maanden bij de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen (VAVV). De overheid had besloten dat wie na de middelbare school wenste verder te studeren eerst een jaar in een fabriek diende te werken, of in de VAVV. De Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging vertelt mij dat die van meet af aan baadde in een Nieuwe-Orde sfeer (p. 3595). Ruys' keuze voor de Arbeidsdienst is ingegeven door milieu en college: liever de gezonde buitenlucht dan de ‘promiscue’ fabriek. Arbeid op de akkers ‘ten dienste van volk en land’, waar de arbeider naast de burger staat: het zei de jonge Ruys wel iets. Hij heeft aan die maanden ‘heerlijke herinneringen’ van camaraderie en Spartaanse geest overgehouden en dit ‘soort van retraite’ later nooit verloochend. Als hij de nazificering van de VAVV ziet aankomen, wordt het voor de resterende zes maanden toch de fabriek. Op 28 november 1944, na de bevrijding, verwoest een V2 alsnog zijn ouderlijk huis. Ruys komt van onder het puin gekropen, en verlaat ‘zijn’ oorlog: ‘heelhuids, maar getekend’.
Na de oorlog studeerde hij Germaanse filologie in Leuven (Nederlands en Duits, om tegen de mode in te gaan), en in 1949 werd hij wat hij altijd had willen worden: journalist. Bij De Standaard kon hij beginnen als parlementair redacteur. De Koningskwestie was een goede en bruuske leerschool. De opgang van de journalist is gestaag: in 1955 wordt hij leider van de binnenland-redactie en begint hij hoofdartikelen te schrijven. Vanaf 1952 was hij verbonden aan de dienst Beknopt Verslag van de Kamer waarvan hij in 1983 directeur werd.
In 1960 werd hij politiek coördinator van de krantengroep De Standaard, en in 1975 politiek hoofdredacteur. Na het faillissement van de groep in 1976 speelde hij een belangrijke rol bij de reddingsoperatie. Bij de oprichting van de Vlaamse Uitgevers Maatschappij (VUM) trad hij opnieuw aan als hoofdredacteur, verantwoordelijk voor de politieke lijn, naast Lode Bostoen die de dagelijkse leiding van de krant op zich nam. Ruys leidde de facto de krant dus niet, maar was wel het gezicht ervan. In de praktijk betekende dat dat hij het hoofdartikel schreef dat op de eerste pagina in een ander lettertype werd afgedrukt. Dat was toen nog gebruikelijk.
Ruys leerde afgemeten schrijven, in korte en heldere zinnen. Elke zin moet als een kaakslag zijn, heeft de Italiaanse romanschrijfster Natalia Ginzburg ooit gezegd. Ruys benadert dat ideaal. Hij heeft met zijn bijna dagelijkse hoofdartikelen ook hierin de toon aangegeven. Zijn analytisch vermogen bekoort. Ook in dit boek. Zijn vermogen om iemand haarscherp te portretteren treft telkens weer (men leze de rake bladzijden over koning Boudewijn, Hugo Schiltz, Godfried Danneels en vele anderen). Misschien doet die heldere, vereenvoudigende stijl niet altijd recht aan de complexe werkelijkheid. Ook zij verbergt immers een retorische strategie.
Ruys heeft zich dus verantwoord. Veel twijfels, op zijn houding tegenover Congo na (te optimistisch over het land bij de onafhankelijkheid, te lang vertrouwd op de figuur van Mobutu), heeft hij niet. Hij deed aan politiek, maar niet aan partijpolitiek, ook al zullen velen hem een CVP-gezindheid aanwrijven die hij steevast zal ontkennen. Tot 1955 was de krant volgens Ruys een CVP-krant. Toen kwam er ook een vrijzinnige stroming op. Met de chef van de buitenland-redactie Luc Vandeweghe (die tekende als E. Troch) was hij het politiek vaak oneens. De strijd Ruys-Troch werd door velen gezien als de strijd tussen ‘rechts’ en ‘links’ op de krant. Ruys ontkent. Wat er ook van zij, Ruys had zijn eigen agenda: ‘de belangen van de Vlaamse gemeenschap behartigen met eerlijke informatie, klare duiding, beredeneerde opiniëring.’ In zijn optiek was de Vlaamse ontvoogding een werk van lange adem, veel geduld en diplomatieke handigheid. Telkens moest nagegaan worden welke politieke krachten het best die ontvoogding tot stand konden brengen. Hij behoort tot die journalisten die een vertrouwensrelatie opbouwen met een politicus om veel te weten te komen. Tegelijk moet die politicus weten dat je het vertrouwen nooit zult beschamen, aldus Ruys. Maar de vriendschappelijke omgang mocht nooit het standpunt beïnvloeden.
Zijn favoriete naoorlogse premier, met wie hij de meest open vertrouwensrelatie had, is Wilfried Martens. Ruys omschrijft hem als een eerlijk politicus met een groot verantwoordelijkheidsbesef, gehavend door tegenslagen in zijn privéleven en uiteindelijk genadeloos uitgerangeerd door zijn partij.
Ruys verliet de krant in 1989, ging aan zee wonen en werd zelfstandig publicist. Zijn standpunten werden scherper. Zijn cultuurkritiek