Publicaties
Pedalen en rem
Belgisch-Nederlandse culturele betrekkingen tussen 1945 en 1980
De titel van het proefschrift van Iris Steen, Romantiek en realisme. De Belgisch-Nederlandse culturele betrekkingen tussen 1945 en 1980 had ook kunnen zijn: van romantiek tot realisme. En dat België in de ondertitel was vanaf het begin overigens de facto vooral Vlaams. Waarom van 1945 tot 1980? Na de oorlog was het Groot-Nederlandse streven naar politieke aanhechting van Vlaanderen bij Nederland taboe wegens de collaboratie, maar het Belgisch-Nederlands cultureel verdrag van 1946, waaraan ook de Franstaligen uitdrukkelijk deelnamen, bleef voor de Vlamingen een uitvalsbasis vormen voor hun ontvoogdingsstrijd. In 1980 kwam de Nederlandse Taalunie tot stand, het eerste verdrag tussen Nederland en België inzake de Nederlandse taal en de letteren en de kroon op het moeizame werk van meer dan dertig jaar toenadering. Steen noemt het het enige concrete resultaat van de ‘culturele integratie’.
De auteur heeft bij het schrijven van haar gedegen studie merkwaardige bronnenproblemen gekend: Buitenlandse Zaken in België bleek de archiefstukken van het cultureel verdrag consequent over te hebben gedragen aan de gemeenschappen, toen die het recht kregen autonoom culturele betrekkingen aan te gaan (bij wet geregeld in 1978), maar daar bleken ze onvindbaar. Hetzelfde geldt voor de archieven van de voormalige Belgische ministeries van Onderwijs en Cultuur. Het rijkste Belgische archief in dat verband, dat van Johan Fleerackers, lange tijd kabinetschef van de ministers van Nederlandse cultuur en een sleutelfiguur in de culturele betrekkingen, was voor Steen niet toegankelijk. Nu weten we waarom. Annick Schramme vlooide het uit voor haar proefschrift Vlaanderen en zijn grote buitenland (zie bespreking door Adriaan Verhulst in Ons Erfdeel, 1999, 5, pp. 788-790). Ik vrees dat de twee proefschriften voortaan samen gelezen moeten worden, en het is jammer dat hier een gemiste kans ligt om de problematiek in één samenhangend onderzoek te behandelen.
Steen moest haar onderzoek dus vooral baseren op de stukken van Buitenlandse Zaken in Den Haag, waar gelukkig ook veel Belgische documenten te vinden waren. Ze citeert socioloog Huyse, die het heeft over ‘het zwakke debiet van de informatiestromen, dat de hele Belgische samenleving tekent’. De beschikbaarheid van informatie is groter (niet noodzakelijk beter) in Nederland, merkt ze op. Een verschil in politieke cultuur zorgt ervoor dat de greep van enkelingen in België (en Vlaanderen) veel groter is dan in Nederland, waar ambtenaren het meer voor het zeggen hebben. De persoonlijke archieven van ministers en kabinetsleden (Fleerackers!) wegen in België en Vlaanderen zwaarder. Gelukkig kon Steen beschikken over een stortvloed van artikelen en boeken aan Vlaamse kant over Nederlands-Belgische en Nederlands-Vlaamse samenwerking.
Waarom ik daarbij stilsta? Omdat deze gegevens ons tot de kern van het onderwerp brengen: de intussen doorprikte mythe van de gezamenlijke ‘Nederlandse’ cultuur, gedeeld door Vlaanderen en Nederland, en het feit dat in de culturele betrekkingen tussen beide individuele Vlamingen en instellingen bijna altijd het voortouw hebben genomen. De dynamiek kwam van Vlaamse kant, Nederland volgde schoorvoetend.
Waarom was de betrokkenheid van Vlamingen zoveel groter? Het antwoord is volgens Steen eenvoudig: Vlaanderen had de mythe van de gezamenlijke Nederlandse cultuur, en vooral de taaleenheid nodig om zich binnen België tegenover de Franse cultuur te emanciperen, een volwaardige positie en een eigen identiteit te verwerven. Toen Vlaanderen economisch sterker werd en zelfbewuster, had het het predikaat ‘Nederlands’ niet meer nodig: de ‘Nederlandse’ gemeenschap in België veranderde haar naam in ‘Vlaamse’ gemeenschap (1980), en dit proces ging sindsdien onverminderd voort. Zo werd de BRT (Belgische Radio en Televisie) in de loop der jaren BRTN (Nederlandstalig), en uiteindelijk VRT (Vlaamse Radio en Televisieomroep). Vlaanderen voelde steeds minder behoef-