naar binnen springt en waarin (op de begane grond) onder meer een restaurant, een bibliotheek en kantoorruimte zijn ondergebracht.
Alvorens binnen te komen, begint de bezoeker buiten al met het beklimmen van een aantal treden. Voor wie vanuit de stad naar het Kelfkensbos is geklommen (voor Nederlanders een hele hoogte), wordt de indruk van opstijgen naar een cultuurtempel zo nog eens extra versterkt. Eenmaal binnen wordt de bezoeker dan ook nog eens geconfronteerd met een alles overheersende trappartij die dwingend uitnodigt om nog verder te stigen naar waar achter glas, groene bomen en helder licht lokken. Op de etage loopt langs de achterzijde van het hele gebouw en op het niveau van de stadswal een lange gang waarvan de buitenwand voor een groot deel uit glas bestaat. Hierdoor stroomt natuurlicht het gebouw binnen, wat de totale helderheid en ruimtelijkheid versterkt. Ook de korte kant aan de zijde van de Waal bestaat geheel uit glas. Alleen al het uitzicht dat dit biedt op de Waal is een bezoek aan het museum meer dan waard.
Een subtiele bijzonderheid in deze tentoonstellingsruimte is dat het doorlopende lattenplafond niet vlak is. Naargelang de behoefte aan klimaatregeling en andere apparatuur die erachter schuil gaat, vertoont het plafond een rustgevende golving. De grote expositieruimte is door vrijstaande wanden verdeeld in afzonderlijke ruimtes die echter nooit volledig afgescheiden kamers zijn. De totale ruimte blijft daardoor een eenheid, wat zich weerspiegelt in de opstelling die eveneens een doorlopende - chronologisch opgebouwde - lijn vertoont.
Die opstelling begint met een archeologisch gedeelte, waarin uiteraard Romeinen de hoofdrol spelen. Jarenlang vormde Nijmegen de standplaats van het Romeinse Tiende Legioen, waarmee het veruit de grootste Romeinse nederzetting in Nederland was. Ook vondsten uit de directe omgeving zijn hier te zien en het geheel bestrijkt een tijdsbestek van late steentijd tot vroege middeleeuwen. Dit deel van de verzameling was voorheen thuis in het Museum
Bij binnenkomst staat de bezoeker meteen tegenover een allesoverheersende trappartij die letterlijk het hele museum schraagt - Foto Nol-Arno Roozeboom.
G.M. Kam, dat in een zeer kenmerkend gebouw uit 1920 was ondergebracht boven op een van de Romeinse grafvelden die Nijmegen rijk is. Het betrof hier een van de belangrijkste musea voor Romeins Nederland en de erven Kam hebben nog geprobeerd om de verhuizing van deze verzameling te verhinderen. Gelukkig is dat niet gelukt, want het nieuwe gebouw biedt veel meer museale mogelijkheden, dan het ondertussen toch te krappe Museum G.M. Kam. Dit oude gebouw blijft gehandhaafd als studie- en documentatiecentrum (Gelders Archeologisch Centrum G.M. Kam).
Vanuit de archeologie loopt de bezoeker vrijwel onopgemerkt door naar de stadscollectie, die eveneens rijk is aan middeleeuwse kunst en gebruiksvoorwerpen. Met name van de oude ambachtsgilden is in weinig Nederlandse steden zoveel bewaard gebleven als hier. Wie puur voor de kunst komt, vindt hier buiten een aantal oude stadsgezichten weinig echte hoogtepunten, maar als stadshistorische verzameling is dit een indrukwekkend geheel met vooral ook fraai zilverwerk.
De derde grote verzameling die hier onderdak vond, staat wat meer los van de archeologie en stadsgeschiedenis. Het gaat om moderne kunst die oorspronkelijk (samen met de stadscollectie) thuis was in het nu opgeheven Nijmeegs Museum Commanderie van Sint-Jan. Juist deze collectie kwam daar het minst tot zijn recht en vormt inhoudelijk dus de grootste verrassing van het nieuwe museum. Hoofdthema