langrijk levenswerk. Gedurende zijn carrière was hij in minstens 27 scholen actief. Zonder twijfel heeft bij in aanzienlijke mate bijgedragen tot de ontplooiing van een cultuur van de gesproken taal in deze periode. Het schooltoneel zou hij tot ongekende hoogten voeren. In 1941 publiceerde Fonteyne zijn handboek Voorbereiding tot de voordrachtkunst en de welsprekendheid en het volgend jaar werd hij benoemd tot leraar in de voordrachtskunst aan het Muziekconservatorium te Gent. Op dat ogenblik had hij een reputatie verworven als ‘de man die zijn volk leerde spreken’. In zijn gedetailleerde analyse van Fonteyne als voordrachtskunstenaar en leraar welsprekendheid wijst Peter Anthonissen op de onmiskenbaar grote impact die Ast Fonteyne had op enkele generaties Vlamingen. Niet alleen beïnvloedde hij acteurs zoals Senne Rouffaer, Alex van Royen, Jef Demedts, maar via radio en televisie gaf hij ook mee gestalte aan wat in de jaren '50 en '60 als ABN werd ervaren.
Fonteynes voordracht was erop gericht het woord ‘in zijn volle waarde’ te laten weerklinken. Hij maakte een zorgvuldige analyse van de tekst waarin accenten en pauzes geplaatst werden. Muzikaliteit en stemdynamiek waren van het grootste belang, o.m. met het oog op de gevoelswaarde van woorden.
Nauwelijks geregistreerd in onze theatergeschiedenis is Fonteynes werk als regisseur. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat het hier om schooltoneel gaat. De taal was voor hem uiteraard belangrijk maar als regisseur streefde hij toch een ‘synthese van alle kunsten’ na. Omdat behalve het woord ook choreografie, muziek, decor en licht evenwaardige componenten in de voorstelling zijn, trok hij zelfs specialisten aan voor elk van deze aspecten.
Tussen 1947 en 1953 regisseerde Fonteyne ook zes openluchtspelen, waarmee hij aansloot bij de internationale lekenspelbeweging, die een theater voor en door het volk ambieerde. Het ging om stukken met een uitgesproken katholieke inspiratie.
Ast Fonteynes regieopvatting berustte op drie pijlers: het modernisme van voor de jaren 1930, zijn plastische interesses en zijn ervaring als voordrachtskunstenaar. Hij geloofde in het theater als gemeenschapskunst. De meest bepalende invloed ging volgens Peter Anthonissen misschien wel uit van Alexander Tairov voor wie de basis van het theater in het fysieke optreden en de beweging van de acteur lag. De wijze waarop Fonteyne schilderde met licht en kleur verraadt ook enige verwantschap met Gordon Craig. Het ziet er naar uit dat Fonteyne streefde naar een totaaltheater waarin spektakel en tekst evenwichtig en harmonisch aanwezig waren. Zijn productie van Lucifer (1963) in het Sint-Romboutscollege te Mechelen was hiervan een geslaagd voorbeeld.
Een belangrijk element in Fonteynes leven dat hier nog niet aangestipt werd, is zijn engagement bij het Verdinaso (Verbond van Dietsche Nationaal Solidaristen, een in 1931 opgerichte organisatie die een rechts-revolutionaire maatschappijhervorming nastreefde op basis van een antidemocratische solidaristische doctrine) en zijn houding t.o.v. de Nieuwe Orde. Terwijl hij in 1938 b.v. een massaspel voor het A.C.V. regisseerde en men hem vooral met de katholieke zuil associeerde, was Fonteyne intussen geheim lid van het Verdinaso geworden. De Vlaamsgezinde kern die in het kleinseminarie in Hoogstraten aanwezig was en zijn vriendschap met Floris van der Mueren kunnen hierbij een rol gespeeld hebben. In 1940 aanvaardde hij de functie van jeugdleider van het Verdinaso. Ongetwijfeld voelde Fonteyne zich aangetrokken tot de geest van orde en discipline in deze beweging maar tevens zag hij haar als ‘de enige beweging in dit land die de verzoening brengen kan tusschen de realiteit der feiten en de nationale traditie’. Marnix Beyen die dit onderwerp grondig en objectief behandelt, besluit dat Fonteyne een sterke sociale en ideologische affiniteit had met de collaboratie maar zelf nook op enige samenwerking met de bezetter heeft aangestuurd. Zoals velen heeft hij nochtans na de oorlog de prijs moeten betalen voor zijn houding.
Deze biografie heeft de belangrijke verdienste een markante figuur uit onze recente geschiedenis aan de vergetelheid te onttrekken. Alle aspecten van de rijke persoonlijkheid die Ast Fonteyne was, komen uitvoerig aan bod. Ook de menselijke kant wordt niet over het hoofd gezien, wat expliciet blijkt uit het hoofdstuk over de oudere Ast Fonteyne. Hoewel de stichting die de naam van de kunstenaar draagt mede-uitgever is van het boek, getuigt deze studie van een grote sereniteit. Ook kiese aspecten zoals de relatie met Duitsland en het engagement bij het Verdinaso worden objectief beschreven. Bovendien worden de figuur en het werk steeds in hun tijdskader geplaatst.