Film
Johan van der Keuken.
Filmen tegen de klippen op
‘Een filmisch poëet’, zo wordt de Nederlandse documentairemaker Johan van der Keuken genoemd in het juryrapport van de Bert Haanstra-oeuvreprijs van het Nederlands Fonds voor de Film. Dit najaar zal Van der Keuken de tweejaarlijkse prijs krijgen uitgereikt voor zijn oeuvre, dat in de ogen van de jury ‘een genre is geworden dat het begrip creatieve documentaire overstijgt.’
De prijs komt op het moment dat Van der Keuken zelf een film afleverde waarin hij de balans van zijn leven en werk opmaakte: De grote vakantie. De film die tijdens het International Film Festival Rotterdam zijn première beleefde, werd aangekondigd als Van der Keukens filmische testament, want de cineast begon aan de film op het moment dat hij van zijn arts vernam dat hij niet meer alle tijd van leven had. Kankercellen hadden zich door zijn lichaam verspreid en de filmmaker besloot om op reis te gaan, met zoals hij het zelf omschreef het gevoel ‘Hoera! We leven nog. Nu maar eens kijken hoe dat elders is. Hoe levend de levenden zijn.’
Gewapend met een film- en een digitale videocamera en samen met zijn vrouw Nosh van der Lely - die bij de meeste van zijn films ook geluidsvrouw is - en later ook alleen, reisde hij naar Buthan, Burkina Faso, Mali, Katmandu, Brazilië en de Verenigde Staten. Daar maakte hij kennis met een nieuw medicijn tegen kanker, dat hem van hernieuwde levenskansen voorzag.
Hoewel Van der Keuken aan het begin van zijn film zegt op reis te gaan ‘met beeld en geluid, naar uiteenlopende leefomstandigheden, koud en warm, leeg en vol, met als altijd aanwezige derde de mens, die tegen de klippen op leeft, met behulp van mooie verhalen, die hij zich wijsmaakt, tot troost in het gezicht van het niets’, bevat zijn film op enkele ontmoetingen na vooral veel natuurbeelden, die geassocieerd kunnen worden met tijd en vergankelijkheid. In een voice-over vertelt hij over zijn drijfveren om deze film te maken en over het proces van filmmaken in het algemeen. In tegenstelling tot wat je zou verwachten is De grote vakantie geen autobiografisch egodocument geworden, maar een cerebraal, doch persoonlijk reisverslag, met veel aandacht voor de manier waarop beelden in de montage bijeen zijn gekomen.
Johan van der Keuken (1938, Amsterdam) debuteerde op 17-jarige leeftijd met het fotoboek Wij zijn 17. Na zijn opleiding aan de Parijse filmschool IDHEC maakte hij zo'n vijftig films en publiceerde hij nog enkele boeken met foto's en beschouwingen over film.
In de Nederlandse documentaire traditie die begint met Bert Haanstra, Herman van der Horst en Joris Ivens, en die in onze huidige tijd uitmondt in hoogstpersoonlijke documenten van filmmakers als Heddy Honigmann en Niek Koppen, neemt Johan van der Keuken een aparte plaats in. Je zou hem nog het beste een filmessayist kunnen noemen, die in zijn films verschillende ideeën over en perspectieven op de hem ornringende wereld beproeft. In het begin van zijn carrière is zijn blik op de wereld politiek-ideologisch gekleurd. Van der Keuken wil niet alleen de wereld bekijken en beschrijven in zijn films, hij wil hem ook beschreeuwen en indien mogelijk veranderen (Beauty, 1970; Bert Schierbeek/De deur, 1973; Het leesplankje, 1973; De platte jungle, 1978; De weg naar het zuiden, 1980; De tijd, 1984; I love $, 1986).
Halverwege de jaren tachtig komt er een