Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 347]
| |
Nieuwe politieke cultuur heeft levensbeschouwing nodigHerman de Dijn Hebben levensbeschouwelijke of ideologische verschillen nog een toekomst in de politiek? Gaan we niet naar tegenstellingen die meer te maken hebben met andere factoren en hun onderlinge afweging als milieu, tewerkstelling, veiligheid en globalisering. Zelfs de tegenstelling tussen liberalen en socialisten lijkt voorbijgestreefd, het is niet meer dan een verschil van klemtoon in een gemeenschappelijke ruimte, in het centrum van vroeger. Partijen met een religieuze affiliatie lijken intern sterk verdeeld, zelfs over ethische kwesties of over de plaats van de religie in het openbare leven. De vraag rijst zelfs of iets zo privé's als religie nog een rol kan of mag spelen in politieke discussies. Is politiek immers niet primair de ruimte waarbinnen burgers in tolerantie tegenover elkaar moeten leven, onder wetten die individuele gezindheden van welke aard dan ook de nodige vrijheid bieden om eventueel in groep beleefd en uitgedrukt te worden, maar dan zodanig dat anderen of andere groepen er niet door worden geschaad? In Vlaanderen staan vanzelfsprekend vooral katholieke instellingen en partijen onder druk. Door de secularisatie zouden zij grotendeels hun bestaansreden verloren hebben. Indien ze overeind blijven, heeft dit, zo zegt men, vooral te maken met pogingen macht te behouden achter lege maskers. Indien daar toch nog enige levende kracht aanwezig is, zou deze zich in een pluralistische maatschappij het best kunnen beperken tot de kring van gelijkgezinden. Opmerkelijk is dat ‘progressieve’ katholieken zelf meehelpen aan, of aandringen op deze ontmanteling, deze mars uit de instellingen. Dit gebeurt vanuit een verlangen naar zuiverheid: men wil weg uit het sociologische christendom, naar een reëel beleefd geloof dat zich vereenzelvigt met een sterk humantair engagement of met een streven naar innerlijkheid. Daarnaast is er nog een klimaat van virulent antiklerikalisme in intellectuele kringen en met | |
[pagina 348]
| |
name in de media. Dit is natuurlijk slechts een specifieke vorm van de veralgemeende argwaan voor en afkeer van instellingen in het algemeen. Maar afkeer en spot voor de Kerk en wat ermee samenhangt, zijn zo manifest dat zij vragen om een bijzondere verklaring (vgl. een recent TV-verslag van de laatste pausreis dat louter bestond uit ontluisterende beelden; political correctness maakt iets dergelijks bij verslaggeving over islam, boeddhisme of jodendom onmogelijk). Men kan geen intellectueel of Bekende Vlaming in een interview te horen krijgen, of de ‘verschrikkingen’ van zijn katholieke opvoeding komen uitvoerig ter sprake, waarmee de eigen ruimdenkendheid en moed wordt gedemonstreerd. Dit zich afzetten tegen de traditie waaruit men voortkomt, kan ten dele worden verklaard door het feit dat het in het huidige klimaat haast automatisch applaus oplevert. Het wortelt echter niet zelden in een haast puberale anti-houding. Vanwaar anders de afwezigheid van elke relativering en situering in het tijdskader; iets waartoe men in andere gevallen wel bekwaam lijkt? Vanwaar anders de blindheid voor de mate waarin nieuwe, quasi-religieuze bewegingen ons (in naam van Moeder Gaia of de Gezondheid) met plichten en angsten opzadelen die minstens even grote invloed hebben op het leven, maar waar niet eens de mogelijkheid van een vergeving van zonden mee verbonden is? De eisen van een transcendente God zijn soms klein bier in vergelijking met de dwingelandij van de nieuwe vormen van polytheïsme of zelfs van bepaalde vormen van humanisme. Men doet schamper over de gewone man in de straat die kledij, gebruiken en gewoonten van migrant en niet kan verdragen. Maar de eigen denigrerende reacties ten aanzien van katholieke gebruiken en symbolen zijn soms van hetzelfde niveau. Belangrijker dan deze verschijnselen bij gelovigen en ex-gelovigen is echter de hoger vermelde, meer en meer vanzelfsprekend geachte stelling dat religie eigenlijk een pure privé-aangelegenheid is en dat zij in een democratisch georganiseerde politiek geen publieke rol meer zou mogen spelen. De enige waarden die op dit terrein gepropageerd zouden mogen worden, zijn een reeks elementaire vrijheden (van beweging, vereniging, informatie en onderzoek) en het soort meta-waarden zoals tolerantie. Inhoudelijke waarden aan het individu opdringen via de wet zou ondemocratisch zijn. Dit is natuurlijk onhoudbaar, omdat de wet zelfs in de meest liberale democratieën welbepaalde inhoudelijke waarden bevestigt en propageert die geen strikt universele of meta-waarden zijn. De voorbeelden zijn legio: een bepaalde taal (of talen) via taalwetten; een bepaalde opvoeding via onderwijswetten; een bepaalde ethiek via allerlei wetten die seksualiteit, omgang met leven en dood, enz., regelen; een bepaald mensbeeld (minstens impliciet) via allerlei wetten; en, niet zelden, zelfs één of meerdere godsdiensten via wetten over staatsgodsdienst(en). Men kan alleen maar denken dat democratische wetten ideologisch neutraal en universeel zijn, omdat men oppervlakkig kijkt of zich op slechts enkele wetten | |
[pagina 349]
| |
concentreert. De gedachte van strikte religieuze of ideologische neutraliteit van de wet is een hersenschim. Wetten houden altijd verband met wat grote groepen burgers als verwerpelijk, strafbaar, onredelijk aanvoelen. Impliciet zit in de wetten een bepaald mensbeeld: over de mens als verhevener dan het dier, over de speciale waardigheid van elke mens, zelfs van misdadigers, over de verhouding tussen de geslachten, tussen kinderen en volwassenen, over zaken die met leven en dood te maken hebben. De gedachte dat de wetten over al deze fundamentele zaken en relaties totaal objectief zouden kunnen gereorganiseerd worden, vanuit een ‘rationele’ of ‘wetenschappelijke’ basis, miskent niet alleen het feit dat waarden niet zonder meer afleidbaar zijn uit wetenschappelijke of puur objectieve inzichten, maar negeert nog veel meer de realiteit van het politieke (samen-)leven. De politiek is misschien niet langer theologisch-politiek (rechtstreeks beheerst door theologische of religieuze denkbeelden), maar hij is in elk geval nog altijd antropologisch-politiek. Aangezien mensbeelden, zoals ze in de politiek een rol spelen, nooit strikt objectief of wetenschappelijk zijn, is de gedachte dat levensbeschouwelijke elementen die met ‘inhoudelijke’ of specifieke waarden te maken hebben geen invloed zouden mogen hebben in de politiek, onrealistisch of misleidend. | |
De rimpelloze samenleving bestaat nietPolitieke conflicten die met ‘inhoudelijke’ waarden of levensvisies te maken hebben, zou men dus niet moeten beschouwen als betreurenswaardige intrusies van een ancien régime, maar als momenten waarop de ware aard van het politieke samenleven even aan de oppervlakte komt. In de politiek gaat het niet louter om een zo rationeel mogelijke verkeersregeling tussen diverse individuele verlangens en handelwijzen, en evenmin om een pragmatische oplossing voor het verdelen van goederen in een wereld van schaarste. Het gaat uiteindelijk ook om hoe mensen zichzelf situeren tegenover een verleden en een toekomst; het gaat ook om identiteit, via taal, gebruiken, godsdienst; het gaat zelfs - zoals op bepaalde momenten duidelijk wordt - om het zoeken, via bepaalde rituelen en symbolen, van contact met het onbeheersbare lot dat ons min of meer verbindt. Wat zorgwekkend is in de politiek is niet dat ‘diepe’, bijvoorbeeld levensbeschouwelijke tegenstellingen blijven opduiken in de politieke arena, maar dat men de illusie propageert dat dit compleet zou kunnen of moeten verdwijnen. Dit heeft te maken met een onbegrip voor wat waarden eigenlijk zijn: geen op keuze of smaak gebaseerde privé-gevoeligheden die men zoveel mogelijk de vrijheid moet geven, zij het met zo weinig mogelijk onderlinge wrijvingen. Dit impliceert dat een rimpelloze samenleving waarin het erop aankomt dat burgers zoveel mogelijk elkaars subjectieve voorkeuren tolereren, niet alleen niet mogelijk, maar evenmin wenselijk is. Het is niet mogelijk omdat bepaalde waarden door bepaalde groepen niet kunnen of zullen | |
[pagina 350]
| |
worden gezien als een soort privé-grillen die hen nu eenmaal kenmerken, maar als fundamentele waarden die ze met alle middelen die de wet hen toestaat, zullen pogen te verdedigen. Het is niet wenselijk omdat het ideaal van de democratie zelf een waardebesef vooronderstelt dat verder gaat dan puur subjectieve of utilitaristische beschouwingen. Hoe gedifferentieerder de waardepatronen aanwezig zijn in een samenleving, hoe meer de burgers in staat moeten zijn tot reële tolerantie, d.w.z. tot anti-intolerantie ten aanzien van zaken die zij niet begrijpen of zelfs verafschuwenGa naar eindnoot1; hoe groter ook de kans dat zij zich dienen te onderwerpen aan, of te leven onder wetten die democratisch aanvaard zijn, maar die zij geen goede wetten vinden. Dit kan gaan van het eerbiedigen van wetten die sommigen nonsens zullen vinden (zoals het zich houden van het bedrijfsleven aan wetten op de zondagsrust, of het zich neerleggen bij wetten tegen bepaalde soorten drugsgebruik), als het node accepteren van wetten die sommigen erg tegen de borst stuiten (zoals wetten die toelaten bepaalde fundamenteel geachte ethische grenzen te overschrijden). Wat erg is, is niet zozeer dat burgers zich bij bepaalde discrepanties tussen de wet en hun ethische opvattingen moeten neerleggen (tot nader order, d.w.z. tot zij in staat zijn via de geëigende wegen de wet te doen wijzigen). Wat erg is, is een mentaliteit waarbij het in de politiek alleen zou mogen gaan om het ‘cateren’ voor en ‘managen’ van individuele gevoeligheden, zodat mensen zich zelfs niet meer kunnen voorstellen dat het daar ook om fundamentele waarden gaat die de individuele willekeur overstijgen. Een verder gevolg is het onvermogen om de tragische dimensie van bepaalde problemen nog echt te begrijpen zoals met name gebeurt in politieke discussies over abortus en euthanasie. Deze fundamentele problemen worden herleid tot puur individuele beslissingen i.v.m. de levenskwaliteit (dan nog begrepen in puur subjectivistische, sentimentalistische zin). Deze reductie wordt vergemakkelijkt door de vertechnisering van de medische ingrepen die soms zeer minimaal en eenvoudig zijn en via hun objectiverend-neutraal karakter tot een bagatellisering bijdragen omdat men de draagwijdte van wat gebeurt niet meer vat. (Ook bij een vroege abortus gaat het niet zonder meer om het afdrijven van een klompje cellen). | |
Voortgebracht door de traditieHet is duidelijk dat de impact van de katholieke levensbeschouwing op de wetgeving aan het verzwakken is. Het gaat echter niet zozeer om een teloorgang van katholieke invloed in de strikte zin, maar in het algemeen van elke traditionele visie op fundamentele verhoudingen, begrippen en grenzen. Sommige recente wetsveranderingen of voorstellen van wetsverandering, met de begeleidende herinterpretaties van fundamentele concepten (bijvoorbeeld toerekeningsvatbaarheid, eerbaarheid, enz.) zijn paradoxaal genoeg soms vanuit | |
[pagina 351]
| |
christelijke hoek of partij voorbereid en voorgesteld. Het is dus geen garantie een levensbeschouwelijke partij in de politiek te hebben, om te ontsnappen aan bepaalde door de tijdgeest geïnduceerde evoluties. Omgekeerd, is het verdwijnen van traditioneel, levensbeschouwelijk geaffilieerde partijen geen garantie dat eindelijk een ‘objectieve’ politiek zal kunnen worden gevoerd. Misschien integendeel. Door de migratie van groepen die sterk aan hun identiteit vasthouden, zal bijvoorbeeld het probleem van de waardenimplementatie in de wet zeker niet verdwijnen. De achteruitgang van de gevestigde kerken lijkt gepaard te gaan met de opkomst van surrogaten voor houvast en identiteit. Groepen en sekten die deze surrogaten leveren en naar aanhang en macht streven, zullen - zoals we hier en elders reeds zien gebeuren - op hun manier invloed proberen te krijgen op de wetgeving. Niet alleen is het zo dat de wetten van elk democratisch land minstens impliciet bepaalde religieuze of levensbeschouwelijke waarden bevestigen, maar ook democratische instellingen zijn onvermijdelijk verbonden met symbolen en riten met een religieuze inslag of origine. Dit alles perfect willen uitzuiveren en neutraliseren is niet alleen onbegonnen werk, het getuigt ook van een gebrek aan eerbied voor de grote traditie waarvan wij collectief de erfgenamen zijn en een tekort aan relativeringsvermogen. Waarom zou een volwassen individu problemen hebben met een zeker (uiterlijk) respect voor met wet en instellingen verbonden riten en symbolen, ook al heeft men daar inhoudelijk geen boodschap aan? Recente hetzes in bepaalde landen tegen christelijke symbolen en gebruiken in officiële gebouwen of bij officiële gelegenheden vinden bij de meeste burgers, ook degenen die onkerkelijk zijn, gelukkig weinig of geen bijval. Dergelijke hetzes getuigen niet alleen van een absurde afwijzing van de traditie die ons voortbracht; zij wijzen ook op een rigide en onverdraagzame houding die een samenleven, dat altijd bepaald is door riten en symbolen, onmogelijk maakt. Gelukkig zijn er recent ook onder niet-gelovigen stemmen opgegaan die pleiten voor het belang van tradities, symbolen en rituelenGa naar eindnoot2, naar ik aanneem ook op publiek terrein. Jammer genoeg beseft men zelfs dan zelden dat dergelijke elementen niet zomaar te fabriceren of te manipuleren zijn. Hun kracht ligt juist in het feit dat zij grotendeels aan onze willekeur ontsnappen, integendeel onze verlangens juist richting en inhoud geven (zelfs wanneer we eraan pogen te ontkomen). | |
Onvolmaakt en onontkoombaarDe belangrijkste vraag lijkt mij uiteindelijk deze te zijn: is er in de politiek nog ruimte voor de inbreng van levensbeschouwelijke elementen die, hoe men het ook draait of keert, met tradities en daarmee verbonden waarden, gebruiken en instellingen (of resten daarvan) te maken hebben. Zelfs het socialisme of wat er nog van overblijft, is een beweging die niet kán zonder rituelen en instellingen, | |
[pagina 352]
| |
die te maken heeft met afstamming, met verhalen, vlaggen, geuren en kleuren. Als dat allemaal verdwijnt, kan men evengoed voor de liberalen of de groenen kiezen, of erger nog voor degenen die durven het woord ‘ons’ nog in de mond te nemen. Het zou volkomen verkeerd zijn zich uit de officiële instellingen (zoals kerken, enz.) terug te trekken om zich privé af te zonderen met de zuiveren. Publiek erkende instellingen scheppen een geordende realiteit waarin en waardoor het individu greep krijgt op zijn wereld en niet zichzelf verliest in stemmingen en allerlei momentane emoties. Dit betekent niet dat instellingen niet gevaarlijk kunnen zijn als plaats van machtsmisbruik of als oorden van sclerose van de geest. Het betekent wel dat zij noodzakelijke voorwaarden zijn voor een min of meer geordend geestesleven. De identiteit(en) die zij bieden zijn inderdaad in zekere zin fictief; maar zonder die ‘ficties’ is geen menselijk leven mogelijk. Het besef van de imperfectie van instellingen en identiteiten kan samengaan met een besef van een zekere onontkoombaarheid. Men opteert vandaag voor het veranderlijke, het mobiele, het kosmopolitische. Het resultaat is een ondraaglijke lichtheid en een grenzeloze verveling temidden van het meest exciterende.Ga naar eindnoot3 Het valt te vrezen dat vooral de meest kwetsbaren hier het slachtoffer van zullen zijn. De bepaaldheid van de politiek door modes en emoties kan alleen maar leiden tot massale uitbarstingen van redeloze angsten (zoals we ze reeds een paar maal hebben beleefd) en tot een zoektocht naar graag beloofde, valse zekerheden. Het is niet omdat sommigen dit niet meer willen horen, dat het niet waar zou zijn: ergens bijhoren is geen recht, geen kwestie van gevoel; het heeft te maken met getekend zijn door bepaalde tekens, ook al zijn die tekens geen onverdeelde zegen, en evenmin iets doorzichtig of beslisbaar. Ook in de politiek, zeker in een democratische politiek moet er ruimte zijn voor de beleving van die tekens ook wanneer dit niet lijkt te beantwoorden aan een bepaalde idee van tolerantie die eigenlijk indifferentisme betekent.Ga naar eindnoot4 Met Robert Bellah kan men van oordeel zijn dat ‘sacramentele’ elementen ook in de politieke sfeer zelf aanwezig moeten zijn.Ga naar eindnoot5 Wie enigszins vooruitziend is op politiek gebied zou alles eraan moeten doen om ervoor te zorgen dat levensbeschouwelijke groepen hun rol in het maatschappelijke en politieke leven voluit kunnen spelen. |
|