Elementaire deeltjes
Nadat reeds eerder Renée van Mechelen ‘haar verhaal’ over de Vlaamse vrouwen-beweging te boek stelde (De meerderheid. Een minderheid. De vrouwen beweging in Vlaanderen: feiten, herinneringen en bedenkingen omtrent de tweede golf), legt nu ook Rita Mulier (° 1934) een getuigenis af van haar activiteiten in de tweede feministische golf. De vrouwenbeweging vormt in Dwars en loyaal het hoofdthema, naast de talrijke initiatieven voor progressieve frontvorming waarbij deze pionier was betrokken.
De eerste hoofdstukken hebben mij het meest geboeid. Rita Mulier brengt er, weliswaar in een zeer zakelijke stijl, het relaas van haar ‘geretardeerde emancipatie’. Zij is afkomstig uit een katholieke Kortrijkse familie van textielfabrikanten en kan rechten en economie gaan studeren aan de Leuvense universiteit. Haar vader wijst haar in die richting bij gebrek aan een mannelijke opvolger. Mulier komt er in de Universitas-kringen terecht en leert Raymond Jolie, een student geneeskunde, kennen. Ze huwen snel en vestigen zich in Antwerpen. De drukke dokterspraktijk van haar echtgenoot en de geboorte van vijf kinderen plaatsen de jonge doctor in de Rechten voor tien jaar in de loodzware dubbelrol van doktersvrouw en moeder. Het Antwerpse intellectuele leven is ‘vrouwen-niet-toegelaten’, de gezagsverhouding en taakverdeling in het burgerlijke gezin zijn nog uitgesproken asymmetrisch. Hoe ver dat kan gaan, wordt mooi geïllustreerd door de (ironische?) opmerking dat de ‘man des huizes’ zijn vrouw van de zondagsplicht ontslaat wegens te zware gezinsdruk. Gevoelens van onbehagen à la Betty Friedan zijn in het katholieke Vlaanderen omstreeks 1960 niet meer te onderdrukken. Gehuwde vrouwen uit het betere milieu voelen de discrepantie tussen hun hoge opleiding en het dwingende sociale verwachtingspatroon scherper dan ooit aan.
Als het levensverhaal van Rita Mulier ons van iets overtuigt dan is het wel van de continuïteit in de ontwikkeling van de Vlaamse vrouwenbeweging over de vermeende breuklijn van mei 1968 heen. De oprichting in Antwerpen van een Katholieke Kring voor Universitaire Vrouwen is de eerste sociale activiteit die zij in 1965 opnieuw opneemt. Het is de Kristelijke Arbeiders Vrouwenbeweging (KAV) die haar nog voor 1968 uit het isolement helpt breken. Ze wordt door de organisatie aangetrokken als tekstschrijfster en spreekster. Goed opgeleide ‘vrouwen van’ nemen sedert jaren een dergelijk engagement op in de beweging. Maar het zoek- en vormingsproces rond een wijzigend vrouwbeeld is op dat ogenblik volop aan de gang en Mulier wordt erin betrokken. Hier betrappen we de auteur op een relaas dat minder zakelijk is dan het lijkt, juist door hetgeen zij niet vermeldt. Zo poneert ze nogal nadrukkelijk dat zij een belangrijke hand had in de formulering van het nieuw gedachtegoed van KAV: ‘Ik leverde een tekst af die met de emancipatiegedachte de KAV een nieuw tijdperk hielp binnenloodsen’. Door andere agenten en factoren zo goed als onvermeld te laten, wekt ze de indruk dat er een causale band was tussen haar tekst en het veranderingsproces in de beweging. Een ander voorbeeld van selectief geheugen: Mulier laat onvermeld dat zij in 1970 in een artikel in De Nieuwe dezelfde KAV-visie als volstrekt reactionair afkraakt. Nog op andere plaatsen hadden we het gevoel van een ‘valse zakelijkheid’.
Rita Mulier legt in de jaren 1970 een grote activiteit aan de dag als oprichtster en voorzitster van het Vrouwenoverlegkomitee (VOK), als hoofdredacteur van De Nieuwe Maand, als deelneemster aan het Politiek Alternatief voor Progressieve Christenen en dies meer. Het palmares aan initiatieven is indrukwekkend. Maar de auteur geeft zich na zoveel jaren weinig aan kritische reflectie of beschouwing over. Zo lijkt de enige conclusie van de progressieve frontvorming te zijn dat ze niets opleverde. Is