Stan en Dood Paard in de recente productie ‘Backstage’ op tekst van Oscar van Woensel. Deze productie werd speciaal voor de tiende verjaardag van Stan gemaakt en geeft een ironische blik achter de schermen.
theateravond wou bezorgen, zonder hem aan het denken te zetten. In de aanpak van het tekstmateriaal vielen natuurlijk elementen van de pedagogiek van Dora van der Groen te ontdekken, naast een sterke affiniteit met de aanpak van Maatschappij Discordia. Matthias de Koning, een van de spilfiguren van Discordia, was mentor bij
Achter de canapé en
Rosalinde. Maar hij zal de groepsleden ongetwijfeld gewezen hebben op hun individuele verantwoordelijkheid om hun eigenheid te profileren op de scène. Van Josse de Pauw, die toekeek hoe
Jan ontstond, kon je verwachten dat hij de jonge Stanners ertoe aanzette om hun ongebreidelde fantasie te gebruiken bij de invulling van de personages. Als we de coaching wegdenken, zonder zelfs maar van een regie te gewagen, omdat bij Stan alles vanuit de eigenheid van de acteur tot stand wordt gebracht, kom je toch uit bij enkele grondslagen van hun werk. Fundamenteel is het besef van de individualiteit van de acteur binnen het collectief, wat de noodzaak tot overleg aanscherpt, en de vraag hoe je als denkend individu op de scène aanwezig kan zijn zonder het spelplezier en het genot van de verbeelding uit het oog te verliezen. Stan als een Archimedes, maar dan in een bubbelbad. De groep wist het zo verfrissend te houden door van constellatie te wisselen en uitstapjes te maken naar verwante groepen. De belangrijkste wissels kwamen tot stand toen Sara de Roo zich in 1991 bij de groep aansloot en in 1996, toen Waas Gramser andere oorden ging opzoeken om de eigen groep
Maten op te richten, nu alweer deel van
De onderneming. De voorbije jaren gingen de Stanleden verschillende engagementen aan: Jolente de Keersmaeker trok naar Duitsland, Damiaan de Schrijver stond in producties van
De Tijd en
Toneelgroep Amsterdam en Waas Gramser ging in Amsterdam theaterwetenschappen studeren. Belangrijker zijn de samenwerkings-verbanden die
Stan aan ging met
Dito'Dito, met
Discordia en met
Compagnie De Koe, omdat hier duidelijk sprake is van kruisbestuiving. Ook die groepen bestaan vooral uit zoekers, of moeten we zeggen onderzoekers, die aan een enscenering een laboratoriumfunctie durven geven. Want dat is nog zo'n handelsmerk van Stan: een voorstelling is een permanent werkproces en is zeker niet af bij de première. Dat de acteurs soms een stuk van hun tekst vergeten, of dat ze elkaar lijken te verrassen door opeens in een andere tonaliteit te spelen, heeft zeker niet alleen met de voor hen wezenlijke ironie en relativering te maken. Het beste voorbeeld van de zoekende manier van werken was het project
De Vere: zonder veel voorbereiding bracht de gelegenheidsgroep, waarvoor Dito'Dito, Stan en Maatschappij Discordia de krachten bundelden, in 1993 - maar ook nadien nog - een reeks klassieke en recente stukken. Kansen genoeg dus om de mist in te gaan, want grondige tekstanalyse was er niet aan voorafgegaan en niet alle spelers waren genoeg met elkaar vertrouwd. Het kon dan ook goed dat een personage verkeerd ingevuld werd of dat de andere acteurs er een andere visie op na bleken te houden. Zo werd een eind gemaakt aan de idylle van de acteur die samenvalt met zijn personage en met de illusie van het theater als een verhevigde vorm van de werkelijkheid. In plaats daarvan kwamen onbevangenheid en nieuwsgierigheid naar wat er zou gebeuren, zowel bij de spelers als bij de toeschouwers. De weerzin tegenover blinde identificatie die uit een dergelijke onderneming spreekt, is een constante in het werk van Stan, maar toch wordt dit in hun recente werk minder geëtaleerd dan vroeger. Afstandelijkheid en een bijna Brechtiaanse aanpak hebben plaats gemaakt voor een door-