Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDiepzinnige wandelgids.
| ||
[pagina 432]
| ||
vlakte (1985) en Later dan de nacht (1988) vormen weliswaar een triptiek over liefde, politiek, geweld, dood en literatuur, maar samen zijn ze daarom niet de Grote Nederlandstalige Roman over die thema's. Bovendien staat ander werk van Portocarero thematisch en stilistisch mijlenver van de genoemde drie vandaan. Om er weer drie te noemen: Grenzen genezen (1990) is een dagboek over Artsen Zonder Grenzen, Geograffiti (1992) een verzameling reiservaringen en Ignis Perennis (1995) een poëtische novelle die afgesloten wordt met Latijnse gedichten. Trek daar maar eens een lijn in. Verder dan wat vage bespiegelingen over de personages die in verschillende boeken opduiken, over de plaats van handeling (per definitie ergens ver weg van Europa) en over centrale themata (liefde en dood, geweld en vrede, de botsing tussen culturen), kom je niet. Een tweede reden is het uitgesproken on-Vlaamse en on-Nederlandse karakter van Portocarero's werk. Geen Vlaamse klei, geen Nederlandse introspectie, geen familiekroniek, geen commentaar op de huidige (politieke/ sociale/ economische) toestand, geen shiny happy people die op turbowijze worstelen met zichzelf en hun omgeving. Herkenbaar lagelands kunnen we Portocarero's boeken dan ook moeilijk noemen. Een derde reden is de onbereikbaarheid van de schrijver. In deze tijden van mediatisering is het voor auteurs belangrijker om geregeld op televisie of in bladen te verschijnen dan om geregeld te publiceren. En dan heeft Portocarero natuurlijk een zware handicap. De arme man zit nu eenmaal in de eerste plaats zijn werk te doen op een ambassade in Jamaica, Ethiopië, New York of Havana.Ga naar eindnoot1 De zeldzame journalist die hem bezoekt, heeft het eerder over zijn diplomatieke functie dan over zijn literaire bezigheden. Razend populair word je op die manier niet, noch bij het publiek, noch bij de letterpauzen. Vandaar dat Portocarero's werk slechts door een kleine groep mensen wordt gevolgd en geapprecieerd. Of de verschijning van zijn roman Domino aan die stand van zaken iets zal veranderen, valt sterk te betwijfelen. ‘Domino is een thriller met vaart, actie en tal van kleurrijke personages. Maar meer nog dan deze figuren is het misschien de stad zelf, (New York, n.v.d.r.) die met haar geheimen en haar minst toegankelijke buurten en gebouwen, het hoofdpersonage van het boek wordt.’ Zegt de flaptekst. Laten we beginnen met de personages. Er lopen in dit boek tientallen figuren rond, de ene al wat belangrijker dan de andere, en ze krijgen allen een eigen gezicht. Zo is er Ras, een rastaman van het zuiverste soort (inclusief dreadlocks, joints, de Leeuw van Juda) die in een zelfgebouwde hut onder een viaduct van de FDR-autosnelweg woont. Zijn vriend, Dr. Feng, (die eigenlijk Ng heet) is een illegale vluchteling uit Sjanghai die zich tot levensdoel gesteld heeft om ‘alle lijnen van aardse en kosmische energie die Manhattan doorkruisen, in kaart te brengen volgens de regels van de klassieke geomantie, een acupunctuurschema van het eiland, als het ware’. Lex is een derde hoofdpersonage, een freelance correspondent bij de VN met de nodige perskaarten op zak, die wel moet toegeven dat een belangrijk deel daarvan vervalst is. Hij deelt zijn flat met May, een zwarte mannequin uit North-Carolina, van wie de vriend zes maanden eerder aan aids gestorven is. Haar vriendin Serena, ook een model, is onlangs verdwenen. Kleurrijke figuren, de flap heeft niet gelogen. Alleen vormen ze met zijn allen iets te zeer een soort encyclopedie der menselijke diversiteit. De beschrijvingen zijn uitgebreid en laten weinig aan de verbeelding over. May is 25, dus op ‘gevorderde leeftijd’ in de mannequinwereld, ze is ongelovig maar diep spiritueel, ze is feministisch, praktisch, speels, vol humor. We komen precies te weten hoe haar benen eruitzien, evenals de rest van haar anatomie, en we krijgen - natuurlijk - een evocatie van hoe ze klaarkomt. In al zijn kleurrijke diversiteit maakt het boek bij eerste lezing een bijzonder verwarde indruk. Personages duiken op uit het niets, worden uitvoerig beschreven, kennen weer andere personages die bij het verhaal worden betrokken, en dié hebben op hun beurt weer iemand gezien of ontmoet. Als lezer krijg je vaag het gevoel dat ze allemaal iets met elkaar te maken moeten hebben, en inderdaad, aan het einde van het verhaal blijkt Serena het focuspunt te zijn. Met dat al kan Domino moeilijk een thriller genoemd worden: er valt onderweg weinig te thrillen. De lezer heeft geen flauw idee waar het verhaal heengaat en wat al die personages daarmee te maken hebben. ‘Vaart’ en ‘actie’ moeten dan ook als de afdeling marketing van de flaptekst gelezen worden. Een tweede lezing daarentegen maakt duide- | ||
[pagina 433]
| ||
Herman Portecarero (°1952).
lijk dat de hele plot van Domino ingenieus in elkaar zit. Toeval speelt een belangrijke rol, maar doelgerichte actie is evenzeer aan de orde. Als je weet waar het verhaal heen gaat, trekken de nevelen op, het chaotische verdwijnt, je krijgt inzicht in de loop der gebeurtenissen. Pas nadat de afloop bekend is, komt het thrilleraspect goed tot zijn recht. Maar jammer genoeg worden op dat moment de beschrijvingen gewoon hinderlijk. May's billen mogen dan zeer appetijtelijk zijn, ze hinderen de voortgang van het verhaal. Terug naar de flaptekst: de stad als hoofdpersonage van het boek. Om het kort te houden: we zullen het als lezer geweten hebben dat Herman Portocarero New York als zijn broekzak kent. Wat dacht u van het volgende stukje over de Williamsburg Bridge en omgeving? ‘De brug leed aan een ziekte die de rusty shakes werd genoemd: roest en metaalmoeheid en verval. Er zaten grote gaten in het voetgangerspad, dat alleen nog werd gebruikt door heroïnespuiters op zoek naar verlatenheid en door chassidische families uit Williamsburg die de oude joodse winkels in Orchard Street bleven bezoeken. (...) Treinverkeer deed de brug gevaarlijk schudden, en ze was gesloten voor vrachtwagens.’ We zijn nu halverwege de beschrijving van de brug en na de vrachtwagens geef ik het op. Misschien is die brug ook niet echt veilig voor fietsers. Of zal ze in het jaar 2004 gerenoveerd worden. Of staat ze bekend voor de extreem grote meeuwen die op de reling nesten bouwen. Heeft dat ook maar in de verste verte iets te maken met het verdere verloop van dit boek? Neen. Is er één personage dat wakker ligt van de vraag waarom vrachtwagens niet over die brug mogen rijden en treinen wel? Evenmin. Misschien alleen Portocarero zelf, want hij heeft het geschreven. Dit omstandige schrijven geldt als bezwaar voor het hele boek. Uitermate gedetailleerde beschrijvingen van gebouwen, plaatsen, straten, interieurs, vergezichten: Domino kan als alternatieve wandelgids door New York gebruikt worden. Helaas werkt dat niet in het voordeel van de plot. Ben je net lekker aan het doorlezen, en hupsakee, daar krijg je een kolkende rivier over je heen, moet je staren naar ‘de suikerfabriek die op de verlaten basis van een oude buitenlandse invasie leek’ of rijd je voorbij ‘de statige, Romeinse straatgevel van de Con Edisoncentrale’ en zie je ‘in een flits door de ingang de ingewikkelde turbines waaruit de stad haar energie haalde’. Ongetwijfeld rake beschrijvingen, maar in de context van een thriller even boeiend als het gras zien groeien in Central Park. Kortom: de stad als hoofdpersonage, dat wel. Maar ook hier geldt dat iets minder iets beter was geweest. Een quizvraag. In welk boek zijn de Colombiaanse drugsmaffia, de internationale power-politiek, armoede, handel in menselijke onderdelen, moord en doodslag, de Chinese maffia en vrouwenmishandeling samen als onderwerp aanwezig? In Domino, dus. Op de flaptekst staat het zo: ‘Opgebouwd rond de contrasten tussen de straat en de officiële wereld, onderzoekt Herman Portocarero op speelse en diepzinnige manier de mechanismen van toeval en noodlot, geïllustreerd met onverwacht verweven gebeurtenissen van die ene dag in de levens van verschillende New Yorkers.’ [sic, sic, sic]. Het domino-effect. Eén gebeurtenis heeft gevolgen voor vele mensen, voor de hele stad zelfs. Het noodlot slaat toe, de goden spelen domino. Laat ik even uitweiden. Het actie-thriller-genre is niet vies van de Grote Misdaad, het Grote Complot. Non-descripte terroristen die atoombommen stelen om ze her en der te gaan uitstrooien, anderszins staatsvijandigen die Antrax kweken om de watervoorziening te bedreigen, woeste (liefst Arabische) machthebbers | ||
[pagina 434]
| ||
die het op ons voortplantingssysteem hebben gemunt... N'importe, wat ook de verbeelding zij, het bestaat erger. Er is niets op tegen om veel van die Grote Misdaad in één fictief verhaal te proppen, als het maar klopt. Maar in Domino klopt het niet. Want het klopt niet met de grote uitgangspunten van het verhaal zelf. En die zijn: het toeval en het noodlot. Dat staat enigszins haaks op georganiseerde misdaad. Vriendelijk gezegd. Laten we wel wezen. Toeval bestaat. Maar het kan geen structurerend principe zijn. Het charmante aan toeval is nu juist dat het zichzelf niet herhaalt. Misschien wel één keer, of twee, maar geen drie, vier, vijf of tien keer. Dan begint het erop te lijken alsof de schrijver er zich vanaf wil maken: ‘Tja, er is geen enkele reden waarom dit of dat zus of zo gebeurt, het gebeurt nu eenmaal.’ Dan moet de auteur ook niet zorgen voor de nodige omkadering en kan hij elke vorm van uitleg per definitie achterwege laten. Daar zit de lezer, met een kater. Iets heel anders is het noodlot. Een gegeven zo oud als de literatuur zelf, met verve door tal van auteurs gebruikt, zonder dat ze daarom de lezer van zich vervreemden. Het noodlot kan een perfect structurerend middel zijn dat de intrige intrigerend houdt. Maar dat gebeurt nu net niet in Domino: het (nood)lot van Serena raakt onze koude kleren niet. Even ontmoeten we haar aan het begin van de roman, en ook verder in het boek komen we nog een en ander over haar te weten. Maar in tegenstelling tot de andere personages in het boek - inclusief de stad New York zelf - wordt ze in de vertelling niet tot leven gewekt. Het is moeilijk om te sympathiseren met een schim. Wie van ons is drietalig Nederlands-Engels- Spaans? Ik alvast niet. Mijn Engels is behoorlijk, in het Nederlands sta ik mijn mannetje, maar mijn Spaans is helaas ondermaats. Toch verwacht Portocarero dat zijn lezer die drie talen machtig is. Bijna alle dialogen in Domino zijn in het Engels of het Spaans. Eén keer doet Portocarero een toegeving aan de lezer, en dan nog inconsequent: Lex en May vinden een brief van Serena's moeder. Die is in het Spaans gesteld en May smeekt: ‘Translate please’. Waarop Lex de brief vertaalt, in het Nederlands. Zal ze veel van begrepen hebben, die twee spreken al het hele boek Engels met elkaar. Waarom doet Portocarero zoiets? Om te bewijzen dat hij (minstens) die drie talen machtig is? Wij willen hem hierbij daarvoor van harte feliciteren, maar wat heeft een lezer aan: ‘they're all involved in some santería shit, of course. Word had it on the street last summer that some grand babalao come from Santiago would perform human sacrifice in someone's backyard or on some rooftop.’ Santería shit? Babaloa? Even het Spaanse woordenboek bovenhalen. Voor zover dat helpt, want het kan ook Bargoens zijn. Het vermoeden is groot dat Portocarero de echtheid van zijn personages wilde benadrukken door ze te laten spreken zoals ze zijn. De rastaman, de Chinese inwijkeling, de zwarte ‘brother’, de Russische veiligheidsagent. Maar daarmee vervreemdt hij de Nederlandstalige lezer van diezelfde personages. Als je een thriller - een genre dat geassocieerd wordt met wat makkelijker lezen - moet doorworstelen met een woordenboek aan je zij, dan is de inleving ver te zoeken. En had het zin? Neen. Vertalers beheersen het probleem van anderstaligheid-annex-identificatie al heel lang. Alleen als de schrijver de lezer wil overtroeven, moet het zoals Portocarero het doet. Makkelijk zat. Domino was voor deze lezer een behoorlijke teleurstelling, zoveel mag duidelijk zijn. Portocarero heeft vooral zijn kennis geëtaleerd ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Dat hij daarbij de vrije hand gekregen heeft van de uitgeverij, mag blijken uit de volgende stijlbloempjes. ‘Nu heerste de rauwheid van de échte nacht, naakt met littekens als de buik van een oude hoer.’ ‘Terwijl het water begon te neuriën in de pot, liep hij...’ ‘De nacht klonk als een lange saxofoonsolo.’ ‘De antennes op het dak verzonden en ontvingen onzichtbare golven, waarheid en dodelijke propaganda waren een zelfde trilling van de onverschillige ether en elke luisteraar was een drenkeling onder de sterren.’ In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister. Dit had een goed boek kunnen zijn. Dit had zelfs een uitstekende thriller kunnen zijn. Maar als de schrijver in de weg zit, is er geen boek. Dan is er alleen een schrijver.
Wim Trommelmans
|
|