schouwd als dragers van de nationaliteit van het land waarin ze legaal verbleven en hun Jodendom uitsluitend als religie of denominatie werd aangemerkt. In de meeste West-Europese landen als ook in de Verenigde Staten heeft de joodse minderheid zich willen en kunnen schikken in deze uit de Franse tijd stammende beslissing, maar spoedig bleek dat deze definitie vaak door de meerderheid om religieuze, economische en politieke redenen werd bestreden. Zodra in Duitsland joden burgerrechten werd verleend, braken in 1819 in het midden en zuiden van het land de zogenaamde Hep-Heprellen uit met massale, regelrechte aanslagen op personen en goederen die veelal als een voortzetting van de middeleeuwse haat voor joden worden uitgelegd. Daar bleef het niet bij want juist de moderne tijd heeft bewezen hoezeer het joodse streven naar emancipatie en zelfs assimilatie kon mislukken als gevolg van een altijd aanwezige antistroming die in begrippen als racisme, antisemitisme en nazisme zijn vervat. Welk antwoord hadden joden in verschillende landen en perioden op deze tegengestelde krachten die hen doorgaans ertoe dwongen stelling te nemen zowel in eigen gemeenschap als ook in de algemene maatschappij?
Zo complex als het krachtenspel voor en tegen joden is, zo complex ook is de keuze die joden maakten in hun stad en land. Joden in Nederland en vooral in Amsterdam gaven vorm aan veranderingen in de organisatie van de eigen gemeenten van Duits-joodse of Asjkenazische signatuur dan wel Portugees-joodse of Sefardische origine. Gedurende de 19e eeuw verlieten velen religie en traditie; sommigen verkozen de doop om werkelijk op te gaan in de omgeving.
Beroemd is Lion Philips, de oom van Karl Marx, die tot het katholicisme overging en de stichter was van de Philips-fabrieken in Eindhoven. Zo ook de arts Abraham Capadose van wie een op zichzelf boeiend getuigenis in het hier besproken boek is opgenomen. Naarmate de Nederlandse samenleving verzuilde, namen de joden daaraan deel en raakten meer dan ooit onder zichzelf verdeeld. Het meest opvallend is de verwijdering en vervreemding die ontstaat tussen
Joodse begraafplaats in Amsterdam - Foto Lies Wiegman.
joden die een orthodox-joodse levensstijl handhaven en diegenen die geleidelijk een grote onverschilligheid aan de dag legden jegens hun jood-zijn en volkomen seculariseerden. Ook in sociaal-politieke zin was de scheiding der geesten compleet als het ging om een joods-burgerlijke bovenlaag die met succes zich aanpaste aan de liberale bourgeoisie, en de joodse arbeidersklasse die een opvallende bijdrage leverde aan de opkomst en uitbouw van het socialisme.
Het kan niet anders of al deze ontwikkelingen hadden hun weerslag op de literatuur die joodse Nederlanders produceren. Daphne Meijer, de samenstelster van het boek dat 350 jaar ‘joodse literatuur’ weerspiegelt, laat wellicht om die reden ook auteurs aan het woord die ver voor de verburgerlijking zich inspanden voor verruiming van de rechten (Menasseh ben Israël) of de joods-religieuze traditie in twijfel trokken (Spinoza). In de selectie van auteurs en fragmenten stuit men direct op een facet dat het hele boek kenmerkt: de problematisering van het Jodendom en de joodse identiteit, iets wat al in 1928 werd gesignaleerd door Siegfried van Praag in zijn opmerkelijke boek In eigen en vreemden spiegel, uit de letterkunde van en over joden (Amsterdam: Hertzberger). Als men het wat gechargeerd formuleert, dan is het aantal positieve ervaringen van het joods-zijn of het Jodendom op één hand te tellen. Dat wordt er naarmate men gaandeweg vordert in de tijd zeker niet beter of luchtiger op gezien de extreme gebeurtenissen van de twintigste eeuw waarin de Holocaust een zware stempel drukt op de literaire uitingen van joodse schrijvers in Nederland. Wat dat betreft komen mij de woorden van