moordenaar zoals hij vroeger voorgesteld werd, komt Tsafendas hier naar voor als een fascinerende multiculturele randfiguur, een slachtoffer van omstandigheden en van de twintigste eeuw waarin de wet belangrijker is dan het lot van het individu. Het slot van het boek, waarbij Van Woerden een bezoek brengt aan de achtenzeventig jarige Tsafendas in de Sterkfontein-instelling nabij Krugersdorp, is een aangrijpend hoogtepunt. Het wordt dan ook duidelijk dat de moordenaar berouw heeft over zijn vroegere daad.
Het gevaar bestaat echter ook dat een boek over Tsafendas in een reality show kan ontaarden. Van Woerden gaat echter niet zover, maar zijn omgang met de gewone mensen aan de Kaap en vooral zijn bezoeken aan buurten waar kleurlingen wonen, ervaar ik toch als het optreden van een Westerse voyeur, die woont in een land met een jaarlijks BNP van $ 25.820 per inwoner en die zich komt vergapen aan de leefstijl van inwoners van een land met een inkomen van $ 3.400 per inwoner.
Hoe boeiend het levensverhaal van Tsafendas, het bezoek aan Sterkfontein, enz. ook is, toch wordt het boek ook gekenmerkt door een teleurstellend gebrek aan diepte en een teruggrijpen naar gemeenplaatsen over Zuid-Afrika die de Nederlandse lezer misschien niet zullen storen, maar een Zuid-Afrikaanse lezer toch soms irriteren. Soms vraagt men zich af of Van Woerden wel intellectueel opgewassen was tegen de taak die hij zichzelf heeft gesteld. De problematiek van de waanzin én van de Zuid-Afrikaanse politiek is afzonderlijk al compleks genoeg om de meest briljante intellectueel te laten struikelen, laat staan om die twee samen in een boek te behandelen. Ook de positie van Verwoerd in dit verhaal, of liever zijn afwezigheid, zorgt voor een paradox. Het lijkt erop dat de auteur onderdrukt wat Verwoerd met hem gemeen heeft: Hollandse immigratie-ouders en een gelijkklinkende naam (Verwoerd - Vanwoerden).
Het aantrekkelijke van een ‘Hollandse kijk’ op Verwoerd en Tsafendas zou juist daarin gelegen kunnen hebben dat men ons juist dat ‘Hollandse’ in Verwoerd zou hebben getoond. Wie weet ligt de behoefte aan orde van de inwoners van een kleine landje met een vrij homogene bevolking, aan de basis van de obsessionele ordening van Verwoerds apartheidssysteem? Een soort verlangen naar de heimat? Afgezien van een of twee zinnen waarin tot uiting komt dat enkele politieke collega's van Verwoerd zijn fanatisme onafrikaans en on-Zuid-Afrikaans vinden en waarin erop gewezen wordt dat hij als ‘Hollander’ een buitenstaander was, wordt hierover in de tekst verder niets gezegd.
Aan de andere kant is Van Woerden ook geen gewone Nederlander. Hij is getekend door Zuid-Afrika en hij positioneert zich, zoals we dat allemaal doen, binnen het etnische kastenstelsel dat hier geldt. Uit Een mond vol glas blijkt dat hij neerkijkt op Afrikaners en dat hij van op een afstand (en soms van dichtbij) meevoelt met de zwarten en de kleurlingen. Dat is trouwens typisch voor de meer gegoede Engelssprekende Zuid-Afrikaan, die behoort tot het topje van de sociale piramide, een plaats waarnaar de meeste Zuid-Afrikanen verlangen. (Uit de drie romans blijkt trouwens dat Van Woerden op een Engelse school gezeten heeft.)
Ook in zijn vorige twee werken, Moenie kyk nie en Tikoes, die je ‘gefictionaliseerde autobiografie’ zou kunnen noemen, staan de ervaringen van de auteur in Zuid-Afrika centraal. Moenie kyk nie, met de prettig klinkende dubbele negatie in de titel, moet in de Lage Landen zeker voor een schok van herkenning zorgen. Het is het verhaal van een Nederlandse familie die in de jaren vijftig naar Kaapstad emigreerde, gezien door de ogen van de jonge zoon die stilaan volwassen wordt. Tikoes gaat over een bezoek aan Zuid-Afrika in het gezelschap van de gelijknamige vrouw. Het lijkt erop dat Van Woerden in dit verhaal op een ironische manier meer afstand neemt van Zuid-Afrika en er de pasklare ideeën over ras, zoals die door het buitenland opgedrongen worden, achter zich wil laten. Zoals in Een mond vol glas zijn er ook in deze twee boeken aangrijpende scènes en getuigen ze ook van een grote en voor Europese burgers erg zeldzame, vertrouwdheid met Zuid-Afrika (Van Woerden praat ook heel goed Afrikaans, getuige zijn interview met Radio Sonder Grense). Daarom is het zo jammer dat zijn werk soms door een prekerige herhaling van wat R. Barthes ‘doxa’ noemde, verstoord wordt.
Dan Roodt
h. van woerden, Moenie kyk nie, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 1994, 160 p. |
h. van woerden, Tikoes, Balans, Amsterdam, 1996, 216 p. |
h. van woerden, Een mond vol glas, Podium, Amsterdam, 1998, 223 p. |
(Uit het Afrikaans vertaald door Dirk van Assche)