ging, zijn een eeuw later onbegrijpelijk. De manier waarop een bisschop met zijn priesters en zijn gelovigen kon omgaan, trouwens ook. Daens werd met kerkelijke sancties gediskrediteerd en tenslotte gedwongen de politiek te verlaten en zijn vroegere strijd te verloochenen.
Toen in 1919 de evenredige zetelverdeling werd veralgemeend, was het tij van het daensisme verlopen. De kernen die in Oost- en West-Vlaanderen waren overgebleven, gingen een lijstverbinding aan met de flamingantische Frontpartij en werden enkele jaren later door haar opgeslorpt. Daarom zouden Aalst en het omliggende platteland een stevige Vlaams-nationalistische inplanting krijgen, waarin wel de cultus van Priester Daens levendig werd gehouden. Toen de partij evolueerde in autoritaire richting en als Vlaams Nationaal Verbond (VNV) in 1933 de fascistische toer opging, waren het vooral een aantal daensistische oudgedienden die daartegen een democratisch verzet organiseerden, maar tevergeefs.
In de daensistische mythevorming, die werd onderhouden door de roman-kroniek van Louis-Paul Boon en de prachtige film van Stijn Coninx, stelde de beweging zichzelf voor als een arbeiderspartij. Dat was ze niet; zelfs in de enige stad waar ze een belangrijke aanhang kon verwerven, Aalst, richtte ze geen vakbonden op. Ze was een partij van boeren en andere plattelanders, van flamingantische intellectuelen en onderwijzers, van ambachtslui en kleine burgers in het algemeen.
Krachtens een samenwerkingsakkoord met vijf historische archief- en documentatiecentra, stelt het provinciebestuur van Oost-Vlaanderen sinds 1980 middelen ter beschikking voor tentoonstellingen en de publicatie van rijk geïllustreerde studies, onder de benaming ‘Bijdragen Museum van de Vlaamse Sociale Strijd’. Nr. 14 in die reeks werd toevertrouwd aan het ‘Daensmuseum en Archief van de Vlaamse Sociale Strijd’ te Aalst. Het werd een beschrijving van alle daensistische verenigingen en initiatieven waarover in de schaarse archieven en weekbladen nog gegevens te vinden zijn: partijorganisaties, ziekenfondsen, coöperaties, krantjes, partijlokalen die later tot Vlaamse Huizen werden herdoopt... Uiteraard staat de stad Aalst centraal in het verhaal. Gelukkig is in één van de dorpen uit de omgeving, Welle, ook het archief van het ziekenfonds bewaard gebleven. Verder worden we het best ingelicht over de kernen in Zuid-West-Vlaanderen: Kortrijk, Deerlijk en Moeskroen, waar in de tussenoorlogse periode de daensistische traditie het best bewaard bleef en waar ook het verzet tegen het VNV het sterkst was.
Machteld van de Perre heeft ons een prettig kijk- en leesboek gegeven, dat echter een synthese mist en talloze herhalingen telt. We vinden er een verzameling van verspreide lokale gegevens plus een duidelijke schets van de overgang naar het nationalisme in de tussenoorlogse periode. Wie de voorgeschiedenis, het ontstaan en de eerste verspreiding van het daensisme wil leren kennen, moet nog altijd teruggrijpen naar L. Wils, Het Daensisme, de opstand van het Zuid-Vlaamse platteland uit 1969. Over het kerkelijke gebeuren publiceerde F.-J. Verdoodt in 1993 een uitstekend boek: De zaak-Daens. Een priester tussen Kerk en christen-democratie, waarin voor het eerst gebruik werd gemaakt van de Vaticaanse archieven.
Lode Wils
machteld van de perre, Redt en Helpt U Zelven & Elkander of hoe de daensistische beweging de sociale problemen bestreed, Gent, Bestendige Deputatie van de Provincieraad van Oost-Vlaanderen, 303 p. |