e.t.q.) laten te weinig zien van de grote gebaren die zij in dit land van kleine gebaren plachten te maken.
Hoe ingetogen en in zekere zin bescheiden het boek echter wil zijn, het vormt in feite een niet alleen knappe inleiding tot de recente geschiedenis maar tevens een soms verrassende bijdrage tot ons inzicht. De vier auteurs, allen gerespecteerde historici met een belangwekkend en snel groeiend oeuvre, zijn erin geslaagd de hun toegewezen tijdvakken op een begrijpelijk-overzichtelijke en tegelijk persoonlijke manier te beschrijven. Al steunen zij, zoals hun uitdrukkelijke bedoeling was en hun annotatie ook bewijst, zwaar op de vele studies uit de laatste jaren, louter samenvattingen of compilaties leveren zij beslist niet. Hun arrangement en behandeling van de stof hebben vaak een origineel karakter en de voorstelling die zij geven is zeker niet banaal.
Het is niet gemakkelijk een boek van vier auteurs tot een eenheid te maken. Wij vinden overigens nergens een verklaring van het feit dat de opdracht niet door één persoon kon worden vervuld. Tijdgebrek? Ver doorgevoerde specialisatie kan de oorzaak niet zijn. Te Velde en De Rooy bewerkten terrein dat zij in vorige publicaties al hadden geëxploreerd. Aerts en Böhl doen dat niet. Hoe dat zij, al maakt het ontegenzeggelijk een wat povere indruk dat er in de heden ten dage rijk bemande en met veel talent gezegende Nederlandse geschiedwetenschap blijkbaar niemand gevonden kon worden die bereid was om het karwei in zijn eentje te klaren, de veelstemmigheid heeft ook voordelen. Ieder immers heeft een eigen geluid laten horen. Aerts die de periode 1780 tot 1848 behandelt en Te Velde die 1848 tot 1917 beschrijft (beiden zijn uit de jaren vijftig geboortig) denken en formuleren duidelijk anders dan De Rooy (1913 tot 1949) en De Liagre Böhl (1945 tot 1999) die uit de jaren veertig stammen. Dat verstoort de continuïteit van het verhaal echter niet, hoewel bij het doorgeven van het estafettestokje wel iets mis gaat en de nieuwe loper eerst een paar passen terug doet voor hij zelf goed op gang komt.
Aerts beschrijft een land dat in de jaren 1780 in een crisis belandde en tot 1848 toe een lange reeks van valse starts en mislukkingen meemaakte. Hij doet dat met distantie en zonder moralisme. Hij legt accenten op verschijnselen die in de historiografie op het ogenblik met frisse inzet worden bestudeerd - de culturele en/of politieke genootschappen, de eigenaardige fluctuaties van het nationale besef, de cultuur van de huiselijkheid in de vroege negentiende eeuw - en zoekt, hoewel geheel volgens het programma van dit boek afhankelijk van de recente historiografie, naar een eigen formulering en rangschikking van het materiaal. Dit is een evenwichtige en bedaarde tekst geworden.
Te Velde volgt met een uiteenzetting over de tweede helft van de negentiende eeuw als het land zijn nieuwe vorm gevonden heeft en zich verder moet transformeren naar de democratische moderniteit van de twintigste eeuw. Net als Aerts geeft hij een zakelijk verslag van de feitelijkheden van de politieke geschiedenis, maar het aandachtigst geschreven zijn ook hier de vele lange passages waarin hij zich wijdt aan de analyse van de mentaliteit of de politieke cultuur. Zo zien we in tafereel na tafereel de etappes waarin de periode verdeeld kan worden, voor ons verschijnen met hun aan de tijdgenoten vaak niet eens geheel bewust, als vanzelfsprekend beschouwde uitgangspunten. In rustige stijl en met veel tact toont hij de lezers de patronen van het laat-negentiende-eeuwse landschap. Hij probeert niet hen in spanning te houden en zij zullen geduld moeten opbrengen om zijn exposés zo boeiend te leren vinden als deze inderdaad vaak zijn.
Piet de Rooy en De Liagre Böhl schrijven een ander soort geschiedenis. Zij hebben meer belangstelling voor het concrete politieke bedrijf zonder de context overigens te verwaarlozen. Hun grote hoofdstukken zijn daardoor wat gemakkelijker leesbaar geworden en voor de beginnende studenten die het boek als handboek zullen gaan gebruiken, waarschijnlijk beter toegankelijk. Toch heeft de lezer niet de indruk dat de eenheid van her werk hierdoor wordt gebroken want ook deze auteurs schrijven een zeer nuchter en volstrekt ondramatisch proza. Levenloos en onpersoonlijk is hun verhaal echter beslist niet, alleen al daarom omdat zij, geheel terecht natuurlijk, bepaalde thema's centraal stellen die hun bijzondere interesse hebben en waaraan zij verhelderende beschouwingen wijden. Ook degene die de materie al enigszins kent, profiteert van zijn lectuur.
In dit goede boek ontbreekt een goed regis-