de perfecte samenwerking. Alle onderdelen moesten volledig op elkaar afgestemd worden: de leraar, de twee roeiers, de boot, de erg lichamelijke techniek van het roeien. Het ging om een wankel evenwicht, dat slechts even kon duren, maar dat precies door die fragiliteit zo belangrijk werd. Het geluk bleek een evenwichtsoefening boven de afgrond van de oorlog.
Met Hart van glas, zijn nieuwe roman, sluit Van den Brink direct aan bij zijn novelle over het water. Glas en water hebben heel wat gemeen. Een architect legt uit dat glas eigenlijk een vloeistof is. De molecuulstructuur is volkomen wanordelijk, er zit geen enkele regelmaat in. ‘(...) Beschouw glas dus maar als een onderkoelde vloeistof tot nader order. Een vloeistof, net als water. Alleen herstelt water zich onmiddellijk na een verstoring, het sluit zich weer. Terwijl het bij glas alles of niets is, het is gaaf of gebroken.’
Dat het alles of niets is, ondervindt de hoofdfiguur Erik Loeff. Hij is projectontwikkelaar en wil een glaspaleis laten bouwen tussen Utrecht en Amsterdam, een miniatuurstad als een serre. People Plaza zou het gaan heten. De structuur zou helemaal van glas zijn, ook de draagbalken. Dat zou zorgen voor een perfect doorzichtig patroon, een volstrekt heldere orde. Maar de investeerders willen er niet aan, zij weten maar al te goed dat er onder deze schijnbaar volkomen orde veel irrationeels schuilt.
Dat irrationele komt niet alleen van Erik, die geobsedeerd is door het project en beseft dat zijn manie hem kwetsbaar maakt. Het project is zijn ‘zwakke plek’, zijn ‘kostbare glazen hart’. Het irrationele komt evenzeer van de mensen die in het project zouden moeten wonen, werken en winkelen. Een van de mogelijke investeerders zegt: ‘Weet u wat een van de meest voorkomende kwalen is van doodgewone mensen? Hoogtevrees! Een heleboel bezoekers zullen zich in uw People Plaza niet normaal, niet ontspannen kunnen voortbewegen.’ Vreemd (of: irrationeel) dat Erik daar niet aan gedacht heeft. Hij lijdt zelf aan hoogtevrees en vindt een glazen brug of lift een poort naar de hel. Blijkbaar is hij in zijn projecten blind voor zijn eigen
H.M. van den Brink (°1956) - Foto Jinke Obbema.
angsten, en juist dat maakt hem kwetsbaar en breekbaar-als glas.
Zijn glazen project loopt parallel aan een verliefdheid die al even onredelijk, maniakaal en breekbaar is als het glaspaleis. Als een Romeo wordt hij verliefd op Julia, een klein vrouwtje, bijna een pop, onnatuurlijk mooi. Aan de buitenkant lijkt ze even koel en hard als glas, maar aan de binnenkant is ze even chaotisch en onregelmatig als water. Ze houdt Erik op een afstand, maar soms ook geeft ze zich willoos aan hem over. Ze heeft het altijd koud, ze gedraagt zich koel als een ijskoningin, maar soms ook smelt ze en dan komt de chaos boven: de passie en de treurnis om een jeugd met ruziënde ouders. Als volwassene heeft ze nog steeds iets van een kind, soms nukkig, soms teder.
Ook Erik is een groot kind. Hij heeft zijn jeugd ondergebracht in een jukebox die in elke plaat een gelukzalige herinnering vastlegt. Zoals Julia er meisjesachtig uitziet, zo wil de ondertussen 46-jarige Erik nog als een jongetje door het leven gaan. En jongetjes nemen nu eenmaal risico's, ze doen zich flink voor, vooral op die domeinen waar ze het meest vrees voor hebben. Zowel zijn relatie met Julia als zijn glazen project zijn voor Erik zulke risico's. Het zijn trapezeoefeningen van iemand die aan hoogtevrees lijdt. Zijn project en zijn liefde worden door dezelfde irrationaliteit gestuurd en ze zullen ook op hetzelfde moment faliekant aflopen.
In Over het water zag je als lezer alleen de gelukzalige zomer. Je besefte wel dat dit maar even