‘content’ m.a.w. en bij uitbreiding de media - zonder meer essentieel. Dat aanbod van waardevolle inhoud moet gegarandeerd worden en vrij beschikbaar zijn. Het adjectief ‘waardevol’ mag bovendien in geen geval eng worden gedefinieerd. Informatie, educatie en ontspanning aangeboden krijgen in de eigen taal, of specifieke cultuurbenadering, is even waardevol voor de scholier en de fabrieksarbeider als voor de hoogleraar en de bedrijfsleider. Het kan of mag met andere woorden geen eng-elitaire benadering worden.
Wat het technologisch medium ook moge zijn, de burgers hebben recht op de mogelijkheid tot vrije toegang tot de media. Het is de publieke omroep die hun vandaag die mogelijkheid waarborgt. In de toekomst zal dat des te meer nodig zijn.
Indien de culturele diversiteit van Europa als een activum wordt beschouwd, zal de invloed van de technologische convergentie op het onderwijs en op de educatie in het algemeen, altijd beperkter zijn dan in een uniforme culturele omgeving.
De grote verscheidenheid van talen zal beperkend werken en zal vaak de grote talen bevoordelen om de inhoudelijke convergentie tot stand te brengen. Er zullen dan ook bijzondere inspanningen nodig zijn om de culturele eigenheid enerzijds te beschermen, maar anderzijds ook via ‘grote’ talen of andere dragers te verspreiden.
Pogingen om de communicatie tussen mensen te bevorderen zijn - vanzelfsprekend - altijd lovenswaardig, maar dan moeten, afgezien van economische overwegingen, ook kwalitatieve normen gehanteerd worden. In de eerste plaats het erkennen van de waarde van culturele diversiteit. En als dat een zekere economische inefficiëntie met zich meebrengt, dan moeten we die prijs maar betalen. Hij zal ruimschoots gecompenseerd worden door de geestelijke rijkdom die we bewaren en ontwikkelen.
Een en ander brengt mee dat functies die door de nationale overheid in de Europese context als van algemeen belang werden gedefinieerd, in geen geval mogen worden ingeperkt of uitgesloten in naam van de technologische convergentie. Bij een introductie van voorwaardelijke (lees: extra te betalen) systemen van toegang tot de audiovisuele media, een vrije verkoop van frequenties of een onvoldoende of overbescherming van intellectuele eigendom is dat risico allicht niet denkbeeldig.
De bezorgdheid voor de klant moet ook voor ogen staan bij de overschakeling van de analoge naar de digitale technologie. Er mag daarbij niet alleen rekening worden gehouden met de belangen van het bedrijfsleven of de consument. De burgers hebben allemaal recht op toegang tot ‘inhoud’ of andere universele dienstverlening binnen hun eigen culturele omgeving.
Bij de toewijzing van frequenties moet, ook bij convergentie, voldoende rekening worden gehouden met de prioriteiten die de nationale overheden op