derlandstalig toneelwerk nog altijd droevig gesteld is, zijn de twee tekstbundels niet minder welkom dan het jubileumboek. Er is anno 2000 in Nederland geen (reguliere) boekhandel te vinden die een behoorlijke afdeling toneelteksten bezit. Men kan het hinderlijk vinden dat een roman of een poëziebundel van - bijvoorbeeld - Gerrit Komrij tijdelijk niet in voorraad is, een zeer leesbare toneeltekst als zijn De stem van het water uit 1991 is waarschijnlijk zelfs nooit in voorraad geweest. Om maar te zwijgen over het verzameld toneelwerk van Nederlands grootste dramaschrijver, Herman Heijermans, dat al decennia lang slechts antiquarisch te verkrijgen is.
Uitstekend dus, dat er toneelteksten in druk verschijnen, en beter nog dat ze ook over een langere tijd verkrijgbaar blijven. Voor een deel zijn de teksten van zowel De Bruin als van Feld universeel genoeg om zich los te zingen van het gezelschap waar ze uit voortkomen. Het zijn niet uitsluitend teksten die slechts vigeren bij de gratie van een Growing up-concept en men kan zich best voorstellen dat bijvoorbeeld Hollandia (Jeroen Willems als Fausto Coppi in Feld's Fausto en Giulia...) of - maar daar is iets meer fantasie voor nodig - Het Nationale Toneel nieuw repertoire uit de bundels weet te putten (Anne-Wil Blankers als Wilhelmina, maar nu een héél andere, in De Bruin's Hofleveranciers...). Het is - helaas - niet waarschijnlijk dat zoiets gauw zal gebeuren, omdat het in Nederland nu eenmaal zelden voorkomt dat theatergroepen oorspronkelijk werk van collega-gezelschappen op het repertoire nemen. En als het al gebeurt, dan verdringt de herinnering aan de oervoorstelling vrijwel altijd de waardering voor de reprise, zoals onlangs de kritiek op de herneming van Karst Woudstra's Een zwarte Pool door Het Toneel Speelt nog eens aantoonde.
Daar komt bij, dat met name de teksten van Paul Feld (1958) ‘gericht zijn op de praktijk, geschreven met een enscenering in gedachten - in vrijwel alle gevallen in een regie van Feld zelf’, zoals Rob Klinkenberg in zijn inleiding op Zes Burgerlijke Drama's schrijft. Inderdaad, waarschijnlijk vormen Felds vroegste teksten - Vulkanen (1989) en De seance (1991) - voor een ‘nieuwe’ regisseur weerbarstig materiaal. Zijn latere stukken zijn toegankelijker, met het laatste, het hier en daar hilarische Zorg en de Droomcentrifuge (1999) als voorlopig eindpunt.
Hoewel ook in een tekst als
Zorg de eenvoud
‘Hofleveranciers’ van Growing up in Public - Foto Reyn van Koolwijk.
bedrieglijk is: naast het verhaal van de plichtsgetrouwe postbode die zich beijvert voor een waardig afscheid van zijn stervende moeder, is het een moderne variant op de laat-middel-eeuwse
danse macabre, waarin de personages - allegorische figuren in feite - in een neergaande reeks van maatschappelijk aanzien hun eigen ondergang tegemoet dansen. Feld - die literatuurwetenschap studeerde - kent de letterkundige genres en gestalten, en die kennis dringt op vele plaatsen in zijn drama door, zowel naar de inhoud (Malcolm Lowry, Franz Kafka) als naar de vorm (de queeste, de allegorie).
De teksten van Daphne de Bruin (1963) zijn bereikbaarder en luchtiger van toon, maar soms nogal tijdgebonden - waardoor hun houdbaarheidsdatum als ‘repertoirestuk’ mogelijk snel verstreken is. Het eerder genoemde Hofleveranciers (1996) bevat intrigerende en humoristische gesprekken over het aanstaande koningschap van Willem Alexander, gevoerd door zijn moeder, zijn grootmoeder (van moeders kant uiteraard) en zijn overgrootmoeder (idem). Het veronderstelde huwelijk met Emily is nog een hot item, en van bijvoorbeeld de omstreden toetreding van de kroonprins tot het bestuur van het IOC, noch van de al even omstreden vakantie van de koninklijke familie in het Oostenrijkse Lech (anno 2000) kan natuurlijk geen sprake zijn.