Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 360]
| |
Sam Dillemans, ‘Zelfportret’, 1992, olie op doek, 60 x 60 cm.
| |
[pagina 361]
| |
Bezeten op weg naar de sterren
| |
[pagina 362]
| |
Sam Dillemans, ‘Lizy’, 1995, houtskool, 40 x 30 cm.
nipuleren of ontmantelen? Wanneer wordt iets kunst? De verwachtingen die sommigen ten aanzien van het neo-expressionisme koesterden, berusten op een misverstand. Voor de fervente aanhangers van Dillemans' kunst is spreken over Dillemans dan ook vaak een aanleiding om uit te halen naar de machtige smaakmakers van de hedendaagse kunstwereld, een niet al te hechte kring van handelaars, verzamelaars, critici en tentoonstellingsmakers, waar reputaties niet noodzakelijk gemaakt worden maar wel geconsacreerd worden. Maar Dillemans is een echte schilder, daarvan getuigen naar verluidt zijn doordringende persoonlijkheid en zijn bezetenheid. En een waarachtig schilder hoort wars van alle modes te zijn, bezeten van zijn artistieke roeping en zijn vak. Een bezetenheid die hij liefst letterlijk dik in de verf mag zetten. De haast gastronomische sensualiteit van de materie, de textuur van het schilderij, de verfhuid, vormen het equivalent par excellence voor | |
[pagina 363]
| |
Sam Dillemans, ‘Lizy’, 1998, ets en houtskool op papier, 100 x 70 cm.
de onuitputtelijke weelde van de werkelijkheid. De waarachtige schilder beseft evenwel dat een natuurgetrouwe gelijkenis niet voldoende is en de expressiviteit van zijn figuren en zijn handschrift zal dan ook getuigen van zijn diepe bewogenheid. Een groot aantal belangrijke en boeiende schilders, werkzaam tussen 1850 en 1950, voldoet schitterend aan deze nog steeds populaire verwachtingen. Toch is de vraag of een kunstenaar al dan niet met succes aansluit bij de heersende mode niet van fundamenteel belang voor de waarde van zijn werk. | |
LeermeestersHoewel toewijding noch voldoende noch noodzakelijk zijn voor artistieke kwaliteit, is Dillemans wel degelijk een oorspronkelijke persoon, die werkelijk leeft voor zijn werk. En als hij zich al niet verzet tegen het reilen en zeilen van de huidige kunstwereld dan wenst hij er in ieder geval geen deel aan te hebben. Tijdens zijn opleiding veranderde hij voortdurend van school. Sedert 1979 bezocht hij de academies voor schone of beeldende kunsten van Leuven, Mechelen, Gent, Rijsel, Tourcoing en Antwerpen. Naar zijn mening wordt aan de academies de studie van het metier verwaarloosd; de opleiding is niet gericht op het beheersen van picturale problemen maar op het produceren van ‘kunst’. Alleen de pretentieloze raadgevingen van de professoren aan de | |
[pagina 364]
| |
Sam Dillemans, ‘Lizy’, 1996, olie op doek, 200 x 160 cm.
academie van zijn geboortestad Leuven, vinden in zijn ogen genade. Veel meer nog beschouwt hij schilders als Rembrandt, Van Gogh, Beckmann of Soutine en andere vertegenwoordigers van de moderne kunsthistorische canon als zijn leermeesters. Telkens weer getuigt hij van zijn kennis en bewondering voor dergelijke ‘klassieke’ schilders. Hij noemt zichzelf, ondanks zijn meer dan tien jaar durende zwerftocht langs diverse kunstscholen, toch vooral een autodidact. Dillemans vindt het werk van zijn eeuwenoude voorgangers niet alleen niet passé, maar hij meent dat hun werk ook niet ‘af’ is. De picturale problemen waarmee Rogier van der Weyden of Henri de Braekeleer worstelden, zijn niet voor eens en voor altijd opgelost, ze blijven actueel. Daarom kan je Dillemans niet afdoen als een traditionalist die de liefhebbers van oude meesters op hun wenken bedient. Met zijn opvattingen bevindt Dillemans zich in de Antwerpse galerie De Zwarte Panter allicht nog in het best denkbare gezelschap. | |
PortretOmdat voor Dillemans picturale problemen van essentieel belang zijn, is hij zich steeds meer gaan toeleggen op twee onderwerpen: het portret en het naakt. Iconografische en compositorische kwesties blijven ondergeschikt aan het probleem van de weergave. Kennelijk wil hij zich voorlopig niet laten afleiden door het zoeken naar een betekenisvolle relatie tussen diverse motieven, en hun positie in de ruimte en het vlak. Wat dat betreft kan je | |
[pagina 365]
| |
Sam Dillemans, ‘Lizy’, 1998, olie op doek, 150 x 100 cm.
Dillemans geen uitzonderlijk inventief of fantasierijk kunstenaar noemen. Wie zich in de eerste plaats met picturale problemen wil bezighouden zou misschien ook voor abstracte of non-figuratieve motieven kunnen opteren. Maar mensen gaan nu eenmaal in voorstellingen speuren naar afbeeldingen van dingen die werkelijk bestaan. Intuïtief zijn we geneigd om a.h.w. iedere onregelmatigheid of verstoring van een ongerept oppervlak te interpreteren als een betekenisvol spoor, een merkteken dat al gauw een figuur wordt die zich aftekent op een achtergrond. Vaak gaan we onverschillig voorbij aan abstracte, non-figuratieve of decoratieve tekens en figuren. Meer dan voor welke informatie ook zijn we gewoonlijk bijzonder gevoelig voor dingen die ons aankijken, gezichten van soortgenoten, portretten. Misschien is het dus wel een bijzonder goed idee om aan de hand van vertrouwde onderwerpen aandacht te vragen voor fundamentele schilderkunstige problemen. Dillemans reduceert het portret doorgaans tot de weergave van het gelaat en de schouders, die meestal functioneren als sokkel voor een kop. Geleidelijk verdwijnt sedert enkele jaren de kleur in een ogenschijnlijke monochromie en Dillemans gaat op zoek naar het spannende moment, waarop zelfs de richting of de omvang van een penseelstreek dodelijk | |
[pagina 366]
| |
Sam Dillemans, ‘Vrijers’, 1999, olie op doek, 300 x 200 cm.
kan zijn voor de hele opzet. God en de duivel verschuilen zich in het detail. Net zo min als de toeschouwer staat Dillemans zelf onverschillig tegenover zijn onderwerp. Voor Dillemans is een goed portret niet zomaar de willekeurige fictie van een ongrijpbare identiteit. Hij gelooft wel degelijk in de mogelijkheid om een geschilderd substituut of equivalent van een bepaald individu te maken. We weten allemaal dat we vaker dan ons lief is, en natuurlijk ten onrechte, afgaan op het uiterlijk van onze medemens; de fysionomie was en wordt nooit een wetenschap. Toch wekt het gezicht van een levend wezen onze belangstelling, sympathie, lust, argwaan of afkeer. En schijn bedriegt nu ook weer niet altijd. Wie de kunstenaar kent kan de trefzekerheid van de talloze zelfportretten afwegen. Maar wie zal met zekerheid zeggen hoe juist de blik in de ogen van zijn lievelingsmodel, Lizy, is weergegeven? Deze blik simuleert een persoonlijkheid; getuigt hij ook van het psychologisch inzicht dat we de kunstenaar toedichten? Dillemans beschikt stellig over het talent, de vakkennis en de sociale relaties om een succesrijk portrettist te worden. En de opdrachten die hij totnogtoe uitvoerde, wijzen misschien op een verwaarloosde niche in de kunstmarkt. Het is het soort overweging dat Dillemans als een vloek in de oren moet klinken. | |
[pagina 367]
| |
Sam Dillemans, ‘Vrijers’, 1999, droge naald, 15 x 11 cm.
| |
NaaktEen goed of sterk portret toont ons op zijn best wat het is om mens te zijn. Portretten zijn specifiek en verwijzen naar reële of denkbeeldige individuen. In het naakt, in de klassieke betekenis van de term, behoudt de mens als motief zijn aantrekkingskracht, maar de identiteit van het model wordt van ondergeschikt belang. De emotionele impact van Dillemans' naakten is krachtiger dan die van de portretten. Het naakt is van oudsher en bij uitstek een schoonheidstest voor de kunstenaar en zijn model. In de naakten kan de compositie, door de combinatie van lichamen, opnieuw complexer worden. In deze composities, die in etsen terugkeren en gevarieerd worden, verlustigt de kunstenaar zich ook als acteur in de schoonheid van zijn model. De naakten die de kunstenaar sedert vele jaren tekent, schildert en etst, demonstreren ook duidelijk de overgang van een oogstrelend realisme naar een groteske en uiterst schetsmatige vormgeving. De wervelende, getourmenteerde lijnvoering accentueert het beeld van een gekwelde mensheid. | |
Waar de verf alles beslistDillemans maakt geen geheim van zijn expressionistische opvattingen; de levensloop van de peintre maudit oefent nu al tweehonderd jaar een merkwaardige en niet al te vruchtbare aantrekkingskracht uit op kunstenaars en liefhebbers. Evenmin is hij te beroerd om toe te geven dat hij, wiens vakman- | |
[pagina 368]
| |
schap door zovele geprezen wordt, maar amper een plaats in de schaduw van de klassieke grootmeesters verdient. In gesprekken wijst hij steeds weer op het voorlopige karakter van zijn werk: hij leert nog steeds schilderen, etsen en boetseren. ‘Het is een kwestie van zo dicht mogelijk bij de sterren te geraken. Zo dicht mogelijk bij het schilderij dat ik droom. Het vergt heel wat prutswerk en geknoei om het stadium te bereiken waar de verf alles beslist. De naakten zijn voorlopig nog te analytisch. Het is nog teveel een vrouw en nog te weinig schilderij.’ Met de geraffineerde miniatuuretsen die hij in 1994 onder de titel 100 x Christina bundelde, kwam Dillemans erg dicht bij de gedroomde sterren. Deze etsen behoren misschien wel tot zijn meest bekoorlijke werk. Vergeleken met de af en toe overdonderende picturaliteit van de schilderijen lijken de etsen uiterst bescheiden, hoewel ze bij nader toezien bijzonder geraffineerd blijken. Technisch en formeel getuigen ze van een verrassende vaardigheid. Maar het is vooral hun expressieve rijkdom die overtuigt en ontroert. |
|