Publieke werken, de auteur: Thomas Rosenboom. Het betreft een omvangrijke historische roman, die speelt aan het eind van de negentiende eeuw, afwisselend in het Drentse Hoogeveen en Amsterdam, en die stilletjes de spot lijkt te drijven met alle verworvenheden van de moderne literatuur.
Zowat alles aan dit boek is bijzonder, maar het meest bijzondere is misschien nog wel dat het geen enkele uitspraak doet over detwintigste eeuw, niet openlijk, niet door lijnen door te trekken, niet via parallellen, niet door de ironische toon van de latere geborene die inmiddels beter weet. In Publieke werken wordt iets onmogelijks geprobeerd: schrijven over de negentiende eeuw alsof de twintigste niet bestaan heeft. Niet alleen waar het allerlei soorten kennis van de wereld betreft, ook waar het gaat om de kennis van de kleinste literaire bouwstenen, de woorden, lijkt de schrijver zich streng tot de negentiende eeuw te hebben willen beperken. Aan opzettelijke anachronismen, geestig dan wel choquerend bedoeld, moet hij een hekel hebben, onbedoelde anachronismen zal de lezer niet makkelijk ontdekken. In de recentste literatuur, althans het spraakmakendste deel daarvan, draait alles om het schrijversego, in Publieke werken is de schrijver ver te zoeken; een klein fotootje achterop ja, in de tekst zelf schittert hij flaubertiaans door afwezigheid.
Dit is een boek dat zich op geen enkele manier met het literaire wereldje, met grachtengordelroddel en columnistenijdelheid, encanailleert. Op geen enkele manier, dat wil zeggen: louter door distantie. Heel letterlijk, het boek begint zo: ‘Waar wij vandaan kwamen, daar was het graven nat. Dan voeren we uit, beugelen uit de bok, dan volterug, het veen tot turf te drogen zetten.’ Een bok is een platboomd vaartuig, zegt Van Dale; beugelen betekent onder meer veen baggeren. We bevinden ons in omstandigheden die anno 2000 haast niet meer voorstelbaar zijn, maar waar de auteur ons schijnbaar moeiteloos met alle zintuigen in trekt: de duistere, onzekere, bijna rechteloze en doodarme wereld van de turfgravers in het Drentse veen.
Het perspectief ligt hier, in de proloog, bij een jongetje van tien, die 's avonds laat in zijn donkere bedstee naar de op gedempte toon gevoerde gesprekken van zijn vader, moeder en grootvader luistert. Het gaat om een joodse familie, Benjamin geheten, maar afgezien van de grootvader, die nog leeft naar thora en traditie,
Thomas Rosenboom (°1956)
Foto Reinier Gerritsen.
noemen zij zich allang Bennemin, ‘onze naam was met ons geloof na zoveel jaren en zoveel graven afgesleten en stomp geworden als onze veenschoppen.’ Deze regels staan vlak achter een paar zinnen waar de uitzichtloosheid van dit bestaan schitterend, want op haar verschrikkelijkst wordt geformuleerd: ‘Niemand ging naar het veen, je kwam erterecht. Je klom er niet naar op, je viel er uit een ander leven in neer, als een afgebroken tak, en zulke takken raakten gauw hun eigenschappen kwijt. Ze kregen allemaal dezelfde kleur, gingen lijken op alle andere takken die er al eerder in gevallen waren, daarna leken ze alleen nog maar op veen, tot ze tenslotte ook die eigenschap verloren: dan waren ze zelf veen geworden.’ De lezer die uit is op een zich binnenstebuiten kerende schrijversziel, moet op zijn laatst na deze regels, aan het eind van de eerste bladzijde, in de gaten hebben dat dit boek niets van zijn gading zal bevatten.
Maar het bijzondere van dit boek schuilt niet alleen in Rosenbooms objectiverende houding tegenover de historische stof. Bijzonder is, in het algemeen, de superieure, want haast achteloze manier waarop hij zowat alles wat de moderne roman aan vrijheden heeft opgeleverd negeert. Publieke werken is een strikt chronologisch opgebouwde, in alle opzichten samenhangende roman die duidelijk naar een climax toewerkt; alleen zuiver compositorisch al breekt hij met de gedachte dat elke lineariteit fictief, elke hiërarchisering van gebeurtenissen onmogelijk zou zijn geworden. Alles draagt bij aan de dreiging van een catastrofale ontknoping, maar vrijwel niets is voorspelbaar: pas met terugwerkende kracht krijgen de talloze motieven en thema's hun volle betekenis.