kaar, dat is me glashelder. Theater heeft rust nodig, daar zorgt de natuur voor. En het landschap vraagt erom te worden uitgebuit.’ (NRC, 5 mei 1998).
Vorig jaar namen tussen 11 en 20 juni meer dan veertigduizend bezoekers de boot naar Terschelling-het op één na grootste eiland in de Nederlandse Waddenzee, twee uur varen-om de zeventiende editie van dit internationale zomerspektakel mee te beleven. Een festival met theater, inclusief muziek en dans, en ook met beeldende kunst in vele variëteiten. Maar om welke discipline het ook mag gaan, in alle gevallen is er sprake van locatiekunst, dat wil zeggen: het hele eiland is één groot podium waardoor theatermakers en beeldend kunstenaars zich laten stimuleren en inspireren.
Tijdens de jongste editie bijvoorbeeld maakte Tryater uit Leeuwarden een voorstelling aan de rand van natuurreservaat de Boschplaat, Peer Gynt, een bewerking in het Fries van Henrik Ibsens beroemde klassieker. De Noorse sage waarop Ibsen zijn tekst baseerde en de verteltraditie van de eilandbewoners; het reisavontuur van Peer Gynt en het ondefinieerbare ‘eilandgevoel’ van de Terschelling-bezoekers; het primitieve toneelbeeld en de weidsheid van het landschap: tussen theater en werkelijkheid ontstond een unieke chemie die de basis vormde van een theatersensatie waarover lang werd nagepraat.
Niet alleen de natuurlijke omgeving van strand, duin en bos vormt het decor voor de festivalvoorstellingen, ook in de straten van dorpjes als West-Terschelling en Midsland wordt theater gemaakt, en wel van het type dat men daar inderdaad hoopt aan te treffen: circusachtig, kleurrijk en expressief, met gekostumeerde straatmuzikanten, acrobaten, jongleurs en andere theaternomaden. Joop Mulder stelt hogeeisen aan de straatartiesten, die naar zijn mening maar al te vaak tot het bedenkelijke peil van kunstenmakers op zweterige dorpsbraderieën zijn genivelleerd. Oerol wil méér, en daarom krijgen de straatfools van de organisatie de serieus te nemen opdracht om interactief theater te maken, de relatie met de omgeving te intensiveren en het publiek uit te dagen tot actieve betrokkenheid. Onuitgenodigde potsenmakers met een minimum aan talent en een maximum aan inbeelding schopt Mulder desnoods op eigen houtje het eiland af.
Naast de schilderachtige dorpjes en de rijk ge-
‘Peer Gynt’, door Tryater, tijdens het Oerol-festival van 1999 - Foto E. Coblijn.
schakeerde plaatsen in de vrije natuur, bepalen ook de talloze, verspreid in het landschap staande schuren het beeld van de Waddeneilanden. Enkele jaren geleden ontdekte de festivalorganisatie dat deze boerenschuren, bootschuren en juttersschuren uitermate geschikt zijn als kleine ‘binnen-theaters’. De schuren bleken zelfs zulke succesvolle locaties, dat het zogenaamde ‘schuurtjestheater’ zich ontwikkelde tot een aparte theaterdiscipline tijdens Oerol. Evenals voor andere speelplekken geldt ook hier, dat nieuwe producties nu eens ter plaatse worden gecreëerd, dan weer dat bestaande producties aan de omgeving worden aangepast.
Een gezelschap dat principieel werkt binnen de mogelijkheden en de beperkingen van de omgeving is Dogtroep uit Amsterdam. In 1991, bij de tiende aflevering van Oerol, zorgde Dogtroep voor de inmiddels traditionele afsluiting van het festival in een gedenkwaardige manifestatie onder de titel Broederstrijd. Een gestaag groeiend aantal toeschouwers sloot zich aan bij een optocht die in Midsland begon en die eindigde op het strand, een kleine drie kilometer verderop. Daar vond de apotheose plaats van de strijd tussen twee mannen om de gunst van een dame: de dame, het gekrakeel zat, verdween in de richting van de zee en dreef in berusting naar de horizon, de mannen verslagen achterlatend.