won de NRC-Handelsblad Publieksprijs. De film voert een aantal Nederlandse blauwhelmen ten tonele die vertellen over de muziek die het beste verwoordt wat zij in de oorlogsgebieden waar zij gelegerd zijn geweest, hebben doorvoeld en meegemaakt. Via een korte voorgeschiedenis komt zij terecht bij wat voor de Nederlandse militairen een van de meest pijnlijke episodes in de krijgsgeschiedenis is: de oorlog in het voormalig Joegoslavië en dan met name de val van Srebrenica. De veelal jonge soldaten vertellen verhalen die we al duizend keer op het journaal hebben gezien, en in de eveneens tijdens het IDFA vertoonde Engelse documentaire A Cry from the Grave met bewonderenswaardige nauwkeurigheid gereconstrueerd zagen worden. Maar plotseling krijgen ze betekenis door het feit dat de vrachtwagenchauffeur die tientallen, misschien wel honderd keer langs een door sluipschutters belaagde bergpas reed, dat alleen kon doen terwijl hij keihard naar Knocking on Heaven's Door van Guns ‘n’ Roses luisterde. Het is een beetje een sentimentele hardrockuitvoering van Bob Dylans klassieker. En Honigmann filmt de jongen onbeschaamd terwijl hij er nogmaals naar luistert en volkomen in zichzelf gekeerd nog een keer beleeft wat de toeschouwer met hem meebeleeft. Niet helemaal, want wat hij echt heeft gezien en welke doodsangsten hij echt heeft uitgestaan, kunnen we ook na zijn schokkende getuigenissen alleen maar vermoeden. Maar de kracht van Honigmanns film is dat zij de afstand tussen nabijheid en vreemdheid bijna ongemerkt weet te verkleinen. Het gaat nauwelijks meer over oorlogen, maar over existentiële ervaringen, die ieder mens, met zijn eigen particularia kan invullen.
Zowel Honigmann als Appel zijn in hun films als interviewer aanwezig. Appel als een niet al te kritische verslaggever, Honigmann in de traditie van de buitenstaander die de domme vragen mag stellen. Ze maken geen gebruik van andere documentaire middelen, zoals voice-over
‘Crazy’ van Heddy Honigmann ontving de NRC-Handelsblad Publieksprijs.
of commentaarstem. Op gelijke mate moeten de beelden van hun films, en de manier waarop ze gerangschikt zijn voor zichzelf spreken.
John Appel heeft een niet onverdienstelijk portret afgeleverd. Heddy Honigmann daarentegen is erin geslaagd om de ziel van haar hoofdpersonen te schilderen.
Intussen lijkt de geëngageerde documentaire, die sociale misstanden aan de kaak wil stellen of politiek richting geven in onbruik geraakt. Evenals het filmische essay dat de wereld ons heen probeert te duiden. De huidige documentaire beeldt een vertrouwde wereld af zoals je je hem toch al voorstelde. De volkszanger blijft een proleet op sloffen, de Russische boer een personage uit een negentiende eeuwse roman, de Amerikaanse zigeunerkoning een verlopen man met een pot vol goud. Het zijn het soort films, waarvan Werner Herzog, de samensteller van de IDFA Top 10 van 1999 zou hebben gezegd dat ze de toeschouwer degraderen tot een toerist in het land van de feiten. De documentarist daarmee reducerend tot een reisleider die je in tachtig dagen om de wereld moet jagen.
IDFA bracht in de laatste editie van de twintigste eeuw een hommage aan de persoonlijke, soms zelfs wat kritiekloze en navelstaarderige non-fictiefilm, zoals een Nederlandse krant schreef. Een tendens die zich overigens uitstrekt tot in het domein van de overige kunsten.
Dana Linssen