.S. en Australië. De ultieme erkenning kwam er in april 2000 met de selectie in Taormina (Sicilië) voor de prijs Premio Europa per il Teatro. Voor het oog van een louter uit professionelen bestaand publiek (de verzamelde internationale theaterkritiek, de bijeengeroepen bonzen van de Europese repertoiregezelschappen, de leiding
| |
| |
‘Stallerhof’ van Franz Xaver Kroetz, seizoen 1990/1991 - Foto Ben van Duin.
van het Instituto del Teatro del Mediteraneo), liet Hollandia zien wat het in huis had. Met een Duitse voorstelling, met een Engelse voorstelling en wat Italiaans er tussendoor veroverde men stormenderhand dit kritische, wat bezadigde en af en toe zelfs blasé publiek. Het slotapplaus bij de toekenning van de prijs Premio Europa Nuove Realtà Teatrali liet er geen twijfel over bestaan: Hollandia was voor iedereen het interessantste gezelschap dat hier te zien was.
Die kwalitatieve groei werd echter niet gevolgd door een financiële. Hollandia zit al jaren aan te hikken tegen allerlei organisatorische beperkingen. De dromen die men in het vorige kunstenplan koesterde, konden slechts gedeeltelijk gerealiseerd worden. De artistieke leiders moesten af en toe uitwijken naar andere gezelschappen of brachten coproductiegelden bij elkaar, vooral door samenwerking met Vlaamse theatergroepen, om al hun plannen ten uitvoer te kunnen brengen. Met de fusie van Hollandia en Zuidelijk Toneel wordt het nu mogelijk om eindelijk vorm te geven aan lang gekoesterde verlangens. Ambulante theaters bouwen in het midden van de natuur bijvoorbeeld. Of een Bacchanten maken met inbreng van een groot Syrisch orkest. Het zijn maar enkele voorbeelden, die op het eerste gezicht misschien aanleiding geven om te waarschuwen voor de val ‘groot-groter-grootst’, maar die in realiteit enkel uitdrukking geven aan de enorme mobiliteit, de fantasiekracht en de creatieve energie die van dit gezelschap uitgaat.
| |
| |
‘Varkensstal’ van P.P. Pasolini - Foto Ben van Duin.
| |
Regionale inplanting
Om het Hollandialabel beterte vatten, is het noodzakelijk even terug te blikken op de ontstaansgeschiedenis van de groep. Hollandia is ontstaan in 1985 uit een fusie van twee regionale gezelschappen: theatergroep Acht Oktober (opgericht in 1976) en het Regio-theater, zelf een voortzetting van het Wespetheater uit 1978. Beide groepen profiteerden nog van de nadagen van het politieke theater met zijn specifieke aandacht voor het maatschappelijk engagement, het zoeken naar nieuwe publieksgroepen, de sociale drempelverlaging, de regionale inplanting, etc. Het politieke vuistenwerk en de plakkatieve vorming waren op dat moment gelukkig al overwonnen, zodat de invloed onmiddellijk in de eerste plaats artistiek werd doorgevoerd. Van meet af aan waren deze groepen sterk regionaal geworteld, niet alleen in de inhoudelijke en ruimtelijke bespeling, maar ook in de subsidiestructuur: de provincie Noord-Holland was namelijk veruit de grootste geldschieter. Na de fusie blijft die regionale inbedding het profiel van het nieuwe gezelschap bepalen. Men houdt zich vér van Amsterdam waar de concentratie aan toneel zorgt voor te veel drukte en nijd. Maar ook de landelijke afkomst van de twee spilfiguren, Johan Simons en Paul Koek, heeft daar iets mee te maken. Hun keuze voor regionale inplanting is eerder positief want vertrekt vanuit een fascinatie voor landschappen. Ze zien theater het liefst als iets dat zich lokaal inbedt, zich bewust is van de omgeving en geen grenzen trekt tussen binnen en buiten. Juist die drempels tussen theater en werkelijkheid, of nog preciezer tussen theater en de levensruimte van andere gebieden (werk, dagelijks leven, muziek, etc.) houden het theater binnen de eigen muren en zelf opgelegde beperkingen en beletten het door te stromen en uit te waaieren naar
| |
| |
‘De val van de Goden’ (1999), gebaseerd op de gelijknamige film van Visconti.
zoveel mogelijk andere terreinen van leven en kunst. Dit ontgrendelen van het theater is een van de meest specifieke kenmerken van het gezelschap. Men doet er alles aan om de talloze grachten in het Nederlandse theaterlandschap te dempen, en bruggen te bouwen zodat onverwachte ontmoetingen en confrontaties mogelijk worden. Theater is voor Hollandia geen eiland, maar een weefsel, verbonden met alles wat in een gemeenschap leeft. Die opvatting is makkelijker te vervullen in een gebied waar er nog horizonten zijn dan in de theatergebouwen waarin daglicht zelden binnendringt.
Dit geworteld zijn behoort tot de kern van het Hollandiabestaan. Hollandia is dus in de eerste plaats een locus, in de betekenis van ruimtelijke aanwezigheid. Noem het het grondvlak van de groep. Stevig verankerd zijn op een plek van waaruit je je energieveld opbouwt. Die locus is allesbehalve provincialistisch gedefinieerd, of nog erger: protserig bodem-nationaal. Het gaat om een bundeling van krachten, een stapeling van energie die zich verzamelt in het
| |
| |
‘Twee stemmen’ van P.P. Pasolini.
hier en nu. Uiteindelijk gaat het om een theatraal zelfbewustzijn dat zich verbindt met de behoefte om zich ergens op te enten. Het locatietheater waarmee Hollandia bekend geworden is, houdt dus meer in dan het spelen in de meest bizarre gebouwen. Het op locatie gaan is geen doel op zich, maar een gevolg van een voorafgaande visie op wat theater vandaag kan betekenen. De primaire keuze namelijk dat men theater wil maken dat zich nestelt in het maatschappelijk weefsel, dat zich een plek wil beitelen in de actuele tijd, theater dat niet tijdloos is maar sterfelijk.
Die fascinatie voor wat zich in hun locus afspeelt, is het best afleesbaar uit het repertoire dat door Hollandia wordt gespeeld. Aanvankelijk bestaat dat vooral uit boerenstukken, Stallerhof van Kroetz bijvoorbeeld, of Gust van Achternbusch. En om op zoek te gaan naar een Nederlands equivalent bestelde Hollandia in het seizoen 1989-'90 bij tien Nederlandse schrijvers een plattelandsstuk. Die boerendramatiek heeft niets pastoraals, het platteland is geen idyllische vluchtheuvel voor groene jongens. Het gaat vooral om het geworteld zijn van de boer, om een soort Permeke-achtige grauwheid van het aardse bestaan. Die boerse thematiek leidt dus allesbehalve tot naturalistische portretkunst, maar eerder tot een expressionistisch uitvergroten van primitieve krachten. Hollandia tracht via het embleem van de mens die vergroeid is met de grond en de modder door te dringen in het wezen van elementaire driften, als pijn, angst, seks en dood. Hun protagonisten zijn steeds buitenmensen die in weer en wind staan en de elementen kennen. Een gelooide huid en een ziel waar eelt op zit. Maar het zijn ook buitenstaanders, verschoppelingen die aan de rand staan van onze sociale systemen. Personages die aan de grenzen staan
| |
| |
‘Prometheus’ van Aischulos - seizoen 1988-'89 en 1990-'91 - Foto X. Peppelenbosch.
van de moraal en die in hun eigen biotoop in eigen overlevings(on)waarden voorzien. Met die aardse blik op de wereld gaat Hollandia op zoek naar atypische mensen, individualisten, overlevingskunstenaars.
Vandaag speelt Hollandia vooral een industrieel repertoire. Het perspectief richt zich nu op de kapitaalmens, op personen die in industriële concerns zijn opgeklommen tot de top van de macht. Ook dit zijn buitenstaanders, maar aan de andere kant. Ook hun moraal is buitengewoon en enkel gericht op het in stand houden van zichzelf daar in het machtscentrum. Pasolini is een goede voedingsbodem voor de schildering van dit leven in het grootkapitaal. Hij leverde teksten voor Varkensstal en Twee stemmen. Maar ook uit onverwachte hoek delven de dramaturgen Tom Blokdijk en Paul Slangen interessant tekstmateriaal op. De val van de goden was bijvoorbeeld gebaseerd op de gelijknamige film van Visconti en in Twee stemmen werd ook een speech gemonteerd van de Shell-topman Cor Herkströter. Meteen verandert ook het taalparadigma. De concrete klontertaal van boeren en verschoppelingen maakt plaats voor afgewogen retoriek, voor demagogisch machtsspreken, voor zorgvuldig verpakte kapitaalideologie. Maar de eenzaamheid blijft, nog steeds roesten de personages vast aan hun angsten en zijn ze vastgeschroefd in een monument van ontzetting.
| |
| |
Het eerste industrieproject ‘KLM Cargo’ dat speelde in een vrachthal van de luchtvaartmaatschappij - Foto Jannes Linders.
De repertoirepolitiek van Hollandia steunt nog op een andere pijler, die van het klassieke repertoire. Het zijn echter niet de gecanoniseerde teksten die nog eens overgedaan worden, maar juist minder bekende en vandaag weinig gespeelde stukken als Prometheus, De Perzen, Phoenicische vrouwen, Ifigenia in Aulis. Ze worden opgevoerd als bewaarplaats voor het geheugen van de westerse beschaving. Niet in museale zin, want conserveren interesseert Hollandia niet zo, maar meer in een interactieve vorm. De teksten worden gebruikt als echo tussen vroeger en nu, als herinnering en projectie tegelijkertijd. In die betekenis kunnen de voorstellingen van Hollandia ook beschouwd worden als een vorm van mnemoniek, de kunst om het geheugen te activeren met allerlei beelden, tekens, inscripties in de diepste lagen van het menselijk verstand.
| |
Meersporenkunst
Naast het geworteld zijn, is openheid een ander fundamenteel kenmerk van het Hollandiaprofiel. Hollandia's theaterpraktijk is het tegengestelde van narcistisch. Ramen en deuren worden wijd opengezet om de confrontatie aan te gaan met de samenleving en dus ook de toeschouwer. Die frictie met de omgeving wordt zelfs geforceerd. Zo heeft Hollandia bijvoorbeeld het plan opgevat om theater te presenteren in werkende bedrijven. Het eerste project, KLM Cargo, speelde inderdaad in de enorme vrachthal van de Nederlandse luchtvaartmaatschappij. De arbeid die daar verzet wordt, was opgenomen in het theaterwerk dat werd gepresenteerd. Varkensstal van Pasolini speelde op een nog meer openbare plek: onder de ijzeren brug op het drukste kruispunt van
| |
| |
‘Ongebluste kalk’ (seizoen 1998-'99) handelt over het leven van Marinus van der Lubbe, de man die in 1933 de Rijksdag in Berlijn in brand stak - Foto Ben van Duin.
Antwerpen met razende motoren als voornaamste geluidsdecor. Op die manier wil men de kloof tussen theater en samenleving dichten. Ook het werken op locaties behoort tot dit openbreken van scheidingsmuren. Voor de duur van een opvoeringsreeks ent men zich op een bepaalde locatie en gebruikt men de plaatselijke energie voor het maken van voorstellingen. Die getuigen dan ook van een groot ruimtelijk bewustzijn. Die ruimte kan harmonisch bespeeld worden, zoals in het soldatenstuk Körper Brennen van Jürg Laederach waarvan de locatie in de buik van een napoleontisch fort perfect aansloot bij de leefwereld die gerepresenteerd werd, of ook contrapuntisch zoals het mestrijke Stallerhof dat gespeeld werd in de kraakwitte ruimte van een galerie. Altijd weer dringt de realiteit in de producties van Hollandia binnen. Het waait er, het stinkt er, het is vol geluiden van buiten.
Het ruimtelijk bewustzijn is slechts één van de sporen die Hollandia gebruikt bij het maken van theater. Daarnaast is er ook muziek, architectuur en beeldende kunst. En toch is dit geen vorm van wat zo modieus mixed media wordt genoemd. Het is eerder een soort meersporenbeleid. Er is tekst, er wordt muziek gemaakt, er wordt gespeeld, er wordt bewogen, er is vormgeving en dat allemaal op verschillende sporen. De productie Ongebluste Kalk over het leven van Marinus van der Lubbe, de man die in zijn eentje de Rijksdag in de fik stak, is een overtuigend voorbeeld van hoe die multiple tracks ingezet worden. De acteur Fedja van Huêt geeft vorm aan het leven van die koppige utopist met een hoekige lichaamstaal, een frenetiek ritme, en een hortende verteltrant. Hij zweept zichzelf op, drijft zichzelf voort op zijn voettocht dwars door Europa.
| |
| |
Allerlei objecten waarop hij slaat, roffelt en rammelt, vergezellen hem op zijn weg. Ze maken zijn route concreet, het zijn de emblemata van zijn reis. Op de achtergrond wordt het verhaal omgezet in abstracte vormgeving. Die bestaat uit kleine installaties en Malevitch-achtige figuren die door een performer worden gehanteerd. En dan is er het geluidsdecor dat bestaat uit volksmuzieksamples en flarden house. Twee dj's zie je bij het creëren van die soundscape aan het werk: ze manipuleren letterlijk de geluidsgolven. De optelsom van al die sporen resulteert in een sterk gestapeld kunstwerk, en in een puur zintuiglijke ervaring. Er gebeurt iets wat heel opmerkelijk is in het theater. De voorstelling werkt als een stroomstoot op lichaam én hersenen tegelijk. Het kijken wordt aangevuld met voelen, horen, denken, ervaren. Er ontstaat een soort ambiante sfeer waarin het publiek wordt opgenomen. Hollandiaproducties zijn zo altijd iets completer dan gewone voorstellingen.
Die stapelplaats van indrukken is gefundeerd op een collectief werkproces. De acteur staat voorop en krijgt een enorme vrijheid in het ontwerpen van een gestalte, een klankkleur, een bewegingsverloop. Met o.a. Jeroen Willems, Betty Schuurman, Fedja van Huêt, Elsie de Brauw en Bert Luppes, heeft men de beste Nederlandse acteurs in huis. Maar hun exuberante acteerstijl krijgt ook vorm door de combinatie van twee regisseurs die elkaar veel ruimte geven. Johan Simons, geschoold balletdanser, grijpt vooral in op de beweging en het beeld. Paul Koek, slagwerker, legt zich vooral toe op ritme en muzikaliteit. Leo de Nijs als vormgever en het dramaturgenduo Blokdijk-Slangen completeren dit theatraal familiealbum. Anders dan de burgerij die ze vaak typeren, is het een zigeunerfamilie, telkens op een andere locatie, in andere familieverbanden, maar met altijd diezelfde genereuze energie om hier en nu theater te maken. Voor ons.
|
|