Ons Erfdeel. Jaargang 43
(2000)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe Belgische staatshervorming revisitedHet Belgische staatshervormingsproces is steeds begeleid geweest door de publicatie van talrijke studies. Recentelijk werden er twee aan de omvangrijke lijst toegevoegd. De Gentse emeritus en bekende constitutionalist R. Senelle bracht met de hulp van twee collega's de vrije tribunes samen die hij tussen 1979 en 1998 voor De Standaard schreef over de groei van de unitaire naar de federale staat. De vroegere hoofdredacteur en nu uitgever van diezelfde krant, Dirk Achten, schreef een verfrissend essay, waarin hij de lezer uitnodigt tot rationeel denken over het Belgisch Probleem. We kennen de verdiensten van R. Senelle: telkens wanneer een belangwekkend juridisch probleem op de agenda van de staatshervorming stond, schreef hij een deskundig analyserend artikel en liet hij niet na zijn eigen visie te geven, waarmee in bepaalde politieke kringen terdege rekening gehouden werd. Het is dus zonder meer nuttig dat we voortaan deze stukken in een boek kunnen terugvinden. De auteurs verdeelden de vrije tribunes over een tiental hoofdstukken, waarin telkens een thema behandeld wordt. Het heeft het voordeel dat we Senelles visie op thema's als natievorming, taalwetgeving, constitutionele organisatie, financiën en internationale betrekkingen gesystematiseerd te lezen krijgen. Vrije tribunes van een gezaghebbend constitutionalist als Senelle spelen ontegensprekelijk een rol in verschillende fases van het politieke proces. Ze horen met andere woorden thuis in een bepaalde politieke context. Door de bijdragen uit hun chronologische kader te halen, verliezen ze echter voor een belangrijk deel hun betekenis als politieke bron. Het boek zou dus aan bruikbaarheid gewonnen hebben, indien de auteurs zich ook met de contextgegevens bezighouden hadden. Het literaire genre dat Dirk Achten voor zijn boodschap koos, is voor de lezer hoogst aantrekkelijk. Het is een zakelijk, vlot geschreven, maar ook ontnuchterend betoog geworden, zonder franjes, waarin de analyses in al hun scherpte geformuleerd worden en de auteur zonder enig taboe zijn conclusies trekt. Essays hebben het voordeel dat ze de boodschap bijzonder helder kunnen overbrengen, maar ze lenen zich uiteraard minder goed voor grondige, genuanceerde ontledingen. En dat is ook hier het geval. Beide auteurs zijn zeer overtuigde voorstanders van de autonomie van Vlaanderen. In de epiloog die Senelle aan zijn boek toevoegde, moffelt hij deze visie geenszins weg. Hij ziet de evolutie in de richting van de deelstaat Vlaanderen gaan en hoopt dus dat aan Franstalige zijde een evenwaardige structuur tot stand kan komen, zodat België een federale staat met twee deelstaten kan worden. Fiscale autonomie, een eigen gezondheids- en welzijnsbeleid en de opheffing van beschermende maatregelen voor de minderheden staan dan ook centraal in zijn visie op het komende staatshervormingsproces. Achten gaat verder dan Senelle Voor hem is België helemaal een afgelopen zaak. Vlaanderen is een politieke gemeenschap geworden die een plaats in Europa heeft verworven en België niet echt meer nodig heeft. Omdat het alle ingewikkelde dossiers nog moeilijker maakt, ligt het Belgische nationaliteitenprobleem aan de basis van de onbestuurbaarheid van het land. Ook om die reden is België dus een gepasseerd station. Uit het feit dat de relatie tussen Vlaanderen en Brussel een radicale oplossing in de weg staat, trekt Achten de logische conclusie. Zijn essay gaat dan ook in hoofdzaak over de wijze waarop deze relatie moet veranderen. Senelle laat de Brusselaar vrij om tussen de beide gemeenschappen te kiezen. Voor Achten is er in het autonome Vlaanderen eigenlijk geen plaats meer voor Brussel, laat staan dat de stad nog als hoofdstad zou fungeren. Achten stoelt zijn negatieve visie op Brussel ontegenzeggelijk op een aantal pertinente analyses: de achteruitgang van de Vlaamse aanwezigheid in Brussel, de beperkte resultaten van het beleid om Vlamingen aan te trekken, het zeer ingewikkelde karakter van het | |||
[pagina 154]
| |||
Brusselse bestuurlijke model, de geringe Europese en internationale impact, de problemen die door de gemeentelijke ‘baronieën’ worden veroorzaakt, etc. Hij maakt vervolgens brandhout van de klassieke stellingen van de Vlaamse Beweging inzake Brussel. Het Brussel dat heroverd moet worden door de Vlamingen bestaat niet meer, stelt hij terecht. Er moet dus verder gedacht worden. Veel verder. België mag als wankele staat vol handicaps niet blijven voortbestaan vanwege Brussel. In het gezamenlijk besturen van Brussel door Vlamingen en Franstaligen ziet hij al evenmin heil. Als de Belgische context wegvalt, dan kan er volgens hem wel een samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en Brussel tot stand gebracht worden, ditmaal echter op basis van een realistische inschatting van beider belangen. Zowel Vlaanderen als Brussel zullen daar beter van worden. Ik zei het al: Achtens essay is hoogst provocatief en dwingt dus tot reacties.Ga naar voetnoot1 Zo wil ik er allereerst op wijzen dat hij Brussel herleidt tot zijn Belgische verschijningsvorm. Het aantal grootsteden met verschillende (taal)gemeenschappen is echter wereldwijd verspreid. Bekeken vanuit dit comparatief perspectief, krijgen de Brusselse problemen dan ook een heel andere dimensie. De Brusselse politieke constructie is bovendien nog jong. Ze verdient dus enig krediet, zeker als we merken dat er de laatste jaren verschillende positieve impulsen werden gegeven om de leefbaarheid van de stad te verbeteren. Ook de troeven die Brussel als financieel en economisch centrum en als Europese en internationale stad voor Vlaanderen heeft, worden sterk onderbelicht. Dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest financieel onvoldoende afgestemd is op die verschillende functies, lezen we evenmin. En dat het Gewest te kampen heeft met enorme contrasten in welvaart en ontplooiingsmogelijkheden en dus met een groeiende polarisatie tussen rijke en arme bevolkingsgroepen, wordt al evenmin in rekening gebracht. Achten blijft ook onvoldoende stilstaan bij de wijzigingen die zich op het taalculturele vlak aan het voltrekken zijn. Het hedendaagse Brusselse taalbeeld kan niet langer benaderd worden vanuit een Nederlandstalige-Franstalige verlies-winst situatie. De Frans-eentalige gezinnen nemen niet toe, de twee- en meertaligheid wel, terwijl de status-verschillen tussen Nederlands en Frans aan het verdwijnen zijn. In bepaalde Franstalige kringen heeft men begrepen dat Nederlands kennen een factor van sociale mobiliteit is geworden. Het groeiende aantal leerlingen uit anderstalige gezinnen in het Nederlandstalige onderwijs is er een bewijs van. Er worden met andere woorden nu generaties gevormd die in het Nederlands spreken niet langer ‘een agressieve daad’ zien. En Achten overtuigt mij al helemaal niet als hij vooropstelt dat Vlaanderen gebaat zal zijn bij (losse) samenwerkingsverbanden met Brussel. De sociale dynamiek van geformaliseerde, institutionele banden mag immers geenszins onderschat worden. Het denken over de relatie Brussel-Vlaanderen zit bovendien al lang niet meer opgesloten in de klassieke patronen van de jaren zestig. De krachtlijnen die in het huidige Vlaams regeerakkoord aangehouden worden en in Vlaams-Brusselse kringen al een hele tijd opgeld doen, getuigen evenzeer van een rationele, realistische aanpak. Het uitgangspunt is echter ondubbelzinnig dat Brussel op economisch, sociaal en cultureel vlak een motorfunctie voor Vlaanderen vervult en dat de Vlaamse provincies belang hebben bij het behoud van Brussel als hoofdstad. Brussel fungeert bovendien als een belangrijke etalage voor de Nederlandse cultuur. De ontmoeting met Frans- en anderstaligen en de culturele verscheidenheid, waartoe Europa een belangrijke bijdrage levert, betekenen ook voor Vlaanderen een reële meerwaarde. Deze meerwaarde wil men realiseren door de Vlaamse instellingen verder te versterken en ze voor iedereen voor iedereen open te stellen. In nauwe samenwerking met de Vlaamse instellingen tracht men bovendien op verschillende vlakken de Vlaamse aanwezigheid te versterken. In deze strategie is Brussel als hoofdstad en dus als werkplaats voor duizenden Vlamingen een heel belangrijk gegeven.
Els Witte
|
|